Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] [Landschap: boomen van licht, bij 't óp-stralende blaken] Landschap: boomen van licht, bij 't óp-stralende blaken van zonne-vlakken, in schettren, scherp, op de daken; en óm: de zware tocht van stroomen, - wijde stroomen gekomen tot een meer als van glooiënd goud-laken. Neêr, door het goud-doorzegen blaauw, geeselen striemen van schelle klaart die 't heil van open lichten lacht, en de aureate horizon van breede pracht schijnt in een purpren wrong de aarde óm te willen riemen. Zie: vogels draaiën gek door 't golpend zonne-zijn dat giet zijn stralen-brand van woeste licht-orkanen. En enkel déze vreê: de vreê der staat'ge zwanen op 't peerlen-telend vlak van 't welig meer-gedein... - o Lente, die daar tiert in 't vreugde-hijgend streven; Lente, blij-flakkrend zijn van wijdsche heerlijkheid; Lente, die 't broeiënd vuur van 't bremstig gloren zijt dat ik, tot zang en daad, door hoofd en hand voel beven; Lente, o Lente in de macht van gloed-zaaiënde goden; gierend uw wellust bij het zwoegen van uw willen: ik, zat van nieuwe zon en vreugd-schaetrende gillen, zinge u Hymnen van goud, gulzig-wassend als Oden! Vorige Volgende