Zy hebben de Steden Baktren of Baktra, (welke ook Zariaspa genaemt word; door de zelve vloeit een Vliet van een zelven name, die in den Oxus valt) en Darapsa gehad, en veele andere: onder de welke Eukratidia was, alzoo na den Heerscher genaemt.
Na de Grieken Baktriana bemagtigt hadden, hebben zy dat in Drostschappen verdeilt: van de welke de Parthen Aspronie en Turine, den Vorst Eukrates ontweldigt hebben.
De Baktrianen hebben ook het Landschap van Sogdiana bezeten.
By ouds waren de Sogdianen en Baktrianen, in zeden, de Nomaden niet ongelijk: hoewel de Baktrianen een weinig zediger of zachtmoediger zijn geweest.
De geenen, die (volgens verhael van Onesikritus by Strabo) by hen door ouderdom of ziekte afgemat waren, wierden den Honden levendig voorgeworpen, die met voordacht daer toe opgevoed waren, en in de Land-tale Eutaphisten, zoo veel als dood-gravers gezeit, genaemt wierden. Men zeit dat Alexander die gewoonte afgebragt heeft.
De plaetzen buiten de muuren van de Hooft-stad der Baktrianen, wierden zuiver gezien; maer de meeste plaetzen binnen, lagen vol Menschen beenderen.
Diergelijke gewoonten worden ook van de Kaspers verhaelt, te weten, dat zy hunne Ouders, wanneer zy het zeventigste Jaer huns ouderdoms bereikt hadden, opsloten, en dood lieten hongeren.
Plinius stelt na de Volken Saraparers, de Baktrianen; welker Stad Zariaspa was genaemt.
Dit Volk, te weten, de Baktrianen, bezat de afgekeerde zyde des Bergs Parapomisus, tegen over den Bron van de Vliet Indus. Het wierd besloten binnen den Vliet Ochus.
In Baktriana zijn twee wyde Meiren, het een na de Scythen toe, en het ander na de Ariers, of het Land Arie gelegen, daer men Zout placht te zieden.
Verder is het Stedeken Panda, nu Samarkand, zoo zommige Schryvers willen, en op de uiterste grenzen, Alexandria, door Alexander de Groote gesticht. Aldaer zijn Altaren door Herkules en Vader Liber gestelt geweest; als ook door Cyrus, Semiramis en Alexander. De grenspael van die Volken, en andere van dat gedeelte des Aerdbodems, is met de Vliet Jaxartes besloten.
Alexander en zijne krygsknechten hebben dien voor den Tanais, misverstandelijk, gehouden.
Demonax, Veldheer van Seleukus, en Antiochus, zijn over dien Vliet getogen, en hebben Altaren, Apollo ter eeren, aldaer gestelt.
Byna in een zelven zin, en met de verdraeide woorden van Plinius, beschryft Solinus de Landschappen van Baktriana, aldus:
De Baktrianen hebben een eigen Vliet Baktros genaemt, van waer ook het Stedeken, dat zy bewoonen, Baktriana geheten is. De Volken, die achter deze zijn, worden met de ruggen van den Parapomisus omcingelt; en de gewesten tegen over gelegen, met de Bronnen van den Indus bepaelt. Het overige besluit de Vliet Oxus. Dus verre Solinus.
Dit is dus van ouds de grensscheiding in de welke de Persische Landpalen aen de Scythen gehecht worden. De Perzen noemden de Scythen in hunne Tale Sacers, en de Scythen de Perzen Chorsares, en den Berg Kaukasus, Kraskasus, dat is, wit van Sneeuw. Aldaer (zeggen de oude Schryvers) is een dichte drang van Volken: waer onder de beroemste zijn de Massageters, Essedrien, Ariacers, Sacers, Dahers en Asseers; na de welke onmenschelijke Barbaren volgden.
Drepsa of Darapsa, is de Hooft-stad der Sogdianen, by Ptolomaeus en Marcellinus gemelt.
Sogdiana is, volgens Strabo, boven Baktriana gelegen, na 't Ooste, tunsschen den Vliet Oxus, die de Baktrianen van de Sogdianen scheit, en tusschen den Jaxartes, die de Sogdianen van de Scythen Nomaden af-zonderd. Van de Kaspische Zee af tot aen de Areis of Arie, zijn omtrent zes duizend stadien: daer na volgt Baktriana en Sogdiana: de laeste zijn de Scythen Nomaden.
De Sogdianen en Sacers leggen geheellijk tegen den bodem van Indiën; maer de Baktrianen een weinig 'er af; want het meeste gedeelte leit neffens den Parapomisus.
De Arachoters, of Inwoonders van Arachosre, en de Massageers, lagen neffens de Baktrianen, aen den Oxus.
De Volken buiten den Berg Taurus, van Hyrkanie af, na Zonnen ondergang toe, tot aen de Sogdianen, zijn eerst den Perzen, en na hen den Macedoniers en Parthen bekent geworden. Maer die verder in rechte lijn leggen, gist men uit de gelijke gedaente of gestalte, Scythen te zijn. Maer tegen de zelve Volken of Landen zijn geene Veldtochten gedaen, die Strabo bekent waren; gelijk ook niet tegen