De lantaarn
(2002)–Pieter van Woensel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Van de kinderteeltaant.'t Is oneindig moeilijk iets nieuws te zeggen over iets, waaraan zoveel eeuwen gearbeid, maar waarover altijd nog veel meer gesproken wordt. In alles behaagt mij de afwisseling. Ik haat niets meer dan oudbakken kost. Laat anderen, als dat hun vermaakt, bewijzen, dat het 's middags om twaalf uur dag is. 'k Zal hen niet van hun stokpaardje stoten, 't Mijne is 't bijzondere. En waarlijk raakt men daarmee misschien niet verder weg van de waarheid (ruik ik hier een snufje verwaandheid?) dan met te lopen over 't gebaande pad. Op gevaar af ketterachtige waar op de markt te brengen, wil ik liever van de geprivilegieerde weg afwijken, dan rechtzinnig anderen en mijzelf vervelen. Een behaaglijke nieuwe dwaling is mij welkomer dan een verlepte waarheid. De geaccepteerde meningen van een volk komen voort uit de fabriek der staatkunde. Gaat men bij haar ter school, bestendig zal men horen preken: vermenigvuldigt u. Dit mag voor een staat, als een lichaam beschouwd, voordelig zijn; maar of dit net zo is voor de particulieren, en in hoever zich hiertoe hun plicht uitstrekt, is wat wij een ogenblik gaan onderzoeken, of juister, is iets wat wij aan het onderzoek van de lezer gaan voordragen. Dit onderzoek zal voor hem minstens zo belangrijk zijn, als dat naar genotmiddelen of vakantieoorden. Ik geef graag toe dat men de leer der vermenigvuldiging met gretige oren inzwelgt, wanneer men, in de eenvoudige staat der natuur, op 't land levend, uit haar milde schoot, gemakkelijk een ruime tafel bereiden kan, waaraan de mens zijn weinige behoeftes voldoen kan. Maar wanneer hij, van die eerste eenvoudigheid afgeweken, zijn nu vermeerderde noden niet, of niet dan met de uiterste moeite, en met gevaar van gebrek, voldoen kan, dan mag men onderzoeken, of hij die lust tot vermenigvuldiging zonder grenzen moet, of mag inwilligen. | |
[pagina 27]
| |
Of hij moet? 't Huwelijk, ontdaan van de omslag door de priesters daaraan vastgemaakt, is zeker de staat die de mens 't best past. En iedere man moet een vrouw nemen: wat omdat 't getal der mannen en vrouwen ongeveer even groot is, maakt dat alle plaatsen bezet zijn. Indien dus de mens aan zijn natuurlijke bestemming voldeed, zou de bevolking van onze aarde gelijk blijven, wanneer uit ieder huwelijk iets meer dan twee kinderen geboren werden. Maar omdat onder andere de krijgsdienst een miljoen mannen aan de gehuwde staat ontrukt; omdat legio jonge, en meer dan jonge heertjes (om wie, het zij in 't voorbijgaan gezegd, te onderhouden, een aantal meisjes eveneens haar roeping tot 't huwelijk mist, of wier praktijken heel wat huishoudens opblazen) verkiezen zich de last des huwelijks van de hals te schuiven; met andere woorden, omdat er in dit leger zoveel verlofgangers, verlofgangsters en vrijwillige invaliden zijn, moet daarom de rest dubbel dienstdoen, of gratis wachtlopen? of heeft mijn vriend X het aan 't rechte eind, wanneer hij beweert, dat ieder individu betaald heeft wat de natuur kan vorderen, zodra hij of zij slechts één ander in zijn of haar plaats achterlaat, tegen de tijd dat de dood ze komt aflossen? Of hij mag? Er was eens een koopvaardijschipper, gewoon in zijn soepketel water te gieten, naar gelang 't getal der gasten toenam. Maakte hun komst 't vleesnat krachtiger? Wiens vermogens niet verder reiken dan het tot stand brengen van een paar kinderen, bederft die de hele hutspot niet, indien hij er een half dozijn voortteelt, en hebben de oudsten enig schijn van recht over de quasi-wulpsheid van hun ouders te klagen? Doet een hovenier verstandig, die de lastige vruchtbaarheid der natuur in de wielen rijdt, en de overtollige vruchten nog jong afsnijdt, om de overige des te beter te doen slagen? Dit probleem is door verschillende volkeren gevoeld, maar de middelen daartegen gebezigd, moeten iedereen tegen de borst stoten. Er is een beschaafd volk (tenminste hield het zich | |
[pagina 28]
| |
ervoor) geweest, waarbij de vader de kinderen, die hem te veel waren, voor oud vuilo op straat wierp. Dit onbarmhartig gedrag is veel minder te verschonen, dan dat van een ander volk, bij hetwelk de volkrijkheid gezien de grond die het tot zijn beschikking heeft, zo groot is, dat de vrees om van honger te sterven, de staat een wet heeft doen maken, die de ouders verplicht de kinderen boven een zeker getal aanstonds bij de geboorte te smoren...o Daar zit ik nu met iets onoplosbaars, en ik blijf er zeker tot het toekomende jaar mee zitten. Hopelijk kan ik dan alsnog een dragelijke oplossing verzinnen voor een dilemma en een probleem dat door velen gevoeld wordt, maar waarover weinigen durven klagen. | |
[pagina 29]
| |
|