Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Zang om de lente De laatste stralen - waze waaiër, vage stavend in de effen harmonie van roze - héen-gekwijnd, nu heeft de schuine schijn der zon zich uit-gelijnd: oranje glorie-stad geteekend tegen de' avond. Wijd, in een purpren wade, baadt de maagdlijke aard als in een breede zee van vrede en van vergeten. Ver, aan de grenzen van de vlakten ongemeten, staan zwaai-stil, stam aan stam, de boomen paars geschaard. En ál-om: rust, met iets van staêg-geweven beven, en iets als adem, warm gedragen in die rust. - o Ginds die glorie-stad haar gloren onbewust... o Gansch die slapende aard vergetend dat zij leve... En ál-om: lange stilte in rythmen, wijd-gebreid 'lijk 't slagend aedmen-gaan uit wiegen, dons-gedoken... - Een vrouwe heeft haar wijdsch en slaap-zwaar haar gebreid; hare oogen heeft ze, moe van sluimren, traag ontloken; haar handen heeft ze naar de glorie-stad gestoken. Vorige Volgende