De Lantaarn voor 1792
(1792)–Pieter van Woensel– Auteursrechtvrij
[pagina 118]
| |
't Nadeel van den te grooten invloed der priesters op den geest der overheid.‘Elk kerk heeft, in elk eeuw, haar schelmen en haar helden. -
Verachting voor den geen, die niet juist denkt en doet
Wat onze kerkleere eischt, betaamt geen braaf gemoed;
Zij is de bron van 't woên der heilige aartstirannen,
De grond van haat bij 't graauw; zij voegt geen groote mannen.
MARIA VAN
De haatelijkheid onder de menschen, over verschil in 't godsdienstige, is de oogst der geestelijke oorblazingen. 't Menschelijk hart moet noodwendig wrok en wrevel voeden tegen hen, die ons beurtelings de deur des Hemels voor de neus sluiten. - 't Geluk der natiën hangt in eene groote maat af van de wijsheid van hen, die haar regeeren. Welk een ongeluk, als 't verstand des Souvereins beneveld en bekneepen wordt door priesterlijke vooroordeelen! 1o. 't Was aan derzelver zo bedwelmende als onstaatkundige uitwazemingen te wijten, dat, bij den opstand der Nederlandsche Provinciën tegen den Koning van Spanje, deeze | |
[pagina 119]
| |
Historie der geestelijke vervolgingen.‘Te haaten om 't geloof, baart afkeer, twisterij,
Vervolgzucht, wantrouw, moord, verraad en tirannij;
't Smoort alle broederliefde, en zucht tot schuldvergeeving.
't Scheurt, op een wreede wijz', den band der samenleving.
't Is slechts de geestelijkheid, dit hierbij voordeel vind’.
LALAIN.
De menschen zijn uit den aart genegen den baas te speelen over hun evenmenschGa naar voetnoot(*). Heerschen is aange- | |
[pagina 120]
| |
Provinciën uit elkander geraakten; de R. Katholijken toen reeds gevoelende, dat zij, al vechtende voor de vrijheid van godsdienst, de slachtöffers geworden van priesterlijke partijschap, eigenlijk vochten, om die te verliezen. Bijaldien in de kindsheid dezer Republiek, die niet weinig kinderachtigs heeft (blijkens onder anderen 't gedrag der regenten hier te lande, die midden in den oorloog, aangevangen ten voordeele der burgerlijke vrijheid, drie jaaren nadat zij, 't Spaansche juk afgeschud hebbende, de Graaflijke regeering hadden afgeschaft, dezelve in 1584. in den perzoon van Willem I. wederom trachtten te herstellen, - 't geen zo veel zou geweest zijn, als uit de eene kooi te vliegen in de andere enz. enz.) onze regenten meer kunde en veel min ijvers gehad hadden, de zaaken van 't vaderland zouden een voordeeliger keer genomen hebben: maar wanneer deeze door eene zoo heersch-zuchtige als boosaartige geestelijkheid zich 't bewind van zaaken uit de hand laaten rukken, wanneer zij afdaalen tot de banken der scholieren, om zich met de geestelijken intelaaten, in haspelaarijen over bovennatuurkundige spitsvinnigheden en godgeleerden hairkloverijën, zo fijn,Ga naar voetnoot(*) zo | |
[pagina 121]
| |
naam, was 'k ook, zegt Sanche , over eene kudde varkens. De arme, dien niemand gehoorzaamt, gebiedt, graauwt en snaauwt, zijn hond als een hond. - Niet te vreeden de daaden van anderen te fatzoeneeren naar onze grilligheden, wil onze verwaandheid anderen met geweld in onze denkwijze overhaalen, dat is heerschen over 't geen de natuur tolvrij maakte, over hunne meeningen Ga naar voetnoot(*). Dit is bijzonder 't zwak der geestelijken, die sterk doen in meeningen. De gelegenheid hiertoe laaten zij zeer zelden voorbijgaan. D' s de rechte orvietaan, roept ieder dezer geestelijke kwakzalvers: en zo gij uit hun potje niet wilt likken, worden zij boos en smijten 'er u mede om de ooren; 't en zij 'er dak op 't huis is. | |
[pagina 122]
| |
fijn, dat hoe men ze meer wil uitpluizen, hoe zelfs de schrandersten zich 'er meer in verwar- | |
[pagina 123]
| |
De Veelgodendienaars schijnen 't minste van deeze ziekte gehad te hebben. De Romeinen kenden dezelve niet; en zo zij, in de eerste tijden des Kristendoms, zijne aanhangers vervolgden, was 't niet om hun geloof, maar om de hindernissen aan de Roomsche godsdienstplegtigheden, die de Kristenen uit een heiligen ijver zich veroorloofden te stooren. Zo verre van hun geloof te willen opdringen aan de natiën, die zij onder hunne heerschappij bragten; plaatsten de Romeinen de afgodsbeelden der veroverde volkeren in hunne kerken naast de hunnen; en deeze poppen stonden 'er zo vreedzaam naast elkander, als nu op elkander voor mij op de tafel leggen 't N.T. en Cervantes. Maar de aanhangers van Moses, J.C. en Mahomed zijn 'er bitter mede behept geweest. Gij, Israëlieten, wat hebt gij u oudtijds vergeeten! Wat hebt gij uwe nabuuren hunne liefde tot een klein halfduimpje menschen leêrs duur doen betaalen! en hoe gevaarlijk was 't niet, toen gij noch in uw fleur waart, gebooren te worden aan den zelfkant van Palestina, en onder 't bereik van uwe scheermessen!... Maar, arme Jooden! wat heeft men u dit ingepeeperd! Inderdaad zo lijdzaamheid in 't verdraagen van armoede, hoon, smaad en verdrukkingen iets verdienstelilks | |
[pagina 124]
| |
ren, wanneer der regenten eenvoudigheidGa naar voetnoot(*) 't oor leent aan de geestelijken opstookingen, en | |
[pagina 125]
| |
heeft, mogt Moses u den Hemel wel doen insluipen. Maar laaten de Kristenen 't niet zien! Arme Jooden! wat heeft men, zedert bijna twee duizend jaaren, zich niet al moeite gegeeven, om u en uw geloof te verdelgen van de aarde! Maar dit schijnt zo moeilijk, als 't is te verdelgen 't ongedierte uit uwe ongekamde hairen; of, Lezer! staat u deeze vergelijkenis niet aan - ik ben 'er ook wat viesch van - als de visch-wijven uit de Nes, of de Jooden van onder de Beurs. Deeze vervolgingen zijn des te feller, naarmdate alle volkeren der aarde hierin alleen schijnen zamengerot te hebben, dat de Jooden 't voorwerp hunner onrechtvaardigheid moeten zijn: onder alle welke volkeren, de Turken noch 't kristelijkst met hen omgaan. ô Lelijke religie-haat! gij verandert lammeren in wolven, en den vroomen Titus in een Nero : want de verwoesting van Jerusalem kostte niet minder dan een millioen, drie hondert zeven- en- dertig duizend vierhonderd en negentig Israëlieten 't leeven. Wanneer de mensch zich eene euveldaad veroorloofd heeft, is de weg gebaand; en die zelve Romeinen vermoordden daarna noch 580 duizend van deeze ongelukkigen. Na 't inneemen hunner vestingen maakten zij van hen en hunne Joodsche boeken takke-bossen en smeeten ze in 't vuur. Hoe bitter zijn de Jooden daarna vervolgd geworden, te vuur en te zwaard in Duitsland, in Italiën, waar men den Kristenen verboodt onder straf van excommunicatie met een Jood te eeten, in Spanje, wiens Koningen nu den tijtel van Katholijk voeren, omdat Fer- | |
[pagina 126]
| |
gaat gelooven, dat de tijdelijke en eeuwige gelukzaligheid en 't welvaaren des Vaderlands van der- | |
[pagina 127]
| |
dinand, in 1492, 800,000 Jooden uit zijn rijk dreef, in Engeland, Vrankrijk? - De Historie der kruisvaarten is waereldkundig; maar eenigen, 't kan zijn, hebben vergeeten, dat deeze razernij om 't Muzulmansche bloed op 't heilig graf te plengen, een paar millioen haarer bewooners aan de aarde gekost heeft. - En wie kan denken aan de godsdienstige vervolgingen, zonder hart en mond vol te hebben van de inquisitie! Hier onder hangt 't karkas haarer historie voor de lief hebbers.Ga naar voetnoot(†) | |
[pagina 128]
| |
gelijke muggenzifterijën afhangen, dan staan partijschap en religie-oorlog voor de deur, en de molen, 't kan niet missen, raakt door de vang. De lezer der Vaderlandsche geschiedenissen van die tijden, moet, zo hij een vreemdeling is lagchen, en zo hij een inlander is bloozen, wanneer hij komt aan die schandelijke rol van haatelijkheeden, van vervolgingen, van onrechtvaardigheeden en tijrannie, bedreeven jegens de zodaanige, die verschilden van hen, die zich allengs begonnen te noemen de heerschende kerk. en dat NB! juist, toen men tegens Spanje vocht, om de vrijheid van Godsdienst. Is 't mogelijk in de Historien een evengroot bewijs te vinden van tegenstrijdigheid! | |
[pagina 129]
| |
Wij kunnen dit artikel onmogelijk besluiten, zonder onze Lezers te herinneren, dat de Religie-haat, en de godsdienstige partijschap, benevens haar stoet van vervolgingen, naar de maatigste bereekeningen, aan onze | |
[pagina 130]
| |
Ten besluite hadden bij de opkomst der Republiek onze Regenten zich wat minder beezig gehouden met de theologia polemica en wat meer met eene gezonde Staatkunde, zouden de Nederlandsche Provinciën bij elkander gebleeven, hebben kunnen formeeren een Staat bekwaam zich zelve, uit zijn eigen bodem, te voeden, met eene bevolking van 5,000,000 menschen; in staat om den aanval van veroverzieke nabuuren kragtdadiger af te keeren. Deeze kans is nu geheel verkeeken! Een ander die 't noch niet is. Hadden de Heeren Staaten van Zeeland (H. Ed. Mog. verschoonen 't geen ik gaa zeggen, om mijne vaderlands-liefde) reeds voorlang, boven al in de laatste jaaren, alleen die kleine staatkunde gehad, den R. Katholijken de alleronbepaaldste vrijheid van godsoefeningen te geeven, hun te veroorlooven hun hoogwaardige in 't openbaar langs de straaten, ten behoeve der zieken, om te draagen, hunne processiën even als in Braband en Vlaanderen, enz te mogen houden, door klokken-gelui de leeken na de kerken te lokken, deeze Provincie zou van die wijsheid des Soevereins onbereekenbaaren oogst ingezameld, haare bevolking vervierdubbbeld, en door deeze recruteering van rijke, nijvere, arbeidzaame ingezeetenen, met de Provincie Holland om de bloei misschien gewedijvert hebben. Wat bruit 't den Soeverein, of de ingezeetenen na de Mis dan of zij na de Mist gaan, of zij oud of nieuw, wasch-of lamp-licht bran- | |
[pagina 131]
| |
aarde 33 milioenen 95 duizend en 290 Inwoners, gekost heeft. Zo 'er geene godsdienst een langer çeel van vervolgingen oplevert, dan de kristelijke, heeft onder de kristenen geene meer uitgestaan, dan de secte der Protestanten. Men mogt zich bijna schaamen mensch te zijn, als men denkt, hoe hij zijn vernuft scherpte, in 't uitdenken der wreedste solteringen tegens deeze ongelukkigen. Meer dan vijf duizend van hen, verlooren door een plakkaat van Karel den Vden, in deeze gewesten, 't leeven op 't schavot. Twintigmaal zo veel werden, op den naamdag van Bartholomeus , in Parijs vermoord Zo verandert de Religie-haat de menschen in tijgers, in waanzinnigen: want zij heeft lijken tien jaaren oud, waarvan de vorige eigenaars overtuigd werden van ketterij, weder opgedolven, en wat men noemt aan de publieke schande ten toon gesteld. Arme Protestanten! wat heeft men u de gelegenheid gegeeven, om de hemelsche gelukzaligheid recht te smaaken, naarmaate men voor u, de aarde in een hel veranderde; en zo de hemel geen groot goed was, hadt gij dien te duur gekogt! Maar als men mededoogen moet hebben met uw lijden, moet men dan ook niet dol worden, als men denkt, hoe Gij, na pas adem te kunnen haalen, van onder de verdrukkingen der Katholijken, u onder elkander (denkt hier aan den ongelukkigen Servetus en 't groene hout, waar mede Calvinus hem deedt verbranden) om allerlei vitterijen 't leeven zo desperaat bitter gaat maaken; en 't schaamt | |
[pagina 132]
| |
den, zo zij maar braaf, goed, zijn, en door hun ne nijverheid den Staat verrijken! War meer is; wat raakt iemand, of een ander Confucius, Moses, J.C. Lama, Mahomed of wien 't ook weezen mag, aankleeve.Ga naar voetnoot(*) Geweetenszaaken behooren tot geenen waereldlijken rechtbank, en zijn hoe vreemd zij ook mogen zijn, der tijdelijke welvaart van de burgerlijke maatschappijën geheel | |
[pagina 133]
| |
mij het zeggen, van deeze meer dan zotternijen heeft dit land de werkzaamste tooneelen opgeleeverd. Dit alles speelt mij dimmer door den geest, of ik moet van Jan Huss spreeken. Arme, vroome, eerlijke Jan Huss ! een Man, die ook 't zijne toebragt, dat wij niet langer des Pausen steêkinderen zijn, verdient onze opmerking. Zie hier 't laatste leevensbedrijf van deezen Martelaar. Keizer Sigismundus trachtte hem voor den houtstapel te bewaaren, door hem zijne geloofsbelijdenissen weder te doen inhaalen. Daags voor zijne teregtstelling, d.i. den 5den Julij 1415, zondt hij tot hem vier Bisschoppen, en de Barons Chlum en Duba . Men bragt Huss uit de gevangenis tot hen; de Baron Chlum sprak hem in deeze woorden aan: ‘Lieve, eerlijke, Heer Magister, wij ongeleerde Leeken, kunnen u in deeze zo gewigtige zaak, niet wel raaden. Ziet derhalven zelve toe, of gij u aan de mishandelingen, waarvan u 't Concilium bericht, in uw geweeten schuldig kent. In dat geval, schaamt u niet dit te belijden, en uwe dwaalingen te verlaaten. Maar zegt u uw geweeten, dat gij onschuldig zijt; zo doet niets tegen 't zelve. Hiertoe wil ik u geene aanleiding geeven. Want gij zult voor 't aangezicht Gods niet liegen.’ Deeze woorden braken hem 't hart. Onder een stroom van traanen antwoordde hij: God is mijn getuigen, dat ik gaarne wijken en herroepen wil, zo ik iets geleerd heb, strijdig met de H. Schrift, of de leer van de Kerk. Ik begeer niets meer, dan, dat men uit dezelve mij van eene | |
[pagina 134]
| |
onverschillig! NB. zo lang als zij geregeerd worden, door opperhoofden te wijs om zich te laaten beluijen door de list van hen, die, uit heerschzucht, aan hunne meeningen, welke de bovenleggende partij rechtzinnigheid noemt, 't welvaaren quasi dier maatschappijen vast maaken: en 't geen evenveel opmerkingen verdient, 't komt op 't zelve uit, welke gevoelens men koestere, 't zij men de aarde voor een taerling of een kloot houde, 't zij men tegenvoeters stelle of niet, deeze opiniën, aan welke de geestelijkheid de behendigheid heeft eerst den godsd.enst en daarna de welvaart van 't Land op hunne wijze te verbinden (werdt niet Toricelli door 't Heilig-Officie vervolgd, om de leer der tegenvoeters, en 'k herinner mij niet welk ander philosooph - is 't niet Galileus? - over 't draijen der aarde! enz) deeze opiniën, hoe schuldeloos ook, zullen altoos ieder oogenblik tot burger - oorlog aanleiding geeven, en den staat in vuur en vlam zetten, als men der priesterlijke oorblaazingen gehoor geeft en hen den baas laat speelen. - Er zijn in de Republiek voor 't minst acht hondert dienstdoende Roomsche Katholijken Pastoors. Deeze moeten nu hunne studiën op de Hooge-School van Leuven gaan beginnen en volbrengen, en brengen dit doende jaarlijks duizenden 't Land uit. Ter voorkominge deezer geestelijke Contributie, die nu de Roomsch-Katholijke aan Braband betaalt, heeft men voorgeslagen, in deeze of geene kwij- | |
[pagina 135]
| |
beter leer overtuige. Dit gedaan zijnde, ben ik bereid om alles te herroepen’ Daags daarop deedt de Bisschop van Londen eene Latijnsche Predikatie, over Rom. VI: 6 .Ga naar voetnoot(*), Men las hem zijne ketterijen voor, men ontweidde hem, men zette hem een hooge papiere kroon op, beschilderd met duivels, waarop AARTS-KETTER, men bondt hem aan een paal, en verbrandde hem. Vroome, eerlijke Huss , hadt gij begreepen, dat uwe quasi-hijpocrisie, de verloochening uwer gevoelens, in 't boek des Opperrechters, gestaan zou hebben op de folio van uwe vervolgers, liever dan u te laaten branden, zoudt gij hen dit hout hebben kunnen doen bespaaren, om 'er schelvisch met aardäppelen over te kooken. Besluit.
‘Indien de vervolgingen, uit hoofde van godsdienstige meeningen, eenigen grond konden vinden in 't Goddelijk recht, zo zou onze aardbol een uitgestrekt toneel van bloedvergieting moeten zijn: de Musulman van de secte van Ali zou den Musulman van de secte van Omar moeten vernielen: deeze laatste zou dan | |
[pagina 136]
| |
nende Stad van Over-IJssel een Kweek-School op te richten voor de Roomsche Katholijke Studenten. Men kan wel gissen, welke drommel hier wederom zijn kloet in gestoken heeft. Tantum relligio potuit suadere malorum! Dat is volgens eene vrije vertaaling: ô Zwarte vliegen! Zwarte vliegen!
Politieke
In principatu commutando Civium,
Nil praeter domini nomen mutant pauperes.
Id esse verum parva haec fabella indicat.
Asellum in prato timidus pascebat Senex.
Is hostium clamore subito territus,
Suadebat Asino fugere, ne possent capi.
At ille lentus, quaeso, num binas, mihi
Clitellas impositurum victorem putas?
Senex negavit. Ergo, quid refert mea,
Cui serviam, clitellas dum portem meas?
PHAEDRUS gerâ-
| |
[pagina 137]
| |
recht hebben een Jood te empaleeren: en deeze laatste zou de afgodendienaars van Africa in de mortier mogen stooten.’ ‘Alle zouden zij zich mogen vereenigen, om te verdelgen de kristenen, ten einde hen te straffen over hun schotschriften tegen de veelgodendienaars, over hunne kruisvaarten, hunne auto-da-fe's en hunne.....’ ‘'t Is een gemeen belangen van alle natiën, ze tot ééne te maaken door eene algemeene tolerantie’. Mogt deeze weldaad (hoe wenschelijk ware dit niet onder ons) zich ook uitstrekken over 't staatkundige!
Partijschappen.
Wanneer 't gebiet der staten neemt een keer;
Verwisselt maar het graau den naam van heer.
Dat dit zoo is, zal deze fabel melden.
Een harder weidde een ezel in de velden:
En schrikkende op het vijandlijk getier,
Dat schielijk zich liet hooren, ried het dier
Te vluchten, om aldus zijn lijf te bergen.
Maar d' ezel sprak: zal mij de vijant vergen
Een dubbel pak te dragen? Neen, sprak hij.
Toen sprak het beest weêrom: wat scheelt het mij
In zulk een staat? Wat mag ik 'er naar vragen,
Wat heer ik dien, als ik mijn' last moet dragen?
braakt door HOOGSTRATEN. |
|