De Lantaarn voor 1800
(1800)–Pieter van Woensel– Auteursrechtvrij
[pagina 134]
| |
George de Derde,
| |
[pagina 135]
| |
Hoe nu ook de Tijd de gebeurtenissen door elkander heen haspelt, toch kan hij ze niet van elkander afhaspelen. Zij volgen de eene de andere, niet als de menschen bij eene lijkstatie elkander volgen, ook niet als een boot volgt het schip, waaraan het op sleeptouw ligt, maar als... als het kuiken volgt het ei, waarin het ligt opgeslooten; en - let wel op! deeze remarque is juist en vrij nieuw, hij die veel doorzicht heeft, kan dikwerf reeds in het tegenswoordige zien tot in toekomende; even als een ontleedkundige in de afgesponnen pop zien kan het toekomstig kappelletje. Maar met alle die speculatiën, met alle die drukte, hadde ik bijna vergeeten Zijne Koninglijke Majesteit, George III, Koning door Gods genade, (en in zijn toorn) zo als boven, dien ik voorneemens ben, in dit morgen-uur, mijne Vrienden! ten uwen plaisier, warm uit de pan te bedienen. Het zoude wat omslachtig zijn, in de ontwikkeling der ketting van de waereldsche gebeurtenissen op te klimmen tot de Eerste Schalm, of in 't duister te morrelen na de Kram, waaraan die ketting haakt. De Schalm, waarbij ik denk' te blijven staan, is zijne Majesteit, de Koning van Groot-Brittanniën. Wijle haar Rus-Keizerlijke Majesteit, Ca - | |
[pagina 136]
| |
tharina II, (Lezer! ik breng u in goed gezelschap) arbeidde, gelik de Finantiën van Rusland dit weeten, met veel lust aan de voortteeling. En evenwel zal niemand, die de historie van haare regeering gevolgd heeft, ontkennen, dat die regeering niet een millioen menschen aan ons geslacht gekost heeft. Maar dit alles heeft geen handwater bij de verwoesting, die mijn Engelsche Held verspreid heeft over den aardbodem, en waar van hij eigenlijk de Uerheber is. De vorige oorlog met zijn rijk, de tegenwoordige oorlog met het zelve, het onmeetbaar menschen-bloed, het geen de Revolutie in Vrankrijk deedt stroomen, het ongeluk van mijn arm vaderland, en misschien de ruïne van zijn eigen land, alles staat op zijn kerfstok, ter zijner verantwoording. Millioenen van ongelukkigen mogen roepen om wraak over deezen man, hunnen vernieler.-- Waren niet de Amerikaansche Onlusten de kiem, waaruit alle de rampspoeden van het tegenswoordig geslacht gebooren werden? - En welke waren de oorzaaken dier onlusten? Misschien zal iemand zeggen: ‘voorgaande oorlogen.’ Neen, Vriend! zou ik 'er op antwoorden, die oorlogen hadden zeer wel gevoerd kunnen geweest zijn, zonder deeze onlusten. Het zit 'em daar niet. Luistert toe, hoe ik, onder verbeetering, deeze zaak inzie. | |
[pagina 137]
| |
De oorlogen, welke die onlusten voorafgegaan zijn, hadden de Finantiën van Engeland uitgeput. Om deeze vervallen staat van zaaken te herstellen, vondt de regeering van Engeland oirbaar, zijne toenmaalige Amerikaansche Coloniën te doen draagen in de algemeene lasten. - De menschen hebben overal den mond vol van braafheid, vaderlandsliefde, (op zijn Engelsch, public spirit) maar als 't aankomt op 't afschuiven, trekt men malle gezichten. (Zie dat van den Heer c. Zip , tegen over bladz. 102.) Zeker was 't kind zedert lang ongewoon aan 't moederland iets te geeven, en dit maakte deeze nieuwigheid nog haatelijker. Met dit al was deeze maatregel der Engelschen wijs en billijk. Na eenig gehaspel begreep men ook de redelijkheid 'er van in Amerika. Maar, spraken de luiden van dat land, is 't billijk, dat wij dragen in de algemeene lasten, zo is 't ook redelijk, dat wij genieten de algemeene voordeelen; dat is, dat wij Amerikaanen, zo min als de Engelschen, bezwaard worden met belastingen, zonder geholpen te hebben die zelve te voteeren; dat is, zonder onze Afgevaardigden te hebben in 't Lagerhuis van Engeland. En waarom toch wilde Zijn Majesteït niet treeden in zulke redelijke vorderingen? Misschien zal 't u bekend zijn, dat de Engelsche, | |
[pagina 138]
| |
in naam eene vrijë, maar indedaad eene despotieke regeering is; des te despotieker, daar die regeering den schijn heeft van vrij te zijn. Door buitenspoorige rijkdommen, door het recht van te begeeven een heirleger van civiele, militaire, en daar onder zeer lucratieve, posten, heeft de koning van Engeland zich eene zo vaste, doorgaande, zekere meerderheid van stemmen weeten te verkrijgen in 't Lagerhuis, dat al wat hij begeert, daarin doorgaat; en zulks met des te meer vertrouwen, daar de natie zich niet durft vergrammen over 't geen de natie schijnt te voteeren. Zo nu de Koning den Amerikaanen verleend hadt de vrijheid van Leden te mogen zenden in 't Lagerhuis, in reeden der bevolking van hun land, begrijpt gij en ik ook, dat door deeze recruteering van onafhanglijke, onomgekogte, en misschien onomkoopbaare menschen de Koning aanstonds de meerderheid voor hem zou verlooren hebben, en een Koning geworden, zo als de Constitutie van Engeland medebrengt. 't Is alzo niets anders dan de ongeöorloofde heerschzucht des Konings van Engeland, welke de geboorte gaf aan de scheuring van Amerika van zijne Stiefmoeder Q.E.D. Uit dit stinkend nest broeide de voorlaatste Engelsche oorlog, die den eersten slag gaf | |
[pagina 139]
| |
aan ons welvaaren, die aanleiding gaf tot onzen ellendigen burger-oorlog, die de Finantiën van Vrankrijk, door het voeren van een kostbaaren oorlog, geheel uitputte; uitputting, welke de Fransche Revolutie, en met die Revolutie eene series malorum in infinitum in de waereld bragt. Van alle deeze ongelukken klaag' ik u, George III, bij het tegenswoordig en de toekomstige geslachten aan, als de eenige oorzaak; gij alleen draagt 'er de schuld van: en zij, die willen schuiven uwe wandaaden op reekening van uwe Ministers, zijn zo wijs' als de honden, die, geslaagen wordende, in den stok bijten; want gij zijt alléén de man, die uwe Ministers afzet en aansteld. En nu, mijn Vriend Job , gekwelder gedachtenisse, roepe ik uwe welspreekendheid in, om lucht te geeven aan den wrevel, die mij bezielt tegen deeze ellendeling. Staa vast!
De dag vergaa, waarop hij gebooren is, en de nacht, waarin men van hem zeide: ‘een knechtske is ontvangen.’ Die nacht zij een' eeuwige duisternisse! zij eensaam, dat 'er geen vrolijk gezang inkome! Hem vervloeken alle die vervloeken! - Verwenscht zij zijne moeder, om dat zij niet geslooten heeft de deuren haares buiks, en zijne oogen belet heeft te zien het licht des daags! om dat hij niet gestorven is van de baarmoeder af! Want zonder deezen zouden wij nederleggen en stille zijn, en 'er zou ruste zijn over de aerde. |
|