De Lantaarn voor 1796
(1796)–Pieter van Woensel– Auteursrechtvrij
[pagina 184]
| |
Een woordje ter afsmeekinge eener Politieke Tolerantie.Van onze voorvaderen zijn wij de posteriteit, even als de na-neef 't de onze zal zijn. Nu is 't onder de posteriteiten eene oude mode zeer flegmatiek te zijn, en de gebeurtenissen veel koudbloediger gade te slaan, dan de ooggetuigen en tijdgenooten. Zo belgt ons met reeden de voorvaderlijke dorperheid en slechtheid, daar zij midden in een oorlog, ondernomen uit haat tegen den conscientie-dwang, uit liefde voor vrijheid van godsdienstige begrippen, elkander om 't verschil van die begrippen 't leeven, en 't land hunner inwoninge verhaat maakten. Zo blies men dan ook al oudtijds heet en koud uit éénen mond! Nimmer had ik gedroomt de nauwe vermaagtschap, die 'er is tusschen den religie- en den regeerings-oorlog: maar de ervaaring is de beste, niet de best-koopste matres. In beiderlei gekijf schijnt Mr. Bombario eene hoofdrol te speelen. - Wenschelijk ware 't, dat dit voorouderlijk wangedrag den na-neef behoedzaam en wijzer maakte. Moeijelijk zou 't vallen eenen Bolingbroke Ga naar voetnoot(*) dupe te maaken. Zo de burgeroorlogen zijn voor eene natie, wat de dronkenschap is voor een individu, en zij haar karakter moedernaakt uitkleeden, schijnt de groote hoop - en deeze maakt 't meeste geraas - gedoemt te zijn tot eene eeuwigduurende slechthoofdigheid en slechtheid. - In den religie-oorlog is 't deuntje zonder eind God en Godsdienst - in den regeerings-oorlog Vaderland en Vrijheid. 't Is van groot aanbelang zich te doordringen van deeze nutte waarheid, dat beide deeze oorlogen hunne dweeperije en hunne stuipen hebben: op dat de | |
[pagina 185]
| |
nadenkenden, bekend met de ijsselijkheeden van den eersten, hunne harten en handen niet bezoedelen met die van den laatsten. 't Ongeluk wil maar, dat door redeneeringen te willen geneezen luiden, werkelijk geëlectriseert van deeze epidemische stuipen, even zo veel is als eenen krankzinnigen voor te willen leezen een kapt. van Locke over 't Menschelijk Verstand; en och jammer! wanneer die stuipen zijn bedaart, is 't alles vijgen na Paaschen! - ‘'t Is gemaklijker, zo sprak voortijds Descartes , zijn eigen huis met eige handen in brand te steeken, dan zich geheel vrij te maaken van vooroordeelen’; en in tijden van burger-twisten, is 't nier moeiielijker zich zelven de neus aftebijten, dan te blijven buiten den invloed der hartstogten. Even als in pest-tijden de uitvloeizels (effluvia) der kranken de vochten der ook gezondsten aansteeken, alzo doen 't de driften onze ziel, ten tijde der politieke orkaanen. Ook is 't zeer nuttig zich te doordrrngen van deeze heilzaame waarheid; nuttig boven al voor hun gezeeten in 't rechter-gestoelte, ten einde de rechters te doorweeken van voorzichtigheid, bij foute van welke zij misschien zich verbeelden mogten, bestiert te worden door de zuivere reeden, daar zij indedaad volgden de heimelijke, onbewustere oorblaazingen eeniger stinkende passie. - Vraagt den ijverigsten drijver, den luidsten kraaijer, den dweepzieksten politiek, of hij een vriend is van de tolerantie en vrijheid? en hij zal schreeuwen ja; maar ziet zijne daaden! Op heden 1mo November 1795 voelt (voor 200 jaaren was dat voelen wat stomper!) 't gansche Nederl. Publiek de ongerijmtheid, de slechtheid, de wreedheid, de ziel zijns evennaasten door decreeten, willekeuren, geldboetens, gevangenissen, schavotten, Bartholomeus-nachten te willen verbakken, van een Protestant daardoor een R. Katholijk - van een Arminiaan een Calvinist - van een Jood een Christen te willen maaken; of 't in hem als | |
[pagina 186]
| |
misdaadig te behandelen, dat zijne ziel deeze of geene plooi heeft. Op 1mo November 1895 zal de Nakomelingschap haare vaderen verfoeijen ter oorzaake van haar bespotlijk, schandelijk, onstaatkundig gedrag, waar door de natie zich liet verleiden om de eene de andere te verderven; waardoor de kijvende partijen, twistende hoe 't Vaderland gelukkigste te maaken, 't ongelukkiger maakten dan immer! Intolerantie en vervolgingen, 't zij ter zaake van godsdienst of van regeeringe, maaken mismoedigen, maaken hijpocrieten, maaken geene Proselieten. Heeft de bijna alvermogende Lodewijk XIV door zijne dragonnades de Protestanten kunnen verdelgen! Vervolgingen hebben als eene weder omstootende werking, vermeerderen de antipathie, verminderen den aanhang, geeven martelaaren en enthusiasten. Er zijn 'er zelve die beweeren, dat nimmer de leer van den Heere J.C. (menschelijker wijse gesprooken) eenigen wat beteekenenden opgang gemaakt zou hebben, zo men de predikers dier nieuwe leere hadt laaten praaten, zo de R. Keizers 't beneden hunne waardigheid gereekend hadden hen te vervolgen. - Om bemint te worden, zo zijt beminlijk. Om hem die van u afwijken in denkwijzen, te doen terugkomen, overtuigt hen door uwe meerdere wijsheid, gematigdheid, zagtheid, door 't gevoel van hun toeneemend geluk, dat gij gelijk hebt; en gij zult uwen aanhang onfeilbaar vermeerderen, uwe antagonisten doen zwijgen en vergaan. - Er is niets 't geen zo dwars tegen de vrijheid inloopt als de geest van vervolginge. Zo als de intolerantie voortijds aannam 't masker van God en Godsdienst - nu dat van Vaderland en Vrijheid, zo kon en kan men, dit afgeligd hebbende, 'er de volgende ondeugden onder bloot zien leggen: Heerschzucht of een Geest, om den baas te speelen over een anders denkwijze, gebooren uit het gevoel, dat men de meerderheid op zijne zijde heeft, en men met | |
[pagina 187]
| |
stijve kaaken moge uitschreeuwen ‘geen tegenspraak.’ Wrevel en wrok, lust om zijne Medeburgers te schaaden, onder voorgeeven, van weezenlijke of ingebeelde be eedigingen te wreeken en in te peperen. Waarbij nu in onze dagen gekomen is een nieuw ingredient, de onbeschaamdheid namelijk, waarmede de bovenleggende zijn antagonist in staatkundige begrippen uitkleedt en aan den dijk jaagt. - Men kan 't daarzijn der bewooners van den Maan erkennen of ontkennen, en een eerlijk man, een oprecht vriend zijns vaderlands blijven; ook zo kan men blijven, en aparte begrippen in 't staatkundige hebben. Voor vijftig jaaren, toen wij noch zuchtten (en hoe zuchtten wij toen niet!) onder 't zo drukkende juk eener ongelooslijke tierannij, gaf Montesqieu zijn Esprit des Loix uit. Ieder een las en raadpleegde deeze Politieke Rommelaarije, en niemand maakte 'er zich boos over. Op onze Universiteiten redentwistte men over den besten vorm van regeeringe in 't algemeen en in 't bijzonder; Caesar en Brutus hadden hunne voorvechters. Men rookte een pijpje, men dronk een glaasje: en toen de Broederschap noch niet bekend was, staken Caesar en Brutus elkander de hand toe en namen een vriendelijk afscheid. Nu, zedert wij zo groote tovenaars in t politieke geworden zijn, nu de Vrijheid boven is, zou mijn Baardscheerder mij de keel wel willen afsnijden, zo hij maar durfde, daar hij mij zeker houdt voor een slijmeringen of noch wat erger; want even als een schip 't geen tien mijlen in de wacht zeilt, een ander, 't geen maar half zo veel vaarts heeft, beschouwt als stilleggend, alzo houdt de doldriftige den bedaarden, den onpartijdigen voor vijandig. Is dan alle reedelijkheid en schaamte van onder de menschen verbannen? en wanner zal men eindelijk begrijpen, dat even eens als men 't goud kentaan de zwaarte, men alzo de vrijheid kent aan de tolerantie? Deze is de taal der reden, der menschelijkheid. Ook heeft de Staatkunde een woordje in 't Kapittel e bren- | |
[pagina 188]
| |
gen. Gij Heeren en Dames van de bovenleggende partij! indien 't niet te onbeleeft was, zou men u (bij veelen van welken men bij wijlen twijfelen mogt, of 'er van de vijf een à twee op den loop zijn,) mogen vraagen, of gij over leege straaten en steegen zoekt te regeeren. Den staat is 't onverschillig, of door religieuze of door politieke partijschappen te worden ontvolkt, door de ontvolking te worden ontzielt. 't Is u bekend, hoe Spanje tot op den huidigen dag zucht over de zotheid, welk 't hadt de Mooren uittedrijven. Heeft niet Vrankrijk meer dan honderd jaaren zich achter de ooren gekrabt, van verdriet over 't verjaagen der Huguenoten? Zegt niet, dat ik in den wind scherme (daar geene aanhangers des vorigen bewinds gebannen worden; daar men integendeel ze zo lief heeft, dat men ze niet wil laaten gaan) neen, de zorgen waar mede men ze wil houden, toonen, dat 't niet in den wind geschermt is: want 't komt op 't zelve neer iemand uit een staat uittezetten, of hem 't leeven daarin zo te vergallen, dat hij zijn uitwijken aanmerken mag, als eene behoudenis. Wat mij betreft, ik wenschte te kunnen uitcijferen, (zou een ander t kunnen doen?) dat de Revolutie de Republlek zo rijk gemaakt heeft, tot dus verre, dat 't haar onverschillig kan zijn haare bevolkinge te zien verminderen een halve millioen: want zo veelen (schoon de komst der Franschen alhier 'er veelen bekeert heeft) zullen misschien noch in haar boezem zijn, die voor de vorige regeering meer geneegenheld hebben, dan voor de tegenwoordige. Gij zijt wonderlijke schepzels! en daar gij zelve, bij willen, niet extra-veel engelachtigs over u hebt, schijnt gij van anderen te vorderen, dat zij zich als engelen gedraagen: want hoe toch wel anders kunt gij u vergrammen, dat zij die zedert voor overoude tijden gezeeten waren in de stuur-stoel, en die gij in 't ruim onder de passagiers gejaagt hebt, u aanzien als puistebijters? Zeker zult gij ter uwer rechtvaardiginge zeggen, een staats-omwenteling bragt dit mede. Maar hoe zult gij 't stellen met dezulken, die gewoon wijn te drinken, gij | |
[pagina 189]
| |
door uwe kunstgreepen gezet hebt op een glaasje scharrebier, duidelijker, de zulken welke de Revolutie hunne ampten deedt verliezen, ofschoon deeze ampten met 't regeerings-werk niets gemeens hebben, en zij dezel. ven onberispelijk waarnamen! Burgers en Burgeressen! legt uwe hand op de conscientie; en daar de Kristelijke Religie u gebiedt uwe vijanden lief te hebben, zegt mij zoudt gij in 't zelve graf wel stipte nakomers van dit voorschrift zijn? en kunt gij deeze verstotelingen wel kwalijk neemen, zo zij u verwijten, dat in u de liefde voor uw vaderland zich extra signaleert door de liefde voor u zelven? - 't Is niet mogelijk te denken aan zoortgelijke Revolutionnaires Licences Poëtiques, zonder te denken aan 't Committé van XXIV, benoemd, om 't gedrag der vorige regeering te onderzoeken, de straffe der schuldigen te bereiden, en den staat een gepaste schadevergoeding te bezorgen. Alvorens dit onderwerp te aanvaarden, verzoeke ik den Lezer te willen gelooven, dat ik direct noch indirect eenige connexie met 't vorig gouvernement heb, van niemand zijner leden (quâ leden) eenige weldaad genooten, geen post te verliezen heb, en door geen ander motief bezielt worde, dan liefde tot waarheid en billijkheid. - - Ik tart den besten Hovenier een Moollick uit te denken, bekwaam om met meer succes de mossen uit de boogaart te houden, als de vruchten rijp zijn, dan dit Committé, wanneer 't eens in dadelijke werking kwam, om een aantal van zeker duizend familien, en daar onder de aanzienelijksten, de gegoedsten, de zulken quibus equus pater et res, welken de grootste belangen hebben bij den Staat en zijne finantien, 't Land uittekrijgen, in spijt van alle de belemmeringen tegen 't uitwijken of vluchten. Ten einde de natie te overtuigen van de schuld der vorige regenten is t niet genoeg, hen te kunnen overtuigen van de averechtsheid hunner bedrijven. Deeze | |
[pagina 190]
| |
dwaallng is vrij algemeen; 't is een weg, dien men gaarne in wil. Op dat de schuld der vorige regenten blijke, is 't nodig de natie te bewijzen, en dat zij kwalijk gehandelt hebben, en dat zij opzettelijk den kwaaden wil, de boosheid hadden, om tegen de overtuiging van hun hoofd en hart averechts te handelen, ten einde de Republiek in den grond te helpen. 't Is niet de dwaaling, maar de wil om te dwaalen, die de schuld, de misdaad maakt! Wat stervelijk mensch, kennende met alle zijne natuurgenooten onze gemeene feilbaarheid, zoude anderzints 't durven waagen, zich te zetten op 't regeeringskussen, indien hij, zijne stem naar zijne overtuiging en de inspraak zijns geweetens uitgebragt hebbende, daardoor dat eenige resolutie van achteren bleek den lande nadeelig te zijn, zich in perijkel bragt zijne eer, zijn leeven en bezittingen te verliezen? Onder 't tegenwoordig bewind wordt geene resolutie genomen, zal ik onderstellen, die niet heilzaam voor 't Vaderland is. Maar geene of enkele wordt 'er genomen, die gedebatteert wordende, niet ontmoet tegenspraak en antagonisten. Even nu als de voorstanders van landbedervende mesures onder 't vorig gouvernement, alzo, moeten dan ook onder 't tegenwoordig gouvernement, volgens 't zelve principe, deeze antagonisten als tegenstreevers van heilzaame maatregelen, als verdervers van den Staat aangemerkt, en kunnen ('t gaat met eene moeite door) dan ook als strafschuldigen voor 't zelve Committé geroepen worden. Een fraai huishoudend! En in wat winkel vindt men brillen te koop, om te zien tot op den bodem van 't menschelijk hart, ten einde te beslissen, of onkunde dan opzettelijke boosheid in 't spel zij? Er is eene andere reeden, die 't zo goed als onmogelijk maakt dit onderzoek der daaden van 't vorig bewind, op een gereegelden voet te kunnen voortzetten, of liever te beginnen. Alle veelhoofdige regeeringen zijn, door 't afgaan en aankomen der leden, een beweeglijk tafereel, veranderende van houding elken dag. - | |
[pagina 191]
| |
De natuur in alles eene vriendin der verscheidenheid, maakte geene twee menschen gelijk; en in een collegie van 30 leden, zijn 'er geen twee van juist even groote talenten. - In denzelven mensch is de geest en gemoedsgesteltheid heden geheel verschillende van gisteren. Onder 't vorig bewind werdt de Souvereiniteit des Hollandschen Volks gerepresenteert door een corps van 300 regenten (zie de Lantaarn van 1792. bladz. 73.) In 't beheer van alle de zaaken behoorende tot 't Algemeene Bondgenootschap der Republiek, deelde Holland alleen voor een zevende; en schoon ik 't getal der regeeringsperzoonen door de geheele zeven Provinciën niet optelde, zoude ik bij raaming dezelve, ten minste op een getal van 1000 durven begrooten. Nu werdt er in de Vergadering van H.H.M. geene resolutie genomen, betreffende eenig uitsteekend belangen der Republiek, als Vreede, Oorlog, Verbonden 't Militaire weezen te Water en te Land enz. waarover niet vooraf gedelibereert was in de Provinciaale vergaderingen, en in de collegien van Vroedschappen der steden, welke afgevaardigden na die provinciaale vergaderingen zonden. Alzo kon geene Landverdervende Maatregel onder de vorige regeering genomen worden, dan na voorafgaande deliberatie van een aantal van duizend regenten. Op dat nu 't Committé van XXIV (gestelt dat 't zelve de gaave bezat, om den onvrijwillig dwaalenden van den opzettelijk boozen regent te onderscheiden) naar de voorschristen der rechtvaardigheid, niet grosso modo, even gelijk de blinden na de kleur slaat, maar zeer gespecificeert in ieder geval, voor ieder lid, op klaare, onwederleglijke gronden, een zeer gedetailleerden staat der strafschuldigheid der vorige regeeringe zou kunnen uitbrengen, volgens de vastgestelde Landswetten en manieren van procedeeren en niet Revolutionnair Ga naar voetnoot(*) d.i. tijranniek, willekeurig, schrik- | |
[pagina 192]
| |
bewindachtig) - om 't corps der vorige regeering (want van enkele ïndividu's, wier strafschuldigheid men beweert een paal boven water te zijn, is hiergeene questie) een proces te kunnen aandoen, is niet minder nodig, dan dat dit Committé voorzien zij van eene nauwkeurige schaal, om daarmede te wegen den invloed, welken uit dit duizend-tal ieder regent hadt in 't proponeeren, delibereeren, modificeeren, restringeeren, delaijeeren, contrarieeren van eenige motie, waarbij de welvaart van de Republiek belangen hadt. En welk eerlijk, nadenkend rechter vleit zich deeze schaal te bezitten? En wie van de zulken zou zich durven waagen in een labyrinth, in wiens kronkel-paden eigenbaat, wraak en wreedheid, bemanteld met den schoonschijnenden naam van patriotismus, zulken schoon spel zouden hebben? Ik zal dit ernstig en treurig onderwerp eindigen met een verhaal, 't geen 't iets minder is. Onder 't Hoofd-officiersschap van *** is 't gebeurt, dat 28 Aanspreekers onder elkander overhoop lagen over den eigendom van een paar douzijn rouwmantels, die de huurder, in plaatse van ze | |
[pagina 193]
| |
te rug te brengen bij den eigenaar, was gaan voor een prijsje verkoopen bij eenig ander Achilles. Deeze onge lukkige corpora delicti waren zo dikwerf verandert van heer en meester, dat Salomon zelve den waaren eigenaar 'er niet van zou hebben mogen uitwijzen. Verbeeld u 28 Aanspreekers kijvende over 24 rouw mantels! De Hoofd-officier van een weinig irascible complexie, vondt zich gedwongen dat zwarte gespuis zijn kantoor te laaten uitdrijven. Alleen moet ik ter zijner eere hier neêrschrijven, dat hij niet één éénige mantel voor zich behieldt. Een schoon voorbeeld ter navolginge! 't Welzijn mijns Vaderlands, waar aan ik meer teder verknogtben, dan iemand van eenig Cosmopoliet zou kunnen verwachten, doet mij hoopen, dat men terug zal keeren tot 't voorbeeld onzer Voorvaderen, die in alles toch niet stapelzot waren, en die door eene algemeene tolerantie een aantal van ingezeetenen herwaarts lokten, wier nijverheid, voorspoed en aanzien die van de Republiek waren. De uitwerkzelen van vervolgingen zijn dezelven, 't zij om de pretense zaak van God of van Vaderland en Vrijheid. Geeft een ieder de hoogst mogelijke niet naamvrijheid van doen en denken, d.i. spreeken. - laat 't hem, die zich verbeeldt, dat wij gevallen zijn van de wal in de sloot, vrijstaan een zucht te laaten; - laat 't niemand vrijstaan zijnen medeburger te tergen, te hoonen, te benadeelen, te vernielen. - laat de rechter van geene partij zijn, gelijk de rechtvaardigheid. - laat de waakzaamheid, niet ontaart in een verraderlijke woelächtigheid, zich smeedende allerlei herssenschimmige verraderijen, om onschuldigen te bederven, voor enkel sentimenten hoogst mogelijk toegeevende, alléén waaken op de daaden der zulken, die wezerlijk of werkelijk arbeiden, om de vastgestelde, of aangenomen order van zaaken om ver te keeren, waaken, op den eersten hamer-slag gegeeven, om ons nieuwe keetenen te smeeden’! - laat uw geheugen nu niet zo klein, en de ongelijkheid aan u zelven niet zo groot zijn, om in alle gevallen nu niet te praktiseeren uwe leer voor 1795 ‘een generaale amnestie!’ | |
[pagina 194]
| |
Wat moet een eerlijk mensch doen, wanneèr 't meij-dag in zijn vaderland is?
Non equidem invideo! Miror magis; undique totis Usque adeo turbatur agris. Virgilius .
Dit vroeg ik mij zelver. Hoe toch kwam ik aan deezen inval, daar de winkel hier zo goed als kant en klaar is! Maar wat antwoord past op deeze vraage, en welken gedrag heeft men in zulken geval te houden? Zal de eerlijke man, gedachtig aan 't daar twee kijven, hebben beiden schuld, de vinger uit een loopend wiel houden? Dit mogt 't voorzichtigste schijnen; was 't niet, dat de onnozele, de niet medeplichtige, de niet werkzaame toekijker van den beurtelings bovenleggenden een blauw oog kreegGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 195]
| |
Loopt hij in zijne verlegenheid om raad bij den intriguant; deeze zal hem zeggen, voegt u bij de bovenleggende partij, of hem in 't oor bijten, maakt u zelven eene partij en werkt de baazen uit de stuur-stoel. - Bij den fortuin zoeker; van deezen is de raad, zit maar op de loer, en zoekt 'er wat uit de scheuren. - Bij den politieken dweeper (want 't is niet enkel de religie welke baare dweepers heeft) deeze, gelijk aan iemand, die eene verkeerde speculatie gemaakt heeft, mogt 't hoofd schudden, of een zucht laaten. Dit slag van medicijnen schikt zich niet voor een weinig beteekenend, ambitieloos waereld-burgertje, wiens eenig uitzicht is 't klok-huisje zijner pijp stil uitterooken, voorbehoudens de vrijheid om bij poosjes iets bebalven rook uit den mond te laaten komenGa naar voetnoot(*) Radeloos, hoe tusschen deeze klippen heel huids heen te boegzeeren, rijst juist ter sneê iemandGa naar voetnoot(†) op van uit den zetel der wijsheid, midden uit 't brandpunt van ons nationaal vernust, om zijne medeburgers als met de vinger aantewijzen de koers, die zij stuuren moeten. Hoe wars ook anders in de teegenswoordige Babbelziekte van alles, behoorende tot de familie van Aanspraaken, ijlde ik deeze redenvoering in de armen. - Maar ..... verbeeld u 't gevoel in de uitgehongerde maag eens uitgeputten werkmans, die men gevult heeft met sneeuw-bal- | |
[pagina 196]
| |
len Ga naar voetnoot(*) Dusdaanig voelde ik mij 't hoofd na 't leezen der Redenvoering van J.V. over de plichten van een goed Burger in eene Verwarde Republiek. Dat de Lezer, verleid door dit veel beloovend uithangbord, geen staat maake op een rijk-gestoffeerde winkel! NB. De hoogl. handelt over de plichten enz. over, begrijpt 't wel! hij handelt 'er overheen: even als een behendig schaatzen rijder, met een paar wel gesleepen schaatzen over het gladde ijs handelt. Maar ik moet ook iets ter verschooning van mijnen eerlijken hoogleeraar bijbrengen. 't Is eene netelige positie te moeten spreeken, en luttel te zeggen te hebben. Ik heb innig medelijden met hem. Ik verbeelde mij, hoe de professor onder zijn opstellen, bij eene zo doorslaande penuria idearum, van angst gezweet moet hebben! Zijne situatie is te vergelijken bij iemand die ƒ100 te betaalen en maar ééne gulden in kas heeft. 't Geen ik ter verschooning intebrengen heb' is, dat, boven al in eene Redenvoeringe, dit onderwerp zich niet wel laat behandelen: waarom? Even zo verscheiden de betrekkingen zijn van ieder individu tot de Republiek, even zo verscheiden zijn van een iegelijk de verplichtingen tot haar, 't zij ze in rust of onrust leeve? - - - Bij de algemeenheid van 't instinct, 't geen alle de menschelijke bewoners der aarde drijft ter kinderliefde, bij de algemeenheid der zorgen van de natuur over alle haare voortbrengsels, op dat deeze niet terstond bij de geboorte vergaan, uit gebrek van middelen van bestaan, zijn zeker die betrekkingen voor een verstandig man allerslauwst, die geene andere verplichtingen aan een land heeft, dan juist dat hij 'er in geboren is, 'er ingeädemt heeft, 'er in opgevoed is. Is zo iemand aan dit vaderland niet evenveel dank verschuldigt, als aan den Broodbakker, die hem net zijne vier bollen voor een stuiver verkoopt? | |
[pagina 197]
| |
Indedaad de natuur eens beslooten hebbende hem voor eenige oogenblikken de aarde ter inwooninge te verhuuren, zie ik niet, waarom 't juist van zijnent wegen zeer duure opöfferingen verdiene, dat hij op de 52o en niet op de 26o gebooren is. Den ellendigen, den behoeftigen, hem die voor 't zweet zijns aangezichts brood moet koopen, den verstooteling, is overal 't vaderland een stief moederland, en zijne verplichtingen na aan nul. Geheel anders wederom staat 't onder de welvaarenden met deezen, wiens eigendom aan een land genagelt is, en geenen, die zijn rijkdom in zijne brievetas, met zich draagt. Geheel anders zijn de plichten van hem, die of wiens ouders in een land eeren-posten, voordeelige posten bekleedden, die hun leeven-lang door den Staat gevoed, opgevoed en onderhouden zijn, en van hem, die 'er geene andere verplichting aan heeft, dan dat hij door arbeid, nijverheid en geluk 'er een man van vermogen in geworden is; van hem, die onder aan den heuvel des leevens gedaalt is, en den jongeling welke dien heuvel noch besteigt, van hem die een talrijk kroost heeft, en den geenen, die kind of kraai heeft, tusschen den gezeeten man en den passagier, enz. Ik lach wat met Ulpianus Ga naar voetnoot(*). 't Woord Vaderland wordt doorgaans 't luidste uitgebazuint van hen, die 't regeeren, of zoeken te regeeren, of er hun bijzonder belangen uittrekken. Voor particulieren zijn grosso modo alle landen zo tamelijk gelijk. Hem die de dingen zo bekijkt, zijn Vaderland, Vrijheid (voor een paar eeuwen plagt men 'er Godsdienst bijtevoegen) dikwerf hoog snorkende klanken, waarmede hij zich niet laat in passie, veel min in violente passie brengen. Vaderland en Vrijheid waren 't masker onder 't welk de hoofden van 't bewind, in den burger oorlog, ieder hunne aanhangelingen aanvoerden en aanvuurden: maar trok men hun dit masker af, zo zag men voortijds de naakte heerschzucht en 't eigenbelang. Zijn de aanvoerders door- | |
[pagina 198]
| |
sleepen, zo maaken zij dit masker bijna impenetrabel: maar ook beleefde men tijden, waarin zij bij hunne overige dis qualiteiten de onbeschaamdheid voegden, en 't grofste gaas gebruikten, door wiens maazen men weleens allerduidelijkst zag, dat 't onder de hoofden der kijvende partijen alleen te doen was, wie de onnozele gemeente uitkleeden en 'er den baas over speelen zou. Stel nu dat bij de Antipoden, of om alle applicatie verder weg te smijten in de Maan, in Saturnus, in Sirius, (want aan deeze zijde van onzen aardkloot, en in onze tijden wel speciaal in 't plekje gronds dat wij bewoonen, zijne Regenten van iets anders dan van de zuiverste, de eigenbaat - schuwendste Vaderlandsliefde te verdenken, zou al een heel goddeloos stukje zijn!) 'er eenig landje was te vinden, waarin de hoofden, en op hun voetspoor de staarten, over hoop lagen, om de opperheerschappij en 't deelen van de koek, wie toch wel, behalven een zotskap of een intriguant zou 'er zich mede bemoeijen? en zo de wijsheid dit stilzitten aanbeveelt, is 't niet om op eene laage, listige, vuile en versoeijelijke wijze met den uitkomst van zaaken voordeel te doen; maar om in de veele mogelijkheid der futura contingentia niet 't slachtoffer te worden van eens anders woelzieke heerschzucht. Stel, dat de eischen van den mensch en van den burger een onderscheiden weg uitloopen, wiens bevelen zal 'er gehoorzaamt worden. De burgerdeugden, (schreeuwt een Redevoering maaker) de vaderlandsliefde, vorderen de opofferingen van 't partikuliere belangen aan 't algemeene. 't Zij zo! maar och lacij! 't zal een staat kwalijk gaan, dien 't niet wel kan gaan, dan door de zelfs verloochening zijner leden! en zou 't een staat kwalijk kunnen gaan, waarin ieder lid niet meer of min deedt, dan te zorgen voor zijn lieven, eigen, ik? Is niet de welvaart van 't geheel 't zelven met dat der totaliteit der deelen? Mogelijk mogt mij eenig leer rangschikken onder die zoort van menschen, die politice Gods water over Gods akker laaten loopen. Abuis koster! Even als een ervaaren Zeeman 't orkaan van verre ziende aankomen, de | |
[pagina 199]
| |
zeilen bergt, alzo behoort, 'k zal niet zeggen, een goed burger, maar een wijs man, die 't loeijen der politieke stormen van verre hoort, zijn haven en goed bij lange voorraad intepakken, zich van 't pretense vaderland los gemaakt hebbende, te slippen van onder eenig bewind, 't welk hem mishaagt. Dat de meerderheid eener natie deeze heilzaame leere overal praktiseere, en 't zal den dwingeland spoedig feelen aan slaaven, en den intriguant aan dupes! En die 't niet kan doen, moet ieder voor zich zien, hoe zich te redden. Eene andere reden is 'er, welke dit stilzitten, of, zo gij wilt, deeze behoedzaamheid aanbeveelt, namelijk 't onvermogen, de ontebovenkomelijke onmogelijkheid, waarin de groote meenigte zich bevindt, om competente rechters te zijn of te worden in staatsgeschillen; en zo er zich in te steeken, zonder zich te branden, als mogelijk was, zou deeze tusschenkomst altoos voor de zaak in questie nadeelig, hazardeus zijn. ‘Wanneer 't 'er op aankomt, om zijn oordeel te vellen, behoort ieder Burger onpartijdig en onbevooroordeelt te oordeelen - alles wat wederzijdsch voor en tegen aangevoert wordt nauwkeurig te overweegen -: en zodra hij éénmaal zijne keuze bepaald heeft, is het zijn plicht der partij, welke hij éénmaal na rijp beraad voor de beste gehouden heeft onverandertGa naar voetnoot(*) getrouw te blijvenGa naar voetnoot(†)’ Wie toch wel, behalven een onnozelen Boek-Geleerden, verraadde immer zo groote nuchterheid, zo groot gebrek aan menschen-kennisse, om van den grooten hoop burgers, die de natuur bestemde tot handen-arbeid, nodig tot leevens onderhoud, bestemde om ann de brassen te trekken, niet om 't bestek te helpen opmaaken, om van zulke klaa- | |
[pagina 200]
| |
re, knappe gasten te verwachten eene uitspraak, door kunde en onbevooroordeeltheid uitgebragt, in geschillen, waarover de helderste, de rijkst gestoffeerde koppen, de gesleepenste vernuften 't niet eens kunnen worden?? Zo ik 't wel begrijp, keef 't Nederlandsche Publiek, of de haan van één, van de besten, dan die van de geheele buurt zal koning kraaijen, item wie de eijeren uit 't nest zou haalen! - In onze kraam, d.i. die der stoffelijke medicijn-meesters, hebben wij een staatsregel a juvantibus et nocentibus; in goed duitsch, warneer wij niet beter te doen hebben, ons te houden bij 't geen waaronder de patient zich 't beste bevindt. Zou nu iemand (gestelt, dat hij 'er gevonden wordt): wel verdienen in 't dolhuis te worden opgeslooten; aan wiens vaderlandlievend hart, na een luchtig overzien der Landsgeschiedenissen, deszelfs daaling een heimelijke zucht afperste, en die voelende zijn onvermogen om opteklimmen tot de beginzelen van staatkundige redeneerkunde, doch echter ook allerleevendigst gevoelende alle onze verouderde Corrupties, Phthises, Cacochymiae, Cancri, Exostoses, Paralyses &c. voor één éénig, enkel oogenblik in twijfel geraakt was, of 't ook - van twee kwaaden 't beste - 't best was geweest zich te houden aan de resultaaten, zich te houden aan de politieke diëet, waarbij de patient zich 't beste bevonden hadt! want, zegt vader Hippocrates, ‘A multo tempore consuetis, etiamsi fuerint deteriora, insuetis minus turbare solent.’ Aphor. sect. II. aph 50, en over de corrupties doet hij deeze uitpraak: ‘Quibus occulti cancri, eos non curare melius est. Curati enim cito pereunt. Non curati longius tempus perdurant’. Ibid. sect. VI. aph. 30. Zeker zou 't publiek zeggen, dat hij dwaalde: maar 't billijk publiek zou die dwaaling vergeeven. Men geeft na 't gebruik der drastica Ga naar voetnoot(*) veel al in een opiäat; ook wil ik mijnen Lezer, na zijne lievelings-denk- | |
[pagina 201]
| |
beeldjes zo wat door elkander geschommelt en uit 't fatzoen gebragt te hebben, 'er een toedienen, De natuur bedeelde haare kinderen met eene tamelijk gelijke portie van verstand en onverstand, van deugd en ondeugd; zij veradelde geene klasse onder hen bij uitsluiting. Wanneer nu eene natie onder elkander verdeelt is, dat men zich overreede, dat de eene helft geene engelen en de andere geene baarelijke duivels zijn! ‘Seditione, dolis, scelere, atque libidine & irâ Iliacos intra muros peccatur & extra.’ Welk is 't Recht der Burgerije, om een haarer Leden te belasten, tegen zijnen wil, met 't Representantschap? Dat in alle maatschappijen ieder haarer leden gehouden is tot zekere verplichtingen, ter instandhouding dier maatschappijen, spreekt van zelven. Maar moet ieder burger eene zekere quantiteit en qualiteit van patriotismus bezitten, is 't ook zeker dat 't vaderland voor de burgers met zekere maate vrn filiotismus (liefde van de republiek voor haare kinderen) bezielt moet zijn; en zo 't vaderland een zijner zoonen den huid wilde afstroopen, zou 't (voor hem) een stief vaderland worden. Men bewondert, men verbaast zich over, men vergoodt de zelfsverloochening van Curtius, die om zijn vaderland te redden, in een vuurige kolk sprong. En waarom houdt deeze zelfsverloochening ons in opgetoogenheid? omdat zij vrijwillig was; omdat de regeering van Rome geen recht hadt den burger Curtius in requisitie te stellen, om zich in 't vuur te gaan verdrinken. Zo bekeek men de dingen oudtijds. Ik zegge oudtijds. Men vindt in de Handvesten der stad Amsterdam , een oudekeur, waarbij iemand halsterrig weigerend om 't burgemeesterschap te aanvaarden, veroordeelt werdt om 14 dagen de turfdragers bij zich te moeten inquartieren, en | |
[pagina 202]
| |
en hun vol op te geevenGa naar voetnoot(*). 't Is eene goore Commissie; en nogthans zitten 'er verscheiden in de N. Conventie, welke zich gaarne voor dien prijs, van deezen honorablen, zorglijken, misschien ook gevaarlijken last post zouden willen vrijkoopen. Ik onderstel een geval, namelijk, dat 't behoud der Republiek volstrekt vordere 't aanweezen van eenig burger in de N. Conventie: ofschoon 't aanvaarden van deeze functie de totaale ruïne van dien burger na zich sleepe. Wanneer nu deeze Curtius Secundus luistert na de roepinge der natie, den nood des vaderlands gadeslaat, volbrengt hij eene groote daad van edelmoedigheid, doet hij iets, een groot iets, meer, dan een geaccepteerden wissel te betaalen, doet hij met deeze zelfsverloochening een opöffering, die noch N. Conventie, noch eenig Committé, op Gods heiligen aardbodem, van hem recht heeft te vorderen. Wat toch bruit mij 't behoud van eenen Staat, waarvan ik om mijn eigen behoud een lid werd, zo dat behoud gekogt moet worden voor mijne destructie? wat helpt mij 't welvaaren van eene republiek, waarmede 't egoismus mij verburgerde, zo ik, juist om dat welvaaren daarin kwalijk vaare? Dit alles zij alleen gezegt, om mijne natie, of hen, die zij tot haare botvergallers of kiezers aanstelt, voortaan behoedzaam te doen zijn in de benoeminge tot 't Representantschap: want onderstel dat men eenige burgers, dwars tegens hunne belangens in, in spijt van allen recht, met de stok na de N. Conventie, als de kinderen zonder comparatie na school, dreef wat nut kan 't Vaderland toch trekken van een figurant, wiens ligchaam in de vergadering, maar wiens hart en ziel t'huis in den kring zijns gewoonen leevens is? |
|