Nagelaten gedichten(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Fragmenten uit ‘Het Gelaat des Dichters’ (1910-1916) [pagina 33] [p. 33] Beschouw dit grauwend aangezicht... Beschouw dit grauwend aangezicht. Gij zult er vinden de dorre voren die er 's levens kouter sneed; den lach van hem die lijden wilde, en níet en leed; de grijns van wie niet minnen wou, en ímmer minde. Aan iedren mond-hoek starde in schamperheid zijn kreet; een poel, is roerloos 't oog; en 't voorhoofd, klaar, toont in de kalme effenheid welke al begeeren weet te binden, hoe elke zoen er het de sporen van een beet. Beschouw; - en sluit uw oog daarna. Maar laat er zwellen de meêlij-tranen die ter dichte wimpren wellen; en bid; en zeg: ‘Deze is gekoren en gedoemd; want hem, die dús het lijdens-teeken werd beschoren, is onder dezen die, voor de eeuwigheid geboren, de doolaards zijn, die men gevallen englen noemt.’ Vorige Volgende