Nagelaten gedichten
(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 38]
| |
Ik weet dat ik mijn dood bereid...aant.Ik weet dat ik mijn dood bereid, wanneer ik wil
dat ik van schoonheid slechts, als eenig heul, zal leven.
Maar, waar gij mij dit heul een enkle stond kunt geven,
doe dat ik sterve, o Dood, en mijn begeeren stil.
Ik weet dat ik niet scheppen zal, dan door 't bereiken
der vrijheid die mijn ziel heure aardsche grenze ontknecht.
Gedoog dan, God, dat ik mijn scheppings-daad beslecht
door met mijn bloed de schaal des lijdens te verrijken.
- Doch eischt gij, Dood, die weet wat mij te wachten staat,
dat ik mijn leve' in leelijkheid en leêgheid slijte;
- groef gij, mijn God, opdat 'k me-zelf mijne onmacht wijte,
dees bittre plooien, strak en stroef, in mijn gelaat:
o laat dan toe, gij Dood, dat ik mijn hunkren loone,
mijn schoonheids-hunkren met de speren van mijn spot;
verknecht mijn rooden scheppings-drang, maar geef, o God,
dat ik mijn knechtschap in mijn woede-woorden hoone.
|
|