De Tartersche Princen, zoo Moegalen, Kalmakken als Usbekken, en andere, hebben de Sineesch-Tartarschen Keizer in groote achting; zoo als uit zeker Brief, aen my uit Peking geschreven, blijkt; waer by te zien is, hoe een der zelver zijn Majesteit door zijn eigen Zoon quam begroeten.
DEn vyf en twintigsten van Sprokkelmaend zestien honderd zeven en tachentig, kreeg den Keizer in Peking tyding, dat 'er zeker Zoon van een Konink, uit Opper-Tartarye aenquam, om hem een gelukkig Nieuwe Jaer te wenschen; en den Prins, wegens zijn verjaring, te begroeten. De Keizer, die deze Luiden niet veel vertrouwt, laet hen nooit binnen Peking komen; maer is 't de gewoonte, dat ze zich ter neder slaen in een groote vlakte, omtrent drie mylen van de Stad, daer ze plechtelijk verwelkomt, en heerlijk onthaelt worden; gelijk ook aen deze Prins, wiens gevolg bestond in zes honderd Ruiters, gebeurde. Tot dien einde zond de Keizer vier duizend Ruiters, en vier duizend Voet-knechten, met veel grove stukken Geschut, om zich te dier plaets te legeren, en daer op te richten drie Keizerlijke Tenten, die elk om het prachtigst waren toegetakelt. d'Eerste, zijnde wel de grootste, strekte tot een Vergader-zael, de twee andere, wat kleinder, dienden tot plaetzing van den Keizerlijken Throon, en Schat-kisten, by welke de Vorst gewoon is te slapen; en stonden aen den ingang der zelve zes vervaerlijke Tygers, die in çierlijke hokken opgesloten zijnde, voor Honden dienden, om door hun gebrul bekent te maken, als 'er iemand tot de plaets naderde.
Den zes en twintigsten trok de Keizer, des Morgens ten vyf uuren, met zes duizend man te paerd, en alle zijn Hof-grooten, na de boven gemelde plaets, 't welk zeer heerlijk om zien was. De Keizer trad, op zijn aenkomste in de eerste Tent, en zettede zich neder op Alkatyven. Ondertusschen wierden zeer net gewrochte Matten gelegt, van de Tenten des Keizers tot die van den Zoon des Koninks van Tartarye; welke toen, onder het afbranden van 't Geschut, door eenige Hof-grooten gehaelt, en tot den Keizer gebragt wierd. Als de Tartarische Prins den Throon begon te naderen, viel hy op zijn aengezicht; doch de Keizer beval hem ten eersten op te staen, en dicht by hem neder te zitten, op het tweede Alkatyf. Wanneer de Prins kortelijk, na de wys van die Landaerd, den Keizer alle zegen en voorspoed toewenschte, met byvoeging, dat zijn Vader