De Lantaarn voor 1792
(1792)–Pieter van Woensel– Auteursrechtvrij
[pagina 154]
| |
Die kaatst, moet de bal verwachten, of dank-schrijven aan Mr. Monthly Review Ga naar voetnoot(*).Waarom raast dat volk met zulken hoogmoed? Eerwaarde Peet-Oom !
Mij ongevergd te doopen, en ten doop te houden, is recht kristelijk, is vriendelijk, is bovenal geestig - maar de rest is erger dan stiefvaderlijk. Zijn dat manieren? en dat voor iemand, die ze aan anderen wil leeren! Foei! dat recommandeert niet. Wie zou dat verwacht hebben van dat lachend aangezicht, die zachte trekken, die lieve houding. Zie eens, hoe boosaartigheid, hoe toorn een menschelijk gelaat onkenbaar maakt. Dan, gaat gij opgehitst door een partij zwaarmoedige geleerden en neuswijze pedanten, zo hoog van verbeeldinge van zich zelve, zo arm in genie, als rijk in nijd tegen alles, 't geen 'er eenige vonken van geeft, gaat | |
[pagina 155]
| |
gij, u laatende gebruiken om de kastanjes uit 't vuur te haalen, u branden, loop bij hen om brandzalf. Mijn kind is stout; vaderliefde verblindt mij niet omtrent alle de zonden en elende, waar onder 't ontvangen, omtrent de gebreken, waarmede 't in de waereld gekomen is. Ik gaf toe, ik dankte u, zo gij 't daarvan wilde geneezen, als rechter, maar dat gij 't zoekt te verminken als scherprechter!.... weg met dat leelijk handwerk! En gij, die met uw mikroskoopisch oog de kwaalen van uw evennaasten zo scherpziende weet uit te vinden, wat verdient gij om uwe overal doorslaande nijd en partijdigheid, uwe ontijdige personaliteiten, uwe hatelijke verdraaijingen (de boeren bij ons en u heeten 't liegen) die u in haast 't goede doen of voorbij loopen of verminken, om uw gal op 't gebrekkige, of op 't geen u niet bevalt, uit te braaken? Staat de houding van mijn kind u niet aan, wat raakt dat zijn vader! Zogt hij ooit eene partij hijpocrieten, die, voor duizend guldens, vijftigmaal 's jaars tegen hun geweeten spreeken, die zich een onverdienden naam van heiligheid zoeken te verwerven, door onschuldigen te molesteeren met hunnen huichelachtigen ijver, of eene partij neuswijze fijnbaarden naar den mond te praaten? Eerwaarde Peet-Oom! Gij velt uw eige vonnis, voor hem die de geelzucht heeft, krijgt alles een geele tint, (ibid. p. 536.) en waar de bijën de honing uit zuigen, doen 't de spinnen haar venijn. 't Is eene ongesteldheid; maar wit zo niet zwart, zeker graauw te willen maaken, mag 'er dat door? Eerst 't hembd over de rok trekkende, degradeert gij mijn zwart-fluweele karpoes tot een janpottagie muts. Dan vertelt gij, dat ik met een Engelsch masker, en dat noch wel van de slechtste zoortGa naar voetnoot(*) loop', daar alle | |
[pagina 156]
| |
mijne bekende zeer wel weeten, dat ik mij, in mijn eigen natuurlijk gelaat presenteer, nu, dat ik vermaard ben in 't handwerk van Pinetti, (ofschoon ik niet één éénig kunstje met kaart of beker ken) wederom insimuleert gij, dat ik kapitein Sutherland 't borduurzel van de rok heb afgetornd, (daar ik den man nimmer kende, noch zelfs hoorde noemen) eindelijk, op eene zeer ongemanierde wijze, een niets ter materie doende diploma mij uit de zak getoverd hebbende, beschimpt gij mij, en wilde mij met pakjes kruijen en een hansworst op de kermissen laaten reizen, enz. enz. enz. 't Is te zot, om 'er van te reppen. Uw rechtbank, wegens de partijdigheid, voor incompetent verklaarende, is 't overtollig te treeden in eene geärticuleerde refutatieGa naar voetnoot(*). Mijne vrienden | |
[pagina 157]
| |
kennen mij en mijn bedrijf, gevolglijk uw lastertaal. En om eene partij padden, welke uit hunne donkere holen, hun gist spuwen tegen lieden, die zij hielden voor bloedjes, schrikachtig genoeg om zich te laaten versukkelen, te overbluffen, lagch ik wat. Da capo : Mijn kind is stout, Peet - Oom! 't heeft zijn kuuren en gebreken; 't is toch goelijk genoeg om eene vriendelijke, eene onpartijdige correctie te lijden met gedult, met leerzaamheid, maar bij eene zo buffelachtige behandeling als die van Uw Eerwaarden, is 't zeer geneegen te krabben en te schoppen. A Gouverno. En welk waren zijne ergste boevestukken? 't Zijn niet de steentjes, waarmeê 't zo wat in 't hondert gesmeeten heest. Zijn euveldaad is niet beleefd met de hoed onder den arm, een exemplaar in de hand, bij Oom | |
[pagina 158]
| |
Criticus, ter ootmoedige handkus,Ga naar voetnoot(*) te zijn gekomen; ze is de scheur in uw mottig kleed een paar stee- | |
[pagina 159]
| |
ken wijder te hebben opgehaalt; ze is vertelt te hebben, dat uw praatstoel vermolzemd is. | |
[pagina 160]
| |
Arm kind! veroordeelt om op uw eigen beentjes door de waereld voort te scharrelen, zonder leiband van eenig Geleerd Orakel (een leiband die luiden hongerig naar de vermaardheid, uit zo vreemde draaden, zo kunstig weeten te vlechten) wat hebt gij al moeten uitstaan. Was 't niet genoeg, dat Jonker Lularis u een melktandje, waar mede gij zijne tedergeliefde Musen had in de tepel gebeeten,Ga naar voetnoot(*) wilde uitslaan; neen, een Engelsch Keffertje - 't lijkt wel dol - moest u noch komen aanvliegen. Sus, sus nochtans, kind, 't | |
[pagina 161]
| |
hondje blaft wel, maar 't bijt niet. Luister 'er voortaan niet meer na. 't Aardigste van de grap is, na zo goed als tien massive pagina's geschuimbekt te hebben van boosheid, zegt gij, door den mond van Virgilius , dat de bal niet aan was. Genoeg. Ieder den mond te stoppen, is iets waarna mij de muts niet staat, zo min ais om 't publiek te amuseeren, met 't speelen voor een der hoofdpersonagies, in eenig geleerd Spiegelgevecht, waar mede dat zelve publiek veel te onverschillig. te loom, om te onderzoeken aan wiens zijde recht en billijkheid is, zich gewend heeft te lagchen, ten koste der beide Kampvechters. 'k Wil mij niet boos maaken, als gij, maar liever ten bewijze, hoe weinig wrevel ik in mijne hart voed', u deeze heilzaame vermaaninge toedeelen: Leer voortaan (en deeze les is u, U goud waerd) omzichtiger zijn, u niet te wrijven aan luiden, die gij noch niet kent, open niet zo greetig de ooren voor de ophitzinge van uwe cabaal, hang min den huichelaar uit in uw schrijven, en den vrijdenker in uw spreeken, doe van dit alles communicatie aan de familie, en hier mede onze reekening voor geliquideert houdende (deedt gij anders, gij zoudt aan een doofmaus deur kloppen) zal alles van mijn kant vergeeten en vergeeven blijven. |
|