Nagelaten gedichten
(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
Verzen
| |
[pagina 5]
| |
O God, ik heb den geur der vlieren...aant.O God, ik heb den geur der vlieren om me henen,
en mijn hart - God, gij kent zijn lijden, en Ge weet
hoe vaak het, schoon gelate', in pijn zijn dagen leed -,
is als een appel-boom, met pralend licht omschenen,
die blij zijn branken breidt, waar roze en blank vereenen
hun perel-kleuren in 't teêr weemlend bloemen-kleed...
Zoo is mijn vrucht-zwaar hart een vreugde-boom, en breed
is om zijn kruin de vlieren-geur'ge dag verschenen.
O God, die glanzend thans van aangezichte zijt
bij dezen zomer-dag vol rechte honig-geuren;
Gij, die Uw rijke hand ter zegeninge breidt
en mij naar 't hel gelaat des zomers 't hoofd het beuren,
- o God, maak mijne dage' een dag als dezen, wijd
gelijk een groot paleis met zonnig-open deuren...
|
|