Aanteekeningen, gehouden op eene reize door Turkeyen, Natoliën, de Krim en Rusland in de jaren 1784-89
(1789-1793)–Pieter van Woensel– Auteursrechtvrij
[pagina 205]
| |
Derde bundel.Staat der Geleerdheid in Turkijen.Ik heb noch niet waargenomen, zegt rousseau ergens, naar gis in zijne Confessions, dat de groote weetenschap en geleerdheid de menschen zo uitneemend gelukkig maaken. Vermoedelijk sprak hij naar zijne eige bevinding. 't Is vreemd, dat een man, die waant de binnenste schuilplaatzen van zijn hart te doorsnuffelen en open te leggen, 't zelve zo weinig gekent heeft, dat hij de waare, de geheime be- | |
[pagina 206]
| |
weegreedenen, die hem tot die Confessions aanspoorden, voorbij gezien heeft, de zucht namelijk om zonderling te zijn, de drijfveêr van de meeste zijner daaden. Aan deezen, aan zijnen menschen schuwen, aan zijnen wantrouwigen, met zich zelven te veel ingenomen inborst was 't misschien te wijten, en niet aan de weetenschappen, dat hij zijne dagen min gelukkig gesleeten heeft, dan zijne groote talenten hem waardig maakten. Wat hiervan zij, dit houde ik voor zeker, dat men ook zonder weetenschap niet ongelukkig kan zijn; en 't zoude mij niet verwonderen, dat het studeerend leeven niet was 't geen, waartoe ons de natuur bestemd heeft. De Turken, die meestäl met leezen en studeeren zich niet veel de harssens breekenGa naar voetnoot(56), schijnen van dit voorlaatste | |
[pagina 207]
| |
zeggen een spreekend, een onwraakbaar voorbeeld. Ik durve met des te meer vertrouwen deezen bundel mijner aantekeningen, over de Turksche litteratuur los maaken, naar maate ik met den lezer reeds voorzie, dat dezelve niet dik is. Ψυχης Ιατζειον staat of stondt te Zaandam, | |
[pagina 208]
| |
aan de straat, in groote vergulde letters, voor een boekvertrek. 'Er is indedaad een weêrgalooze overeenkomst tusschen een bibliotheek en een apotheek; in de eerste vindt men artzenijen voor de ziel, in de andere voor 't ligchaam. Beide hebben ze noch dit gemeen, ut mole laborent suâ. Wat de apotheeken aangaat, hiervan overtuigd, is men reeds meenigmaal aan 't snoeijen geweest, en een aantal van potjes zijn reeds ten vengster uitgevlogen. Met de geestelijke medicijnen, met de boeken, blijft 't noch erg gesteld. In weêrwil der verslindende kommenijen zijn wij 'er noch zo ellendig mede overkropt, dat iemand, die zonder leidsman uit al dit kaf 't goede, 't nutte en 't waare wilde ziften, niet klaar zou raaken, al leefde hij methusalems leeven. Iets dat wij, iets dat onze nakomelingschap niet ligt zullen beleeven, zou zijn, | |
[pagina 209]
| |
dat een dozijn der grootste vernuften in ieder vak zich vereenigden, om de waarheden, die 'er toe behooren, in haaren natuurlijken ketting te zamen te stellen, 't waare voor te draagen als waar, en 't waarschijnelijke, 't twijfelachtige, 't valsche als zodaanig, met bijvoeginge der wijze, waarop de menschelijke schranderheid, of 't geval, dat is een zamenloop van omstandigheeden, die 't noch in onze magt is te doen daarzijn noch te voorzien, van de eene waarheid geleid is geworden tot de andere. Zodra een dergelijke Encyclopedie eens vaerdig was, behoorde men niets zo pressants te hebben, dan onmiddelijk al ander geleerd gereedschap op een hoop te smijten, en zonder genâ of aanneeming van perzoon, 'er een auto-da-fé van te maaken. Zo lang deeze justitie niet gehouden is, mag men altoos uitroepen: Gelukkige! drie- | |
[pagina 210]
| |
werf gelukkige Turken! onder welke 't schrijven geen broodwinning geworden zijnde, de boeken niet vermeenigvuldigt zijn als 't ongedierte in uwe Caravenserais! twee duizend is alleen derzelver getal!Ga naar voetnoot(57). Ik zoude alhier van verre 't grootste getal den catalogus uit toderini kunnen plaatzen: maar zou 't wel zo amusant zijn als mattheus I. Schoon nu de Turken verre zijn van weetgierigheid, vindt men in Constantinopolen dertien openbaare boekerijen, die 't, even zo als te Parijs en Londen, een ieder vrij | |
[pagina 211]
| |
staat te bezoeken, raad te pleegen, en 'er raad van mede (excerpta) naar huis te brengen. XIII publieke boekerijen in Constantinopolen, en een der grootste, der rijkste, zeker de handeldrijvendste stad van Europa heeft 'er zo goed als niet ééne! Men telt 'er elf hooge schoolen, waarvan de oudste in 1453 opgericht is. Voor den brand van 1782 waren 'er 511 collegien en 1600 kleinere schoolenGa naar voetnoot(58). Dit groot getal zal minder verbaazen, indien men weet, dat de Turken nimmer eenig godsdienstig gesticht bouwen, waaraan zij niet een ander groot of klein voor 't onderwijs der jeugd hegten. Vraagt men mij nu naar de reeden, waarom met zoo veel hulpmiddelen, de Turken in de geleerde loopbaan zo veel posten achter- | |
[pagina 212]
| |
uit zijnGa naar voetnoot(59) zal ik 'er op antwoorden: Voor eerst de spraak, die men niet verstaan kan, zonder ook de Arabische en Persische te verstaan, en die dus zo moeijelijk | |
[pagina 213]
| |
wordtGa naar voetnoot(60) dat een ordinair schoolier, en van een ordinair leeven, als in 't voorportaal der weetenschap blijft steeken. Ten tweede de hitte van 't klimaat, die de energie van de ziel, de halstarrigheid van 't karakter, nodig om bergen van moeijelijkheeden te oversteigen, ontspannende, ons meer aangenaam doet sluimeren dan leeven. Ten derde misschien een opvolging van Sultans, die op militaire verdiensten een hooger prijs stelden, dan op geleerdheid. De opvoeding der SultansGa naar voetnoot(61) voor zij den | |
[pagina 214]
| |
throon besteigen, berooft hen van smaak tot studie, doet hen leeven in de onkunde der waardij van eenen opgeklaarden geest, kon hen onmogelijk op den inval doen komen verdiensten op te zoeken, aan te kwee- | |
[pagina 215]
| |
ken en te beloonen. Nu! laauwe mecenaten maaken koude studenten, enz. Dit zij genoeg, wat aangaat 't uitwendige des tempels der Turksche geleerdheid. Laat ons 'er eens ingaan. De godgeleerdheid, altoos zo delicaat als kraak-porcelein, en die zich overal vooraandringt, houdt hier de rechtsgeleerdheid aan de hand: dat is, gedebarbariseerd, de Koran der Muzulmans is hun Bijbel en Wet-boek. - Iedere zaak, zegt men, heeft twee handvatzels; maar deeze heeft 'er wel zes. De meenigvuldigheid der gezichtpunten, waaruit deeze stoffe zich laat beschouwen, zou mij kunnen verbijsteren. Hoe belieft de lezer dat ik 'er over spreek, als een Jood, een Kristen, een Muzulman? Om geen jalouzij te verwekken, zal ik, als of ik uit de maan gevallen was, 'er eenige weinige reflectien over maaken, zonder te denken aan excom- | |
[pagina 216]
| |
municatien of kerkenban. Voor 't overige zal 't weinig gezegde zijn sans consequence, als gevloeid uit de pen van iemand, die in 't geheel geen vaart loopt op zijne theologische kennissen, en die, schoon zijne opvoeding tot den geestelijken stand was aangelegd, min bekend is ('t is schade 't te zeggen!) met h. bladen, dan met de vermaakelijke van miguel cervantes de savedra. - Toen mahomed begon te propheteeren, was de kristelijke godsdienst niets anders dan een vernieuwd, opgewarmd, verergerd heidendom, eene afgodendienst, een religie, alleen geschikt om haare priesters te mesten in luiheid en overvloed, verworven ten koste van 't zweet en armoede der door hen in domheid, slaafachtigheid en bijgeloof opgevoede gemeente. Zoude het onmogelijk zijn, dat mahomed een bijzondere bevoegtheid gehad heeft om ver- | |
[pagina 217]
| |
re het volkrijkste deel van onzen aardbodem tegen dergelijke pestilentie te beveiligen?Ga naar voetnoot(62). 't Vordert niet meer dan een kinder-stap uit 't gereformeerd, (door gereformeerd verstaa ik, in mijne onnozelheid, al wat niet katholijk is) kristendom over te gaan tot 't Mahomedaanendom. Onwetenheid en heilige ijver geeven der renegaaterij een afschuwelijk aanzien. Zijn godsdienst af te zweeren, J.C. te verloochenen, welke gruwel! Bedaar godvruchtige, kristelijke, gemoedelijke lezer! Een renegaat zweert zijn godsdienst niet af. Hij behoudt zijn zelve kleed; hij keert 't niet eens om; hij trekt 'er alleen | |
[pagina 218]
| |
een overrok over, om 't te bewaaren. Het is 'er zo verre van daan, dat (luister wel toe!) een Jood bij mahomed niet welkom is, tenzij door J.C., in 't Turksch issa, ingeleid, dien zij meê houden voor een propheet van de beste editie, op één' na. Wat de zedeleer aangaat; alle, vertrouw ik, staan daarin gelijk, dat zij deugd en menschen-liefde preêken. En zouden de Kristenen tot een toets-steen durven neemen van de meerdere voortreflijkheid der leer de voortreflijkheid der leerlingen? Ik vreeze, dit mogt een misselijk aanzien aan de zaak geeven. Schoon de deugd zich zelve loone, hebben de staatkundigen de slimheid gehad 'er buitengewoone prijzen op te zetten. Welke verdient den voorrang, die kittelt 't instinct, eigen aan alles wat leeft, of die een | |
[pagina 219]
| |
vermaak belooft, dat veelen streelt, ettelijken onverschillig, eenige weinigen pijnelijk is? Maar wimmelt de KoranGa naar voetnoot(63) niet van | |
[pagina 220]
| |
ongerijmdheeden? Ik zou denken ja. Zeker is 't bijzonder gelukkig, dat men die elders niet aantreft, al zogt men 'er ook met lantaarns na! De Muzulmans hebben een onverwinlijke verachting voor de ongeloovigen! 't Woord Dsjaur, 't geen dit beteekent, is onder hen een schimpnaam. Of 't hun even weinig moeite kost als den kristenen de eeuwige verdoemenis over hunnen evenmensch uit te spreeken, is mij onbekend: maar dit weet ik | |
[pagina 221]
| |
zeker, dat mijns vaders sterven niet by 't huilen van de honden is toegekomen. De Muzulmans zijn de tolerantste menschen op den aardbodem, uit welk beginsel? Ik zou haast meenen, dat ze ons niet genoeg achten, om zich met ons op te houden. Zij zijn naar de voorschriften van hun Bijbel gehouden de onrechtzinnigen te bekeeren. 't Is eene tastbaare ongegrondheid (schoon de Heer Baron de tott ze niet getast heeftGa naar voetnoot(64) die stelt dat ze de renegaaten zouden verafschuwen. Zo zij 't doen, is 't niet, omdat zij renegaaten zijn, maar omdat zij, voor zij 't wierden, meest alle schelmen, den scherprechter uit de hand geslipt, en 99/100sten 't uitvaagzel van 't menschdom zijn. Voor ik van dit artikel afstappe, zal ik noch aanmerken, een verkeerd begrip van 't on-Muzulmansch publiek op 't stuk der | |
[pagina 222]
| |
besnijdenisse. Verleid door 't geene bij de Jooden geschiedt, meent 't doorgaans, dat dit eene heilige plegtigheid, een aart van bondzegel is, dienend om de Turken in hun geloof intelijven. Dit alles is abusief. Men kan een waar geloovig Muzulman zijn, zonder deeze ceremonie ondergaan te hebben. Daar dezelve altoos met eenige onkosten (de priesters doen niet veel gratis) vergezeld gaat, treft men arme Muzulmans, die men van de kristenen niet zou kunnen onderscheiden. Des kundigen zeggen dat de circumcisie door mahomed meer aangeraaden, dan bevolen is. Dit wordt waarschijnelijk, als men nagaat, dat dezelve den Turken eerst, wanneer zij omstreeks de acht jaaren bereikt hebben, geädministreerd wordt. Was 't nu de leer des Korans, dat de man zijne zaligheid niet koopen kon, als ten koste van zijn praeputium, (een deel, waarmede 't de natuur behaagt meer dan | |
[pagina 223]
| |
met eenig ander deel te speelen, ten minste in de oogen des waarneemzieken drake, die beweert - zie de Encyclopedie op dit woord - dit geöbserveerd te hebben: ik wenschte wel eens te weeten bij welke occasien?) zou dezelve zeker zo spoedig als mogelijk verricht moeten worden, uit vreeze voor een onbesneeden afsterven. Deeze ceremonie veroorzaakt of vergezelt een luiddruftig festijn, waarin de rijken wedijveren zich voor te doen. Wanneer een groot heer zijn zoon laat besnijden, zenden alle zijne bekenden hem geschenken, toch meest mondbehoeftens. 't Knaapje wordt in zijn zondagspak gestoken. 't Hoofd vercierd met bloemen en klater-goud, wordt hij, voorafgegaan van een bende muzikanten, vergezeld van een stoet van bekenden, door de straaten van de buurt omgevoerd. 't Gansche huis is in oproer en in ongewoone luidruchtige vrolijkheid. | |
[pagina 224]
| |
Men eet, men drinkt, men laat een partij schriele Jooden eene morsige comedie speelen. Dan komt men ten principaale. De plechtigheid zelve wordt in 't publiek verricht, en toch met decentie. Men heeft hiertoe eene een weinig verheeven stellagie opgericht, boven voor 't welk een zijde voorhangzel gespijkerd is. Een barbier (en niet de priester, maar die 'er toch bij is; 't geen van zelfs spreekt) leidt 't knaapje achter 't zelve, verricht, onder 't geluid van muziek, in een snap zijn werk, en vertoont den toeschouwers de vrucht van zijn exploit. Bij dergelijke gelegenheid krijgen veele kinderen der min rijken een veeg uit de pan. En 't gebeurt wel eens, als de heer van zeer groot aanzien en vermogen is, dat op zo een tijd twee drie hondert jongskens besnot naar huis loopen. Of nu de knaap 't geen de barbier hem ontneemt, zich, als een aart van talisman, on- | |
[pagina 225]
| |
der de kalot laat naaijen, zo als men gemeenlijk beweert, is iets 't geen ik te vies geweest ben om uit te pluizen. Maar te oordeelen uit 't bedrijf van eenige losse kwanten, zou ik wel haast gelooven, dat deeze praktijk onder 't gemeen al vrij gebruikelijk is. - Hier zou ik noch wel iets meer over hunne enz. plechtigheeden kunnen uitkraamen; dan daar ik, in mijne Aanteekeningen, ze vinde in 't pakje van wisjewasjes, is 't ooirbaarst 'er een spelletje bij te steeken. - 't Geen mij in den Koran bijzonder bevalt, is dat dit zo wel 't burgerlijk als godsdienstig huisboek der Turken is. Dit heeft een aanmerkelijk voordeel. De wetten, uit eene goddelijke bron gevloeid, verkrijgen hierdoor een bijzonderen klem. - 't Zedelijk gevoel, 't instinct, de conscientie, of zo gij 't noemen wilt, is een kompas, waarop men in de zedelijke wae- | |
[pagina 226]
| |
reld meest veilig kan afzeilen: maar 't is ook waar, dat 'er duizend gevallen zijn, waarin 't geweeten ons in den steek laat, waarin de geschreeven wetten, omtrent 't zedelijk goed of kwaad ons alleen kunnen voorlichten Welk voorrecht hebben nu de Turken boven ons niet, daar hun de burgerlijke wetten, zo wel als de godsdienstige door hunne domine's in de moskees verklaard worden! zou 't dan zo desperaat zot zijn, dat men onze wetten, onder hoofdstukken, in een stelzel te zamen bragt, en dat men 's zondags ook eenige uuren besteedde, om ze der goede burgerije te verklaaren? en zou dit van minder nut zijn, dan ze te onderwijzen in de stratagemata der theologia polemica, of in Hebreeuwsche en Grieksche etymologiën?Ga naar voetnoot(65) | |
[pagina 227]
| |
Iets anders, 't geen de Turken, met ons vergeeleeken, vooruit hebben, is dat, zo | |
[pagina 228]
| |
veel ik weet, zij noch advokaaten noch prokureurs hebben; of zo iemand ter ver- | |
[pagina 229]
| |
deediging van zijn recht zich van eens anders voordracht bedient, hij hier niet toe | |
[pagina 230]
| |
gedwongen is; meester zijnde 't zelve in persoon voortestaan: zodat een arm mensch, | |
[pagina 231]
| |
die geen geld heeft om een prokureur te qualificeeren, geen gevaar loopt 't hemel- | |
[pagina 232]
| |
tergendst ongelijk te moeten lijden, bij gebrek van een prokureur dien hij niet betaalen kan, verstooken van 't voorrecht om zichzelven te mogen bedienen. Ik geloof niet, dat eenig redelijk schepzel op aarde kan ontkennen, dat 't de zo evengenoemde heeren zijn, die de processen tot in 't eindelooze uitrekken en vermeenigvuldigen. Men ziet dus reeds in, dat die bij de Turken veel zeldzaamer en korter van duur zijn. Bij hen is 't niet wel mogelijk beide de partijen tot den be- | |
[pagina 233]
| |
delzak te brengen, daar zij ieder 't recht hebben, hun zaak aan de luiden van de wet (Uhlema's) voortedraagen, die spoedige uitspraak (Fetva) geeven: waarvan 't zo goed als onmogelijk is te appelleeren, als maakende met de Mufti aan 't hoofd 't opperste gerichtshof. 't Ontbreekt mij aan bevoegtheid, om over de kern der Turksche rechtsgeleerdheid te oordeelen; maar zo veel mij gebleeken is in mijne kleine ondervinding, uit informatiën genomen bij luiden van meer kunde, uit 't leezen van geäccrediteerde schrijvers, zoude ik geneegen zijn te gelooven, dat 't deel des korans, dat hun tot burgerlijk wetboek dient, niet meer gebrekkig is dan dat van andere natiën; dat de abuizen, niet talrijker bij hen dan elders, ontstaan uit de geldgierigheid der rechters, die ze bloot stelt aan omkooping, uit 't gebruik om alles door getuigen aftedoen, | |
[pagina 234]
| |
die in meenigte gereed staan zich aan de meestbiedenden te verpanden. Zo de rechter een eerlijk man is, zijn de wetten haast goed genoeg: maar quid vanae leges sine moribus proficiunt?Ga naar voetnoot(66.) De Koran als een burgerlijk wetboek te onderzoeken is, ik herhaal 't, mijne zaak niet, is niet de zaak van dit boekje, geschikt voor losse aanteekeningen. Zo de leezer 't preciese geheim van de mis wil weeten, recommandeer ik hem adire fontes atque haurire; of zo hij daar wat te slof toe is, kan hij misschien naar zijn lust te recht komen bij porter. Chap. IV. - 't Wondert mij dat niet iemand, wreeve- | |
[pagina 235]
| |
lig over alle de injuriën, der Geneeskundige Faculteit door j.j. rousseau aangedaan, 't op zich genomen heeft (misschien is 't buiten mijn weeten gedaan) den stroom zijner welspreekendheid door kragt van reedenen te stoppen, en hem, terwijl hij leefde, zo niet tot bloozen, tot zwijgen te brengen. 't Volgende alleen volstaat om alle die verheevene declamatiën te vergruizen. 't Lot der menschheid is over den ganzen aardbodem, door haare gevoeligheid, door de verganglijkheid haars werktuigs, door den invloed van alles, wat haar omringt, onderheevig te zijn aan lijden. De gevoeligheid doet ons dat lijden ontvlieden. Dit doet ons naar hulpe omzien. 't Meedelijden maakt ons tot gemaklijke raadgeevers. Nu geef ik den ijverigsten Rousseauist de vrijheid, 12 deelen in fol. te vullen met de gebreken, met de onzeekerheeden, de on- | |
[pagina 236]
| |
volmaaktheeden enz. enz. enz. van de geneeskunde. Ik wil 'er zelfs geen woord tegen kikken, alles beämen, en nogtans wil ik hen dit alleen gevraagd hebben, wat 't reedelijkste is, wanneer men lijdt, zich om hulpe te vervoegen bij minnen, bakers, oude vrouwen, barbiers, kruidmengers, tanden-trekkers, kwakzalvers, en die eindelooze ceêl van medicinaale stroopers, wier raad van eenigen door menschlievendheid, der meesten door dorst naar winst ingegeeven, van geenen door kunde voorgelicht wordt - dan wel bij eene klasse van menschen wier opvoeding van de jeugd is opgeleid, om door de kennis der natuurlijke huishouding van 't menschelijk ligchaam, door 't nagaan, 't waarneemen, en, zo veel mogelijk, stipt onderkennen van de onderscheiden afwijkingen van die huishoudinge, door ervaaring bij 't zieken-bed, en kopbreeken in 't boek-vertrek zich een | |
[pagina 237]
| |
voorraad van hulpe tegen die afwijkingen vergadert, en zich dus 't best bevoegd gemaakt heeft, om in de duistere paden der oefenende geneeskunde, met 't minste gevaar voor stooten of kneuzen, om te wandelen? Onze voorvaderen hebben dit leevendig gevoelt, en dit aangeleegen en gevaarlijk handwerk aan niemand betrouwd, tenzij hij vooraf bewijzen van bekwaamheid gegeeven hadtGa naar voetnoot(67). In Turkijen alleen oordeelt men deeze voorzorg overboodig. Aan 't hoofd der Turksche geneeskunde staat de Hekim-Bachi, zo veel als de Archiatrorum Comes, 't opperbestier over alle medicinaale zaaken van | |
[pagina 238]
| |
't rijk voerende. Onder hem staan onmiddelijk de tien gewoone archiatri des Sultans, waarvan 'er altoos een in 't serrail moet blijven. De Hekim-Bachi kan tot deeze waardigheid (die hij menigmaal verwisselt, zo hij in gunst is met die van Stamboul-Effendi, dat is Hoofd-officier van Constantinopolen, of Mufti) kan tot de eerstgemelde waardigheid niet stijgen, tenzij hij behoore tot 't corps van de Uhlema's; maar hij behoeft geen geneeskundige te zijn. Men beschouwt zijnen post bijna enkel als eene eere waardigheid, die hem bevoegt maakt de artzenijen voor den Sultan na te zien, en te zorgen, dat 'er niets inkome, verboden door den Koran. Ook hadden de twee laatstoverleedene Sultans mustapha en abdul-hamed inzichts genoeg, om hunne gezondheid en die hunner familie hunnen Hekim-Bachi niet aantebetrouwen. 't Is de heer gobis | |
[pagina 239]
| |
van Ragusa, welke door zijne kunde, de kennisse der Turksche spraak (zonder welke dit werk een heet hang-ijzer wordt) en de voortreflijkheid van zijn karakter zich deezeer eere waardig gemaakt heeft. Hoe onervaaren nu ook de Hekim-Bachi in de Geneeskunde zijn mag, heeft geen Turk of Raja vrijheid ze te oefenen, mag niemand een Apteekers- of Chirurgijns-winkel opzetten, tenzij hij hem een verlofbrief gegeeven heeft: iets, dat voor geld nooit geweigerd wordt. Men telt 'er drie hondert Hekims of Doctoren, zo als de Hekim-Bachi in een bezoek, 't geen ik hem gaf, mij zelf verhaalde. Van deeze drie hondert zijn verre de meeste ontbloot, volstrekt van eenige de minste studie. 't Zeer klein overschot, dat zich eenige bekwaamheid zoekt te verkrijgen, heeft zo goed als geene andere hulpmiddelen (daar zij geene andere dan hunne | |
[pagina 240]
| |
en de Oostersche taalen verstaan) dan de Arabische en eenige weinige Turksche schrijvers. Ofschoon 'er nu een tijd was, waarin hunne school (die der Arabieren) bloeide, de eenige school werwaarts (in Toledo) de geleerd-heidzoekenden vloeiden, om zich in de medicijnen te volmaaken, is 't echter bekend, dat de Arabieren zich bijna alleen opgehouden hebben met 't uitpluizen en verfijnen van de werken van galenus, wien (in weêrwil van alle zijne talenten, van zijne ervarenheid in de disputeerkonst, in de Aristotelische wijsbegeerte, in de natuurkunde der ouden, talenten die hem misschien op den doolweg bragten) wien, zeg ik, men niet kan vrijpleiten de leer van hippocrates 't eerst te hebben verbasterd, en opgevuld met zijne quatuor qualitates radicales, elementa primigenia, humores primigeniti quatuor, quatuor gradus caloris &c. | |
[pagina 241]
| |
't Is toch bekend, dat de Arabieren de Ontleedkunde (verbooden door hun godsdienst te oefenen op 't menschelijk ligchaam) niet hebben aangeroerd, dat zij in de praktijk der geneeskunde zeer geringe vorderingen gemaakt hebben, een weinig gelukkiger geweest zijn in de Heel- en Kruidkunde; dat zij de Artzenijkunde aan de medicijnen nader verbonden hebben; dat men niet veel verliezen zou, al waren avenzoar, avicenna, averhoës, mesüe nimmer in de waereld geweest; dat rhases over de kinderziekte alleen van 't hier voorgemeld auto-da-fé vooreerst verdient verschoont te blijven. De Muzulmans hebben ook hunne eige werken; de Tachit fit Thebb, door hadgibacha, handelt van de Bespiegelende en Praktikaale Geneeskunde, van de spijzen, dranken en geneesmiddelen, van de oorzaaken en voorzegginge der ziektens, enz. | |
[pagina 242]
| |
De inhoud der schriften van hajrullah effendi, mustapha effendi, seid mohammed is mij zo min als derzelver waardij bekend: in welk zeggen ik den sneedigen lezer mijne zedigheid verzoek op te merken: eene deugd, die alle schrijvers niet overal eigen is. Alle deeze hulpmiddelen tot ophelderinge des verstands zijn gering, en noch verre van onder iedereens bereik te zijn. De Turksche en Arabische boeken zijn allen, 'k beken 't, keurlijk netjes geschreeven, maar ook peper-duur. Eens bevond ik mij bij een Effendi, die mij een geschreeven Atlasje in gr. 8vo. toonde, drie vingers dik, waarin naar gis een paar dozein geteekende kaartjes, met de verklaaringen, een boek, dat volgens zijn zeggen, hem 500 piasters gekost hadt. De Engelschen mogen zich beroemenGa naar voetnoot(67), | |
[pagina 243]
| |
dat hun hippocrates in 't Turksch vertaald, in de bibliotheek van Ragib-Pacha te vinden is; wij mogen 't doen, dat de Aphorismi van den onzen, door den broeder van den laatsten Internuntius bij de Porte, den Heer herbert, op order van mustapha vertaald zijn. Maar stel ook dat 'er 10,000 exemplaaren van onder 't publiek verspreid waren, zijn sydenham en boerhaave schrijvers, die men zo met ongewasschen handen kan aanvatten, of bovenal de Aphorismi, zonder voorafgaande studie, voor een ieder verstaanbaar? 't Gevolg hiervan is, dat de nationaale geneeskunde der Turken een zuivere kwakzalverij isGa naar voetnoot(68). En ach, of de meeste | |
[pagina 244]
| |
vreemdelingen en Franken, die ze in Turkijen oefenen, ze zo oefenden, dat men zeggen durfde, dat ze geene kwakzalvers zijnGa naar voetnoot(69)! Maar 't is 'er zo mede geleegen, dat verre 't meerder getal 'er van bestaat uit een schuim van Sclavoniers, Itali- | |
[pagina 245]
| |
aanen, van luiden, die, volstrekt niet weetende hoe aan de kost te komen, ch voor Hekim opwerpen. Derzelver praktijk kenmerkt zich door 't meenigvuldig gebruik van heete, zweetdrijvende, versterkende middelen, cardiaca, alexipharmaca, aphrodisiaca. Derzelver gebruik zou elders meer schadelijk zijn, dan in een land, waar de heete ontsteekingsziektens (morbi inflammatorii acuti) allerzeldzaamst zijn, de pest alleen uitgezondert, welke bij bloedrijke gestellen, in haar eerste stadium, en voor zij in eene hoogst-kwaadaartige rotkoorts overgaat, zeer inflammatorisch pleegt te zijn. De warmte van 't klimaat doet in 't algemeen de vochten meer tot de rottige ontbindinge, dan de inflammatorische scherpte overhellen, welke laatste ook door 't dagelijksch gebruik der warme baden bestendig uitgedreeven wordt. Bij deeze gelee- | |
[pagina 246]
| |
genheid kan ik niet nalaaten, om de vaderlandsche heeren der faculteit aan derzelver kragt, meer gepreezen in jicht- en huidziektens, dan gekend in die, welke spruiten uit eene diathesis inflammatoria van 't bloed, te herinneren: iets, 't geen zij misschien kunnen nodig hebben, omdat de inrichting des huishoudelijken leevens, hier te lande, 't beezigen van warme baden moeijelijk maakende, hen met derzelver kragten min bekend gemaakt heeft. De vaste deelen des ligchaams, ontspannen door de hitte van 't water, 't geen als geneesmiddel gebruikt meer dan laauw en zo warm als draagelijk gebeezigd behoort te worden, geeven geleegenheid ter herstelling van den vrijen omloop des bloeds, en door die ontspanninge der vezelen, en door de meenigte van opgeslorpt en 't bloed verdunnend water, en door de verwijderinge der zweetgaten, waardoor een aanzienlijk deel der prikke- | |
[pagina 247]
| |
lende deelen des bloeds zijnde uitgeworpen, de irritatie op de vezelen vermindert wordt, 't geen dus derzelver ontspanning bevordert. Om nu 't nut der warme baden in gemelde ziektens te begrijpen, is 't alleen nodig, dat men dezelve de kragt toekent, om den belemmerden omloop des bloeds, enz. vrij te maaken: want de ondervinding heeft ons in de aderlaatingen geleerd, dat de mensch, zonder eenig gevoel van ongesteldheid, deeze ontsteekings-scherpte, in een groote maat, bij zich kan draagen, zo lang 't bloed vrij omloopt. Maak hier uit op, wat in de morbi inflammatorii hij gewonnen heeft, die 't bloed vrij kan doen omloopen. Zo, na een half uur baadens, in water tusschen warm en heet, de hardste pols niet week wordt, bekenne ik mijne dwaalinge. Noch 't uit- noch 't inwendige der Constantinopelsche Apotheeken, waarvan een | |
[pagina 248]
| |
groot heir voorhanden is, boezemen veel vertrouwen in. - 't Is bekend, dat de Muzulmans haare vrouwen liever tien duizendmaal zouden laaten sterven (niet uit jalouzij, maar uit godsdienstigheid) dan zich van een vroedmeester bedienen. - De naam van philosooph wordt, God betere 't! heedendaags zo geprostitueerd, dat een fatzoenlijk mensch 't zich schaamt 'er voor door te gaan. De eerste kapstok de beste heeft, of geeft zich een in 't oogloopende gril, zegt zich een philosooph, en men gelooft hem. Zo 't mijne vrienden Muzulmans plaisiert, wil ik wel zeggen, dat ze ook philosoophen zijn. En voor zo verre de boven-natuur- en zedekunde een groot deel der wijsbegeerte uitmaakt, mogen zij 't misschien met even zo veel recht zijn als wij. Hoe onverschillig dit volk anders omtrent | |
[pagina 249]
| |
alles, de vrouwen en 't geld uitgenomen, zijn mag, 't deelt toch in der menschheid algemeen eige nieuwsgierigheid, omtrent de oorzaak van haar begin. Zijne traagheid belet het niet in dit scheemerlicht naar zijn en aller Oorsprong onrustig om te voelen, en reikhalzende de handen uittesteeken. Onder de voornaamen, onder de diepdenkendsten deezer natie, schijnt 't reeds voorlang in de mode gekomen te zijn, dit omvoelen als eene verlooren moeite aantemerken: 't zij uit hoofde van de fijnheid der materie, 't zij, zo als zij zich ongeveer uitdrukten, om den weinigen kans, die 'er is, een naald in een voêr hooi te vinden. In dit stuk schijnen de Muzulmansche Philosoophen naar de eerste mode te zijn, en 't precies eens te wezen met de in dit tijdperk heerschende denkwijze der voornaamsten, der luiden van den eersten rang, in twee à drie der grootste en toongeevendste | |
[pagina 250]
| |
steden van Europa, onder welke spinoza meer rekruuten gemaakt heeft, dan 'er voortijds in eeuwen gevonden werden: iets, dat ik toeschrijve aan een afkeer, dien veele menschen hebben, om van één gevoelen met den grooten hoop, onder welken men zich door 't Deïsmus reeds niet meer onderscheidt, te zijn. Dus bedriegt zich de Eerw. Heer ockerse, als hij zegt: ‘De vrijdenkerij, het Deïsmus, is even gelijk de Vrais massonnerie, (zou dit de Vrijmetzelarij zijn?) het kenmerk van welleevendheid.’ Zijn Eerw. is ééne mode ten achteren in beide de stukken. Men berijdt thans een paardje, 't geen wat harder draaft.Ga naar voetnoot(70) | |
[pagina 251]
| |
Maar in de Natuurkunde zijn zij noch zo goed als vreemdelingen. Geen Westphaalsche grasmaaijer zou zich meer kunnen verwonderen over de proeven met de Electrizeer-machine, als verscheiden fatzoenelijke Muzulmans 't deeden. En is dit te verwonderen? Deeze weetenschap heeft thans bij hen dezelve weezenstrekken, die zij hadt ten tijde van aristoteles, zo niet hun eenigen, hun voornaamsten leidsman zo in de physica als in de natuurlijke historie. Dioscorides over de planten bezitten zij in 't Arabisch, zo als ook plinius. Wij staan 'er niet voor in, dat la philosophie de newton, mise à la portée de | |
[pagina 252]
| |
tout le monde door voltaire ook in 't Turksch is overgezet. - Hunne bekwaamheid in 't maaken van zonnewijzers is zo min een bewijs hunner vorderingen in de mathesis, als 't maaken van uurwerken bewijst de mechanische talenten onzer Horologiemaakers, of 't bemesten der gronden de scheikundige bekwaamheid eens landmans. De Astrologie is bij deeze natie in een groot aanzien, en mijn vriend, de eerlijke Dr. V.N. zou 'er fortuin bij maaken. Gelijk men aan andere hoven voortijds hofnarren hadt, heeft men aan dat des Sultans een hof-astrologist. Ik voor mij bekenne geen scherp genoeg gesleepen bril te bezitten, om 't verband tusschen 't gesternte en 't geluk of ongeluk, in 't menschelijk leeven, te kunnen waarneemen. Dan, daar 't mij bekend is, hoe iemand, wiens diepdenkend oordeel, wiens uitgestrekte kunde, en wiens | |
[pagina 253]
| |
rijke ervaarenheid, gevoegd bij duizend goede hoedaanigheeden, bij mij en alle, die de eer hebben tot hem te worden toegelaaten, in welverdiende hoogachtinge zijn, iemand boven dien, die door zijn aanraden, voor de helft, dit inclassificabel boekje op de conscientie heeft, hier eenige waardije aan schijnt te hegten, zo vordert een betaamelijk wantrouwen in mijn eige doorzicht, mijne gedagten op te schorten. In geen minder achting is bij deeze natie de Alchijmie, gebooren uit luiheid, dat is, uit een zucht om met kleine moeite een groot fortuin te maaken. Verscheide Effendi's hebben mij, in mijne bezoeken, largo over deeze materie onderhoudenGa naar voetnoot(71). Voeg hierbij de reeds meergemelde lusteloosheid, onverschilligheid, weinige weet- | |
[pagina 254]
| |
gierigheid der Turken, duurte der geschreeven boeken, schaarsheid der gedrukten, en 't facit zal schielijk in 't oog loopen, in welken nevel van vooroordeelen omtrent de verschijnzelen der natuur zij moeten omzweeven, dat is te zeggen die geene, welke 'er zich 't hoofd met physica breeken, die wel verre onder de deftige menschen 't minste in getal zijn. Misschien zijn de fraaije letteren en kunsten onder hen min vervallen. ‘'Er is in Constantinopolen een vermaarde Academie voor de Poëzij, alwaar men hun, die deeze kunst met succes oefenen, en bewijzen van hunne vorderingen 'er in gegeeven hebben, academische pluimpjes uitdeelt, die hun veel aanzien geeven.’ Toderini, ibid. 't Is jammer, anders konden wij 'er hun een snees van bijzetten, met de zinspreuken 'er bij, de een zinrij- | |
[pagina 255]
| |
ker als de ander. Wij zouden 'er ons niet meê ontrijven. Ook hebben zij hunne Improvisatoren. Een zeer twijfelachtig voordeel! Wie zou denken, dat een zo deftig volk tegelijk zo snaaksch was? Geen ander is gereeder in 't geeven van aliassen. Alle natiën moeten bij hen een veêr uit de staart laaten. Wij zijn bij hen bekend onder den alias van kaasboeren. Weinige komen 'er zo goedkoop af. De Georgianen, l..zen-knappers. De Grieken, Rammen zonder hoorns. De Bulgaaren, Dieven. De Russen, Slechte Zielen. De Duitschers, Fiere Godslasteraars. De Italiaanen, Bedriegers. De Franschen, Slimme Vossen. De Spanjaarden, Leêglooopers, enz. enz. Z. cantimir, Tom. III bl. 50. - - - 't Is beter, dat een Koning of een Sultan goed regeert, dan dat hij een goed | |
[pagina 256]
| |
vaers maakt, en niet goed regeert. 't Is even zo moeijelijk, dat de tijd, der zanggodinnen toegewijd, niet verlooren gaat voor 't rijks-bestier, als 't zeldzaam is een frederik, Koning, Veldheer, Staatsman, Wijsgeer, Dichter enz. enz. enz., in één persoon vereenigd te vinden. Maar de Zang-godinnen lijken naar 't ligte jufferschap, en debaucheeren in een onvoorzien oogenblik den kuischsten. Was ik met 't noch moeijelijker dan glorierijk werk der opvoedinge eens troon-opvolgers, als Aristoteles, belast, ik zou mijn éleve ernstig raaden dit vee de deur uit te houden. Ik ken eene familie, voor twintig jaaren in een zeer goed doen gezeeten, waarvan de eene helft totaal, en de andere helft half bedorven is, en dat alleen door de poëzij. ô Kanaille! hoe gaerne gaf ik niet een drie gulden, om u alle negen aan de kaak te zien staan! Hadt Sultan achmed mijn raad gewee- | |
[pagina 257]
| |
ten, en dien opgevolgd, denkelijk zou hij (in 1730), zijn met laurieren bekransd hoofd onthoofd niet verloren hebben. Maar als een vorst de helmstok van staat verwisselt voor de dichterlijke veder, loopen de varkens in 't koorn, en is de boelijn over de nok. Misschien, zegt wel de lezer, barstte des Sultans dicht-ader door eene ontembaare plethora. Oordeel zelve. Hij liet in Constantinopelen eene fraaie, marbre fontein bouwen, voor welke hij, in vergulde letters, dit opschrist in vaerzen van zijn eigen opstel, (want de historia litteraria Turcica maakt geene mentie van eenige wasch-vrouw. Misschien was de zijne discreeter als voltaire) liet houwen: ‘Deeze Fontein spreekt u van haar ouderdom, ‘In deeze vaersen van den Sultan achmed! | |
[pagina 258]
| |
‘Open de kraan van deeze stille en zuivere bron. ‘En roep den naam des Heere in! ‘Drink van dit helder water, dat niet verdroogt, ‘En bid voor den Keizer achmed! De thans regeerende Sultan selim schijnt ook een gons van den molen gekreegen te hebben, die hem tot de rijmelarije doet vervallen. 't Volgend impromptu, gemaakt op 't oogenblik zijner throon-besteiginge, wordt Z.K.M. geädtribueert, 'k zei bijna geïmputeerd; en schoon 'er al niets zondigs in zijn opstel was, laat 't zich toch aanzien, dat de roem der werken van Sans-Souci daardoor niet verdonkerd zal worden: ‘De groote God heeft beschikt, en deeze throon is de throon van Salomon. Ontwaak uit den slaap, uit de werkeloosheid; want 't heel-al is in oproer. | |
[pagina 259]
| |
Ik heb reeds alle mijne zaaken gesteld in handen van den Heere God. 't Is de groote Heer en God, welke mij dit rijk gegeeven heeft. Geef uw hart der waereld niet over, u overlaatende aan de boosheid des Duivels. Geef u aan God over; hij bedekt alles, en is de bewaarder van alles. O gij, ingegeeven (inspiré)Ga naar voetnoot(72) wees niet onvoorzichtig, u op deeze waereld verlaatende. Zij zal u niet bijblijven, daar 't rad der wisselvalligheeden altoos draait.’ Op eene plaatze, naast aan 't hôtel van Zweeden, in Pera, legt de beruchte Graaf bonneval begraaven, met dit Turksch Grafschrift. | |
[pagina 260]
| |
De Heer is bestendig. ‘De glorierijke, de voor de recht geloovigen groote God. ‘Geeve vreede aan den overleeden achmed! ‘Pacha, Generaal der Bombardiers. ‘In 't jaar van de Hegira 1160. - De Heer toderini verhaalt ons, dat voor 1677, in welk jaar amurath IV. Bagdad innam, de Turken noch de weetenschap, (dat is te zeggen, noch theorie) noch praktijk van de Muziek hadden - dat deeze woeste veroveraar bevolen hebbende 30,000 Persiaanen omtebrengen, deeze ongelukkigen hun behoud schuldig waren aan schah-culi, die de treurige verwoestinge van Bagdad zo aandoenlijk zong, zich accompagneerende met de Scheshadar, eene zoort van harp, dat amurath tot meededoogen bewogen werdt, en dat | |
[pagina 261]
| |
van dit tijdstip de Muziek onder de Turken heeft beginnen te bloeijen. ibid. Onze muziek-sleutel bestaat uit heele of natuurlijke toonen, en halve toonen, mollen voor dien toon, voor wien de heele toonen staan, kruizen voor dien waarop zij volgen. De Turken hebben, volgens denzelven auteur, tusschen den natuurlijken en kruis of mol bestendig noch een toon, dus een quart-toon. Zo is hun gehoor fijner dan 't onze. Is 't nu waarschijnelijk, dat een volk, 't geen de natuur als tot de muziek geknipt hadt, dit talent zo lang ongeoefend en als begraven zou hebben laaten leggen, daar de vrolijkheid, 't zingen der vogels, en noch meer dat hunner buuren de Grieken, luidruftige zingers, tot de muziek uitlokten. Zo als in al 't overige, alzo ook in de zang-kunst, schijnt 't schoone d.i. ons oordeel over 't schoone, van de opvoedinge af | |
[pagina 262]
| |
te hangen. Zonder over dat der Turksche nationaal-muziek uitspraak te doen, neem ik de vrijheid te zeggen, dat hun, zo 't mij toeschijnt, eentoonig, sleepend, treurig muziek mij niet behaagt, en noch min hun desperaat geaffecteerd zingen door den neus (eigenlijk niet door den neus, maar men zegt zo) als of zij bitter van de ..kken geteisterd waren: iets, dat een gebrek nabootst, en dus geene schoonheid zijn kan. Voor 't overige heeft hun muziek een gedecideerd karakter. Om 'er den lezer een denkbeeld van te geeven, volgt aan 't einde van deezen bundel een Turksch muziekstukje, 't geen ik uit den Heer toderini niet zou hebben overgenomen, had ik 't in Constantinopolen niet hondertmaalen hooren speelen. Hun gehoor moet voorwaar zeer goed zijn, want zij speelen nimmer (ten minste ik zag 't nimmer) naar de nooten, en laaten niet naa in de maat te blijven, schoon | |
[pagina 263]
| |
hunne concerten instrument-rijk genoeg zijn, om zich te verwarren. Hun gewoon kamer-muziek bestaat uit een dozein zo snaar- als blaas-instrumenten. Mogelijk zijn zij daarom zo vast in de maat, omdat hunne accompagnementen, zo ze mij toescheenen, nergens anders in bestaan, dan in een thema, één of twee nu octaaven, nu quinten, dan tersen hooger of laager gezet. Zij schijnen zich meer op de harmonie dan op de melodie toeteleggen. Wat zal ik van hunne Teeken- Schilder- Beeldhouw- of Plaatsnij-kunst zeggen? Best gezweegen: want wat wil 't zeggen, dat zommigen zo wat afgezette bloemen, tot cieraad van 't binnenste hunner vertrekken weeten te krabbelen, of dat andere Turksche letters in steen weeten te graveeren? De Mahomedaansche godsdienst, een vijand van beeldendienst en afgoderij, verbiedt 't maaken van menschelijke figuuren, en smoort dus de Teeken- en Schilder-kunst. | |
[pagina 264]
| |
Waar is 't echter, dat men in 't Serrail de portraiten der Sultans vindt. Zie de Historie van den Prins cantimir. Alle deeze portraiten zijn 't werk van Persiaansche en Armenische meesters. Menasi, een Armeniaan, was bij mijn tijd Hofschilder. De Russische Heer Envoyé bulgakow, verhaalde mij zijn manier van portraiteeren. Zonder de omtrekken van 't aangezicht en deszelfs voornaamste deelen te schetzen, te teekenen, schilderde hij direct met verwen, beginnende met den neus, en zo in 't rond werkende. 't Bijzonderste van allen was, dat zijne portraiten, in weerwil van 't onkunstige zijner manier, eene treffende gelijkenis hadden. Ik herinner mij niet, ooit eenig sterveling van Turksche plaatsnijderij een woord te hebben hooren reppen. - De Historie der Muzulmansche litteratuur en fraaije kunsten laat zich gevoeglyk be- | |
[pagina 265]
| |
sluiten door die der boekdrukkunst, de fraaiste der kunsten, hadt zij, van 't schrijven 't eerst een broodwinning gemaakt hebbende, (en dit is de reeden, waarom de Ouden hondertmaal een diepe reverentie, als de Modernen pas ééns een goeden dag verdienen) misschien niet bijna zo veel goed als kwaad in de waereld gestift, en een heirleger van boeken rijp en groen onder de menschen gebragt. Langen tijd scheen zij den aandacht der Turken onwaardig. Hadden zij ze zelven moeten oprechten, 't laat zich aanzien, dat zij 'er nimmer om zouden hebben gedagt. Voor 1726 hadden zij 'er weinig denkbeeld van. Said effendi, die Vrankrijk tweemaalen bezogt, meer nieuwsgierig dan zijne landsluî, gaf zich de moeite alles weetenswaardig te zien en opteteekenen. Onder anderen trof hem tot verwondering de gemaklijke vermeenigvuldiging der boeken door middel | |
[pagina 266]
| |
van de drukpers. In de Turksche hoofdstad te rug gekeerd, spaarde hij geen vlijt, om voor deeze nieuwe uitvinding genade te verwerven. Door zijne voorspraak was 't, dat een Hongaarsch edelman, die den mantel op den Turkschen schouder verhangen hadt, nu bekend onder den naam van ibrahim Muteferrika (een tijtel van distinctie aan 't hof des Sultans) door achmed III. aan 't hoofd der Turksche drukkerije gesteld werdt, en dat de regeering deeze nieuwe uitvinding zelfs door voorschotten begunstigde, betaalende de zetters en werklui uit de openbaare schatkist. Ibrahim, een man van diep inzicht, begreep (schoon, om dit te begrijpen, men juist zo diep inzicht niet nodig heeft) dat de woorden-boeken de sleutel zijn, die den toegang tot de weetenschappen openen. Twee jaaren na 't bekomen octrooi gaf hij in 't licht een Turksch-Arabisch en | |
[pagina 267]
| |
Arabisch-Turksch woordenboek, in twee deelen in fol. In een tijdloop van zestien jaaren heeft zijne drukkerij de litteratuur van 't land met even zo veel werken verrijkt. Na zijn dood werdt dezelve wel, onder cazi-ibrahim voortgezet, maar zij kwijnde, en stierf, onder de regeering van mustapha, door de bekommernissen en verliezen van den oorlog met de Russen geheel uit. abdul-hamed heeft wel, in 1784, een Hatif-cherif, of eigenhandig bevel, ter oprechtinge van eene nieuwe drukkerije afgevaerdigd; maar verre van dezelve door geldmiddelen te schraagen, heeft hij ze bezwaard met de belastinge van een asper, (120 aspers maaken een piaster of 22 1/2 ft.) per vel, ten voordeele van een godsdienstig gesticht. Ook kwijnde deeze affaire zodaanig, dat 'er, voor drie jaaren, noch maar | |
[pagina 268]
| |
twee werken van door den druk gemeen gemaakt waren. Eén éénige drukkerij voor een zo uitgestrekt rijk! Ja, en noch van honger uit te sterven. De reeden hiervan is handtastelijk. De Turken zijn de minst weetgierige, misschien de meest indolente menschen van de waereld. Zij zijn zeer gekleefd aan hunne oude gebruiken. Volgens deeze hadden zij alleen geschreeven boeken. Duizenden van Copieisten winnen hier 't brood meê, en zijn 'er onnavolgbaar behendig in. Kenners stellen een fraai geschreeven Turksch boek boven alles wat schoon van de pers eens elzeviers, barbou, baskerville gekomen is. Alhoewel nu de Turken met ongelooflijk klein dagloon kunnen uitkomen, werken zij zo treuzelachtigGa naar voetnoot(73), dat der- | |
[pagina t.o. 269]
| |
[pagina 269]
| |
gelijk boek zeer duur uitkomt, en ligt van 100 tot 2,000 piasters kost. Ook mogen noch de Koran, noch eenige godsdienstige boeken, hunne begunstigde lectuur, nu, noch in eeuwigheid gedrukt, maar moeten altoos afgeschreeven worden. |
|