Noord en Oost Tartarye
(1705)–Nicolaas Witsen– AuteursrechtvrijKorte Beschryvinge Van de Kaspische Zee, en de Steden daer aen gelegen;mitsgaders een Weg-wyzer, vertoonende de afstand van de voornaemste Plaetzen in Persien, en andere Ryken, van de Moskovische Grenzen af, by de Kaspische Zee zijn aenvang nemende; door zeker Grieks Christen, die zich een geruimen tyd tot Astrakan, hunne Tzaersche Majesteiten Stad, op de mond van de Rivier de Volga, aen de Kaspische Zee gelegen, en tot Derbent, in Persien, heeft onthouden, op mijn verzoek ter neder gestelt, en ons toegezonden.DE Kaspische of Hirkaensche Zee word van de Russen genaemt Gualinsko, of Cualinsko More; maerGa naar margenoot+ het word van Aristoteles en Herodotus beter een Meir genaemt, na dien het van Astrakan, die zeer vermaerde Koop-stad af, rondsom door 't Land omvangen word, gelijk veele door ondervindinge zulks heb- | |
[pagina 704]
| |
ben vast gestelt. Aen elken zyde van Astrakan, ter rechter en slinker, zijn Handel-plaetzen: ter rechter zyde is de Stad Terec, op de Rivier van de zelve naem, vanGa naar margenoot+ Astrakan af gelegen vyf honderd Russche Wursten; maer ter linker zyde is de Riviere Jaick, zeer vermaerd door de Visscherye, alwaer een oneindig getal Visschen Jaerlijks gevangen, en na Moskovien gezonden worden. Hier is een Stedeken, of Sterkte, van steen gebouwt, 't welk van Astrakan mede vyf honderd Russche Wursten is af gelegen. Tusschen deze Steden woonen verscheide slag van Tarters, Onderdanen van het Russche gebied, de welke groote Veehoeders zijn, zoo van Paerden, Kamelen, Schapen, en andere; en die ook Visscherye hebben, zoo in de Kaspische Zee, als de Rivieren die zich daer in werpen. Den ommetrek van de Kaspische Zee, beginnende van Astrakan, na de rechter hand, word gerekent aldus. Van Astrakan na de StadGa naar margenoot* Tercum, is zeven dagen reizens te Lande, met een Paerd dat snellen voortgang maekt. Van Tercum tot Tarcov, een Stad van den Circassen, is een reis van twee dagen: van waer, tot Buinacov, een andere Stad van de Cirkassen, noch twee dagen verre is. Van Buinacov tot Usmium, een dag reizens. Van Usmium tot Derbent, de eerste Stad en Vesting in Persien, een dag reizens. Derbent, of Dervent, betekent in Turks en Persiaensch een naeuwe sterke plaetze met bezettinge, alwaer enge en ontoegankelijke plaetzen zijn, zoo door de natuure als konst versterkt, tegen den inval van alderhande vyanden. Maer de Cirkassen, boven gemelt, is een vry Volk, by de oude Grieken Massagetae genaemt, van waer Tomyris herkomstig was, die, na het getuigenisse van Herodotus, tegens Cyrus, den Konink van Persien, zeeghaftig zoude gevochten hebben. En of schoon tegenwoordig by den Cirkassen veele kleine Koninkskens of Vorsten gevonden worden, die aldaer Heerschen (behoudens echter het Volk genoegzame vryheit,) welke veel duizenden, zoo van Voet- als Paerde-volk, in het Veld brengen, zoo is 't echter, dat onder hun den Vorst, genaemt Sefcal, of Schafkal, anders Schemchal, dat is licht gezegt, alle de anderen in magt en aenzien te boven gaet, dewyle hy op alle stonden dertig duizend Mannen vaerdig heeft. Deze Cirkassen worden geacht te zijn de strydbaerste onder alle de Asiatische Volkeren, en gebruiken ook Vuur-roers. Zy bewoonen ontoegankelijke plaetzen, in het gebergte AEduaGa naar margenoot*, tusschen de Kaspische Zee, en Pontus Euxinus, zonder dat de twee magtige Vorsten, de Turk en den Persiaen, hen konnen overweldigen. En al hoe wel de meeste voorname Heeren onder hen Mahometaensch zijn, den gemeenen Man is het echter geoorloft te belyden wat Godsdienst hy goet vind, en worden onder hen ook zelf Christenen gevonden. Maer onlangs is tusschen den Sefcal, en den Konink van Persien, een zeer bloedigen oorlog ontstaen geweest, gesprooten uit verscheide oorzaken; maer voornamentlijk, om dat den Konink van Persien, gewoon zijnde, Jaerlijks groote geschenken te zenden, om de strooperyen te voorkomen, zulks eenige Jaren had nagelaten, waerom den Sefcal, de Grenzen van Persien overloopende, van daer groote rykdommen heeft gehaeld; waer tegens den Konink van Persien een magtig Leger, van bykans honderd duizend Mannen heeft gezonden, 't welk van Sefcal en de Cirkassen zoodanig is aengegreepen, dat, na geledene schade, hertret heeft moeten nemen; en heeft dezen Sefcal meermalen tegens de Persianen gelukkiglijk gestreeden: ook word verhaeld, dat dezen Sefcal zoude geroemt hebben, indien den Konink van Persien hem de gemelte geschenken niet zond, met een erkentenisse daer en boven, dat hy het geheele Ryk van Persien aen deze zyde zoude trachten te verwoesten. Maer met Moskovien tracht hy de Vrede te onderhouden, uit vreeze der Kozakken, Onderdanen en verbondene hunner Tzaersche Majesteiten, als die langs den Don woonen, de welke zijn Land dikwils aengrypen, en voornamentlijk de Grebenser Kozakken, die langs de Rivier Terec woonen, en op de Bergen daer de zelve zijn oorspronk uit heeft, byna twee honderd Wursten van de Stad Terec gelegen, daer ook omtrent noch twee duizend Kozakken, de welke zedert verscheide Eeuwen van de andere Kozakken, aen de Rivier Tanais, of Don, afgescheiden zijn, zich ophouden, en deze zeer verre afgelegene plaetzen bewoonen, zich ernerende met de roof op hare Nabuuren. Van Astrakan tot Derbent reist men gemaklijk te Lande, in dertien dagen. Van Derbent tot de Persiaensche Stad Bacim, is zeve dagen reizens. Van Bacim, tot een Stad, genaemt het Huis Pazar ('t welk in de Turksche Tael betekent een Verken-markt) acht dagen reizens. | |
[pagina 705]
| |
Van hier verder tot Talisci, twee dagen reizens. Van Talisci tot Cescro, noch twee dagen. Van daer tot Cesmi, een dag. Van Cesmi tot Riazi, twee dagen; doch staet aen te merken, dat men, deze reize te Paerde doende, den Oever van de Kaspische Zee zoo naby moet blyven als mogelijk is, zonder zich verre van de zelve te begeven. Van Riazi tot Lagazanium, is wederom een dag. Van daer tot Lengur, een dag. Van Lengur tot Amalam, vier dagen reizens. Van Amalam tot Balfrusa, drie dagen. Van Balfrusa tot Sari, drie dagen. Van Sari tot Farabata, een dag. Van daer tot Astriapa, een dag. Van daer wyder tot Astrabata, twee dagen reizens. Van Astrabata tot Truhmenicos, zes dagen. Van Truhmenicos tot een Golf van de Zee, welke gelijk een Inlands Meir is, langs de strand reizende, is veertien dagen. Van deze Golf, of Moeras, tot Jaick, een Stedeken van steen gebouwt, behoorende onder Ruschland, is tien dagen reizens. Van Jaick tot Astrakan, zes dagen; en aldus word de reize rondsom de Kaspische Zee voltrokken in zeven en tachentig dagen, langs de strand, met Paerden die snel moeten loopen. En worden de stranden van deze Zee voornamentlijk bewoont, te weder zyde de groote Rivier Ra, of Volga, aen de mond, en omtrent wel duizend Russche mylen verre, door de Russchen. Wyders voorby de Moskovische Stad Tercum, ter rechter zyde, door verscheide Vorsten van de Cirkassen. En na de Cirkassen legt het Landschap Gilan, onderhoorig aen den Konink van Persien, alwaer de beste Zyde valt; en worden de meeste Zee-kusten door de Persianen, of die haer onderworpen zijn, bewoont. Na de Persianen woonen de Turcmeni, een vry Volk, dat den Konink van Persien zomwylen bestryt, en zomwylen hen ten oorlog dient. Daer op volgen de Steden van verscheide kleine Koninkskens der Bucharen, woonende aen de RiviereGa naar margenoot* Daria, de welke, door het zand heen loopende, zonder mond, zich ontlast in de Kaspische Zee. Deze Volkeren belydeh de Mahometaensche Godsdienst, en worden van den Turken genaemt Jusbec: zy bezitten verscheide Steden, als Buchar, Balchi,Ga naar voetnoot* Chiva, en andere, onder verscheide Koninkskens, de welke echter niet zeer na aen den Oever van de Zee, maer wat afgelegen, aen de Rivieren gemaks halven, woonen. Na de Bucharen woonen de Scytae Nomades, of Kalmakken, zonder Steden, en strekken zich byna uit tot aen de Moskovische Stad Jaick, alwaer de vermaerde Visscherye is; en word deze Rivier, tot aen zijn oorspronk, bewoont doorGa naar voetnoot§ Donsche Kozakken, welker een goed getal aldaer woonen, die dagelijks kryg voeren tegens de naby gelegen Volkeren, en zich voorts met Jagen en Visschen ernerenGa naar voetnoot†. Maer dewyle wy nu gezegt hebben wat | |
[pagina 706]
| |
Volkeren aen de Kaspische Zee woonen, zoo blyst overig, dat wy noch melden wat Havens, bequaem om geladen Schepen in te brengen, daer te vinden zijn. De Schepen welke in de Kaspische Zee varen,Ga naar margenoot+ worden genaemt Bussi, of Boes, en worden op een andere wyze gebouwt als die in den Oceaen gebruikt worden, dewyle de Kaspische Zee niet aller wegen diep is. De eerste Zee-haven is by de Stad Terec. De tweede by Tarcami, en een tot Derbent. Te Nisovoj, Nisoa, of Nisowa, is een Haven, daer de Russen gewoon zijn met hare Schepen te overwinteren, of haer voor stormen te verbergen, want uit deGa naar margenoot* krygs-bezetting van Astrakan worden alle Jaren Zoldaten op Schepen, ten oorlog uitgerust, derwaerts gezonden, om die Kust en Haven ter Zee te veiligen en te bewaren. De naeste Zee-haven daer aen is Barkovin: daer op volgt Taliseu, en Riasin; mitsgaders ook Lengurium, en Farabatom, en Astrabatom. In 't Land der Fruhmentoviers, zijn drie Havenen; en is tot Jaick een wel gelegen Haven; als mede tot Astrakan, omtrent de mond van de Rivier Volga. Het getal nu van alle de Zee-havens rondsom de geheele Kaspische Zee, behalven de Havens van Astrakan, zijn veertien. Het zal niet buiten voorstel zijn, indien wy ook een beschryving deden der wegen, van de Stad Jaick, de welke van steen gebouwt, en van de Russen bewoont word, na Oost-Indiën, door de Rivieren Cinbu, DariumGa naar margenoot§, of Daria, en andere meer. Van Jaick dan tot aen de Stad der Bucharen, en het Land van Chivan, of Chiva, alwaer een Koninksken van de Mahometaensche Godsdienst Heerscht, zijn veertien dagen. Van Chiva tot een andere Stad Balcha, mede behoorende den Bucharen, zeven dagen. Van Balcha tot de Indiaensche Grensplaets Cabili, vier dagen. Van Cabili tot een andere Indiaensche Stad, Multan genaemt, zes dagen. Van Multan tot Tzenapata, mede een Indiaensche Stad, zeven dagen. Van Tzenapata tot Lachora, de Zetelstad van een Indiaensch Konink, vier dagen. Van Lachora tot Agra, de grootste en magtigste Stad in Indiën, zeven dagen. In deze Stad is de Zetel van de grootste der Indiaensche Koningen, Mogol genaemt, de welke als een Keizer over veele Indiaensche Koninkskens Heerscht. Van de Koninklijke Zetel-stad Agra tot de Indiaensche Stad Carabata, is drie en twintig dagen reizens. Deze Stad is de Zetel van den derden Indiaenschen Konink. Zoo dat de geheele reize, van de Stad Jaick tot Carabata, of Narabata, de Zetel der derde Indiaensche Konink, is twee en zeventig dagen, met een Paerd snellijk te ryden; maer als men met de Karavanen of Kamelen wil reizen, moet men een dubbelt getal dagen daer toe stellen. In deze Stad Carabata word veel kostelijk Edel Gesteente gevonden. VanGa naar margenoot§ Carabata tot aen de Zee-haven en Stad Abasbenderica, aen den Oceaen, is zeven dagen reizens. De Hollanders en de Portugeezen varen door den Oceaen, na deze Indiaensche Steden, maer deze vaert word voor zeer moeyelijk gehouden. Van de Stad Abasbenderica tot een andere Indiaensche Stad, genaemt Bender-Surat, is acht dagen reizens; welke Stad mede gelegen is aen een Boezem van den Oceaen. En van Bender-Surat tot de Persiaensche Stad Bender-Abasi, mede aen den Oceaen gelegen, is zeven dagen. Aen den zelven Inham des Oceaens is mede gelegen de Persiaensche Stad Hormus, of Ormus, zijnde van Bender-Abasi tot de zelve een afstant van vier dagen reizens. In deze Boezem is 't daer men gewoon is Paerlen te visschen, of te vergaderen. De geheele reize dan van de Russische Stad Jaick tot Ormus, is veertien weeken, snellijk ryens te Paerde; doch vind men allerwegen in 't door reizen Steden en Dorpen. Van de Stad Jaick tot Samarchan, een Stad van de Bucharen, voor dezen de Zetel van Temir-Leng, dien wydberoemden Oversten, is tien dagen ryens te Paerde. Van Samarchan tot in 't gebied van Sina, en wel tot aen de Stad Pezin, is drie Maenden reizens, te Paerde snellijk voort-spoedende: zoo dat van Jaick tot Sina te zamen, is omtrent veertien weeken, met snel voort ryden, gelijk de Tarters, de Kalmakken Nomades, of de Scythen, gewoon zijn te reizen; maer als men met de Karavanen wil reizen, word eens zoo veel tyd, en meer, daer toe vereischt. Men trekt door Steden en Herbergen, niet door Wildernissen en onbewoonde plaetzen: maer van Jaick na Sina, zoude men door de Wildernissen recht op Sina, en alzoo veel korter konnen reizen, ten ware men daer in wierd verhindert door de Kalmak- | |
[pagina 707]
| |
ken Nomades, Tarters, en andere woeste en ongetoomde Volkeren, welke tusschen beide woonen. Ik achte het ook de moeite waerdig, hier ter neder te stellen, hoe dat men zijn reis moet richten, om van de andere zyde van Astrakan, en de Kaspische Zee, na de rechter hand, des zelfs Oever volgende, door de Stad Terecum, en 't Land der Cumici, (welke zijn de Sefcala met zijn Cirkassen, by de Russen Cumici genaemt) tot de Golf van Persien, en de Persiaensche Steden, vooren gemelt, als Bender-Abasi, en anderen, te komen. Van Astrakan dan tot Terecum, is zeven dagen reizens te Land. Van hier tot het Vlek Andreum, een dag: Hier woont Tzepetov, een Vorst der Cirkassen. Van hier tot Tarcovum, twee dagen. Van Tarcovo, of Tarcovum, tot Buinacov, twee dagen. Van daer tot Usmii, een dag. En verders tot Derbent, een dag. Tot Scamachium, een Persiaensche Koninklijke Stad, vyf dagen. In deze Stad houd zich op, van wegen den Konink van Persien, een Onder-konink, met den eernaem van Han; en bloeid den Koophandel, de welke uit veele gewesten, byzonderlijk Moskovien, Indiën, Turkyen, en Georgia, aldaer gedreven word, boven maten. Van Scamachium reist men by de Kaspische Zee af, Landewaerts, tot Ardevil, een Persiaensche Stad, in acht dagen. Van daer tot Casbin, zes dagen. Tot Sova, drie dagen. Tot Cumus, twee dagen. Tot Cassanum, twee dagen. Tot Ispahan, drie dagen; welke Stad Ispahan is de Hooft-stad en Zetel des Koninks, gerekent onder de grootste der Waereld. Van Ispahan tot den Golf van Persien, daer de Paeden gevischt worden, moet men de reize aldus aenstellen. Eerstelijk, tot de Stad Liarum, zeven dagen. Van daer tot Syriazam, vyf dagen. En tot Bender-Abasi, boven genoemt, acht dagen. Dus van Astrakan, door de Steden hier vooren gemelt, is negen weeken reizens, 't welk ook zoo is ten opzichte van de Golf daer de Paerl-visscherye is. Behalven alle deze wegen om te reizen, van Astrakan af, zijn 'er noch verscheiden tot andere Ryken leidende; doch zullen ons niet inlaten, om de zelve ieder in 't byzonder te beschryven. Astrakan is een zeer wyt vermaerde Koop-stad in 't Oosten, of in Asie, alwaer ontelbaerlijke Koopman - schappen, door veele Handelaers, te Water en te Lande gebragt, verkoft, en verzonden worden na verscheiden gewesten des Waerelds; want de groote gelegentheit van de Rivier Volga, en anderen, en de vaert van de Kaspische Zee, baent allen Koop-luiden een gemakkelijken en korten weg van het Noorden na het Oosten, niet alleen in Persien, Bucharia, en Cirkassen-land, maer tot Sina, - en Oost-Andiën zelf, als mede Turkyen, en andere gewesten. Dus verre het bericht van opgemelte Griekschen Heer, 't geen vry net ter neder is gestelt; doch staet daer in aen te merken, dat hy de eige Namen na de wyze zijner Landaert heeft uitgedrukt, en dat de afstanden der plaetzen niet alle by eigen ondervindinge zijn gevonden, maer uit bericht van anderen. De Alkoran betuigt van Alexander, datGa naar margenoot+ hy de Berg-mannen had bejegend, van een onbekende Tael, dien hy den oorlog meen de aen te doen, doch dat God hem verbood, de zelve eenigzins te benadeelen; wes hy de zelve van zijne Grenzen afsloot, met Yzers tusschen de Steen-klippen, als grendels gelegt, die met Kooper vast gegooten waren, welke slooten dat Overbergsche Volk geenzints openen of verbreken konden. Deze plaets word genaemt Derbenth, dat is, engte gezegt; en van de Turken Demircapi, dat is, Yzere Poort, waer achter Alexander mede de Jooden zoude afgeslooten hebben. En aen deze plaets, zegt Schikardus wyders, is de engste doortogt van Persien na Tartaryen. De weg, tusschen het hoog onovergankelijk gebergte, en de Zee, is aen de Stad Derbent zoo eng, dat de zelve met tweeGa naar margenoot+ muuren, die tot in de Zee gaen, en de Stad met de Haven als twee armen bevatten, afgescheiden word, alwaer te wederzyds noch heden Yzere Poorten zijn, welken allen doortogt af konnen snyden. Het was een onmenschelijke en goddelooze zaek, dat eenige Menschen, bewoonende de Oevers van deze Zee, de zeventig-jarige Ouders en Magen opaten of opslooten, en van honger dede sterven. Veele leugens zijn, noopende deze Zee, door de Macedonen uitgebreid, als Strabo zeer wel heeft aengemerkt. Ook waren ten tyde,Ga naar margenoot+ of in de Eeuwe van Alexanderde Groot, alle hare stranden noch niet ontdekt, gelijk Arrianus schryft. Hier uit is ontstaen, dat eenige gemeint hebben dat de Scytische Oceaen door een lange straet, als door een Rivier in dezen Boezem over gestort wierde: andere hebben gewilt, dat de zelve | |
[pagina 708]
| |
door de Rivier Jaxartes met de Indische Oceaen vereenigt wierde: zommige door den Poel Meotis, met de Zwarte Zee. Zy verbeeld met haren geheelen omtrek, volgens gevoelen der ouden, een Aelswyze gestalte, en is als een Meir, rondsom met Landen beslooten, waerom de Arabieren deze Zee Bahar Corsum, dat is, beslooten Zee, noemen. Oliarius zegt, deze Zee in het Zuiden naeuwlijks vier vademen diep te zijn, ook klaer en witachtig water te hebben; maer het overige zeer diep, en zwarter als Pik te zijn. Zoo Strabo, Kurtius, en Eustachius zeggen, word zy door vloeden of getyden heen en weer gedreven, en bewoogen. Zy is, volgens Mela, woest, wild, en vol Zee-gedrogten. En volgens Dionysius, door zeker Vrouwelijk Spook, dat daer verscheen, verwonderlijk, dat, schoon het in duizenderleye gedaente veranderd, evenwel op een eenige Ezels-voet voort ging: zy noemde het Hekate, wanneer het zich des nachts vertoonde. Daer in houden Zalmen, Steuren, en Zee-honden. Ook is 'er een Zee-hond, van vier voeten, langwerpig, en geheel zonder uitgedrukte gestalte van hooft, gevangen, die gansch tot Smeer en Olye verging, als Scaliger getuigt. Haer water is in het scheppen, by Alexander de Groote, Pompejus, en Varro, zoet bevonden, als Solinus Schryft; maer dat logent Jovius, en Johan de Pers. De nieuwe Schryvers hebben aen deze Zee veel namen van de omleggende plaetzen gegeven. In de zelve Zee leggen zeer veele Eilanden, de zommige zijn onbewoont, van welke de ouden, een, onder anderen gedenken, op de lengte van vyf en zeventig graden, en op de breete van twee en veertig graden, met name Talka, dat vruchtbaerGa naar margenoot+ is, zonder queking, en alderlei Granen en Boom-vruchten in overvloed heeft; maer de Gebuur-volken houden het voor een onbehoorlijk werk, en Kerk-roof, het geen aldaer gewasschen is, aen te raken, dewyl zy het houden der Godenspys te zijn, en voor den Goden te moeten bewaert worden. In deze Zee waren veele groote en kleine Rivieren uitstortende. Strabo zegt, wanneer men in de Kaspische Zee vaert, heeft men op de rechter hand de Scythen, dicht aen de Europers, en de Saramaten zijn tusschen den Tanais en deze Zee, wezende de meeste Nomaders, of omzwervende Vee-hoeders. Op de linker hand, na 't Oosten, zijn de Scythen Nomaden, die tot aen de Oost-zee en Indiën strekken. De oude Grieksche Schryvers hebben al de Noorder Volken in 't algemeen Scythen, en Celto-Schyten genoemt; maer die noch voor hen zijn geweest, hebben de Noorder Volken verdeilt, en de geenen die boven de Zwarte Zee en Adriatische Zee woonen, Hyperboren, dat zijn Bovennooren, en Sauramaten, en Arismaspers; en die over de Kaspische Zee zich ophielden, zommigen Sacers, en zommige Massageters genaemt. Na het gevoelen der oude Grieken, wierden, volgens Strabo, de bekende Volken na 't Noorden, met een eenigen naem van Scythen, of Nomaden, als Homeer getuigt, genaemt; maer namaels, als de Westerdeelen bekent wierden, wierden die Celten en Iberen, of met een eenigen naem Celt-Iberen, en Celto-Scythen genaemt. |
|