De Lantaarn voor 1796
(1796)–Pieter van Woensel– AuteursrechtvrijV. Gronden van Misnoegen der Nederlanders.En dit over de revolutionnaire geest gesteldheid der bewoners van ons waereld-deel in 't algemeen gestelt hebbende, zal 't niet onsaisoenlijk zijn, er noch bij te voegen 't navolgende, betreffende ons Vaderland in 't bijzonder De groote Staatsman en Wijsgeer Hume zegt ergens, dat de vrije Staaten de bodem zijn, waarop partijschappen 't weeligste groeijen: in hoe verre dit toepasselijk zij op deeze gewesten is eene questie, veel te hairig om op dit tijdstip te worden uitgeploozen. Een andert heeft gezegt, dat voorspoed de luiden brooddronken maakt; en de welvaart was, voor 1780, hier tamelijk groot. Een derde heeft beweert, dat in stadhouderlooze tijden de regeering der stad Amsterdam , of eenig paus in die regeering, gaarne den stadhouder speelt, dat zij uit dien hoofde immer een voorstanderesse was der staats-regeeringen: Een vierde en vierduizendste is van gevoelens, dat 't eigenlijk deeze stad is, welke de eer- | |
[pagina 50]
| |
ste zaaden heeft uitgeworpen, waaruit de volgende troebels gekiemt hebben; en zulks enkel in 't vooruitzicht om Willem Den Vden eerst bij den volke verdacht, gehaat, daarna steê-kind gemaakt hebbende, zich zelve in de stuur-stoel en aan de helm te plaatzen. Zo dit alles meer dan opinien en waarheeden waren, is 't niet minder zo, dat de Ex-stadhouder voor dit land, zo lang 'er een Republikeinsche Regeering in zou gevonden worden, een veel te groot heer geworden was - dat zijn hof een anti-republikeinsch aanzien, een monarchaal voorkomen gekreegen hadt - dat dit, niet meer dan eene uiterlijke vertooning, van hem hadt behooren te worden nagelaaten, daar hij zag, hoe zeer alle dergelijke decoratien hem bij onze natie (die, gelijk 't geheele menschdom, gewoon is aan kleinigheden te blijven hangen) in 't bijzonder dezelve hierop wakker gemaakt zijnde, afschuuwelijk maakten; en des te meer, daar zijne magt, zijn gezag noch zijn invloed met die uitwendige vertooning dikwerf in geene evenredigheid stondenGa naar voetnoot(*) en dus hem alleen ten nadeele waren. Om de oorzaaken van de tegenwoordige, of, | |
[pagina 51]
| |
zo ik hoop beter, de voorleeden misnoegtheid der natie op te spooren, moet men opspooren de oorzaaken, die ons wikkelden in den laatsten Engelschen oorlog: want deeze maakte mijne landgenooten 't eerste t'onvreeden. Deeze oorzaaken zijn drieleedig. 1mo. Hier te lande eene regeering, geheel uit politieken zamengesteld, die, schoon ook eenigzints ervaaren in de staatkunde, echter van de militaire sterkte van andere landen, van de militaire zwak heid van dit land, van zijne ongeschiktheid, uit hoofde van zijn gouvernement, om den oorlog te voeren, diep onkundig warenGa naar voetnoot(*) en verre vervreemd van die voorzichtigheid, van die menagementen, welke onze weereloosheid, en 't gevaar om onzen voorbeeldeloozen voorspoed aan de misselijke kanzen van den oorlog bloottestellen, bevoolen. 't Dom aankleeven aan 't, ‘die geld heeft, heeft alles’; eene sporelooze taxatie der sterkte, en der aangeleegenheid van dit land, die en natie en regenten 't hoofd deedt duizelen, en verhaaren in 't vertrouwen, dat Engeland nimmer ons den oorlog zou durven aandoen. | |
[pagina 52]
| |
2do. De ondraagelijke trotsheid van Engeland, en, om 't spreekwoord te bewaarheeden zo heer zo knegt, van den hoogmoedigen York . De nijd der Engelschen over onze welvaart, hunne roofziekte in 't uitplunderen onzer schepen, de mishandelingen onzer zeé-liên aangedaan, hunne doofheid voor onze ook billijkste klagten. 3tio. De intrigues, kuiperijen, omkoopingen, slinksche streeken van 't cabinet van Versailles, onder de koninglijke regeering, met oogmerk, om dit land van Engeland aftetrekken, ons daarmeede in een oorlog te wikkelen, Engeland te verzwakken, en zich een nieuwen bondgenoot te maaken: waartoe 't nodig was alle die regenten, welke stemden voor menagementen jegens Engeland, tegens alle vijandelijkheeden met 't zelve, in de minderheid te brengen, en den Ex-stadhouder, aan 't hoofd van die regenten, stee kind en lam te maaken. 4to. De onnozelheid van 't stadhouderlijke hof, om zedert de revolutie niet te onderscheiden de republikeinsche Franschen, van die der koninglijke regeering, en zich op de eersten te wreeken over het kwaad hun door de laatsten aangedaan. Deszelfs konkelefoesserijen in de Brabandsche Onlusten, met oogmerk om een lid der familie eenig appanage te bezorgen. Gebrek aan menagementen om de republiek te houden buiten deezen oorlog, welke een einde gemaakt heeft van de stadhouderlijke regeering. Of ongeluk | |
[pagina 53]
| |
of averechtsheid, waarmede die oorlog gevoerdt werdt. 5to. Eindelijk die algemeene, eeuwigduurende eigenschap des menschdoms, welke hem doet haaken na eene nieuwe orde van zaaken, en daarin eene vermeerdering van geluk doende verhoopen, hem te onvreede maakt met zijnen tegenwoordigen staat. Wordt 'er nu een weldadige genie uitgevonden, bekwaam om uittedenken een vijftal van middelen den lande even zo heilzaam, als deeze oorzaaken 't zelve nadeelig waren, wij zullen derzelver communicatie bekroonen met eenen Lantaarn verguld op sneê. |
|