Inleiding
Deze studie bestaat uit twee delen.
Het eerste deel bevat de biografie van De Lange. In dit deel is gekozen voor een verdeling in vier hoofdstukken. Allereerst de periode van jeugd en studietijd, en vervolgens hoofdstukken die parallel lopen met de drie werkkringen van De Lange. De beschrijving van de periode van zijn laatste werkkring - de Universiteit van Utrecht - combineren we vanwege de korte duur daarvan met de periode na zijn emeritaat. In de veelheid van activiteiten van De Lange is het moeilijk een ander indelingsprincipe te hanteren. Dat heeft wel tot gevolg dat de gekozen indeling weliswaar helder is waar het de werkkringen betreft, maar geen rekening houdt met andere activiteiten die zich over de grenzen van de gekozen tijdperken heen afspelen. Zoveel mogelijk is in deze drie hoofdstukken steeds dezelfde opbouw aangehouden. Allereerst wordt een schets gegeven van de politieke, economische en culturele ontwikkelingen van de behandelde periode, alsmede de reactie van De Lange daarop. Vervolgens wordt de werkkring uit deze periode beschreven, daarna de activiteiten van De Lange in de internationale en nationale oecumene, in De Langes eigen kerk(en), zijn werkzaamheden in zijn politieke partij en tot slot behandelen we een aantal onderwerpen waarmee De Lange zich bezighield en de bijbehorende verbanden. Wanneer een activiteit zich slechts korte tijd over de grens van een tijdperk heen afspeelde, is de informatie uit de tijdperken ter wille van de overzichtelijkheid samen genomen. Op enkele plaatsen zijn excursen opgenomen. Het eerste is een artikel van De Lange over de Wereldraad dat is opgenomen in de paragraaf in hoofdstuk twee die de Wereldraad behandelt. De tweede, aan het eind van hoofdstuk twee, behandelt het proefschrift van De Lange dat een duidelijke afsluiting zal blijken te zijn van de periode waarin het geschreven is. Het derde betreft het boek Werkelijkheid en Hoop, dat opgenomen is te midden van de activiteiten van de Wereldraad van Kerken in hoofdstuk
drie, omdat het een beschrijving geeft van juist die oecumenische activiteiten.
Aangezien het hier gaat om een intellectuele biografie, zullen - behalve in het begin van het eerste hoofdstuk dat de periode van jeugd, studie en oorlog beschrijft - weinig gegevens uit het privéleven van De Lange aan de orde komen. Om te voorkomen dat de paar feiten die wel genoemd moeten worden, verdwaald zouden raken tussen de thematische paragrafen, zijn aan het slot van hoofdstuk 1 (dat toch al een wat persoonlijker karakter heeft) dat loopt tot en met het einde van de oorlog, en aan het slot van hoofdstuk 4 de belangrijkste persoonlijke gegevens kort weergegeven.
Het tweede deel behandelt De Lange en zijn positie binnen de oecumenische sociale ethiek. Ook dit deel bestaat uit vier hoofdstukken. Allereerst in hoofdstuk 5 een plaatsbepaling van De Lange in de wereld van de economen, die uitloopt op de behandeling van twee van zijn publicaties en de reacties die daarop kwamen. Vervolgens een hoofdstuk waarin geschetst wordt hoe De Langes mensbeeld eruit zag, vooral aan de hand van de belangrijkste denkers op wie hij zich daarvoor beriep. Hoofdstuk 7 behandelt het concept van de verantwoordelijke maatschappij, dat De Lange vanaf het begin omarmde, en eigenlijk, zo zullen we zien, niet meer losliet, ook al noemde hij het niet meer expliciet. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving