Aaloude en hedendaagsche scheeps-bouw en bestier
(1970)–Nicolaas Witsen– Auteursrechtelijk beschermdArchitectura navalis et regimen nauticum
Tweede Hooftstuk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemeine Seinen voor de Scheepen van oorloge, behoorende onder de Vlooten van den Staat der vereenighde Nederlanden; midtsgaders voor de Koopvaarders, die in tydt en wylen by de zelve Scheepen van oorloge zullen werden begeleidtGa naar margenoot*Ga naar margenoot+I. ALs den Admiraal, ofte het Hooft van de Vloote, by dage van een ree, of in zee geankert zynde, begeert t'zeil te gaan, zal hy zyn bezaan en voor-mars-zeil ontslaan, een blaauwe vlagge achter laten afwaaijen, en twee schooten schieten; d'andere Admiraals van de byzondere Ga naar margenoot*verdeilingen, 't zelve gewaar wordende, zullen mede alzoo doen, en een schoot schieten; de byzondere Scheepen, ofte Kapiteinen, dat ziende, zullen daar op mede onder zeil gaan: en alle Hooft-officieren zullen mede het zelve sein doen, zonder te schieten. II. Ga naar margenoot*D'algemeene Vloot-vooght zal des nachts gemeenlyk twee vuuren voeren, en de andere Admiraals Ga naar margenoot+van de byzondere verdeilingen ieder een vuur: en als de algemeine Vloot-vooght een derde vuur op zet, zullen de voorsz. andere Admiraals ieder een tweede vuur, en voorts alle de byzondere Scheepen ieder een vuur op zetten: doch zoo haast den algemeinen Vloot-vooght het derde vuur wederom in neemt, zullen de voorsz. andere Admiralen haar tweede vuur, en voorts ook alle de byzondere Scheepen haar opgezette vuur mede wederom in nemen: en wie hier van in gebreke blyft, zal ieder reize daar mede komen te verbeuren 10 guldens, zonder iemandt te verschoonen. III. Als den Admiraal, ofte het Hooft van de vloote, geankert zynde, begeerde by nacht t'zeil te gaan, zal hy drie vuuren achter op de companje zetten, en twee schooten schieten: dan zullen d'andere Admiralen van de Ga naar margenoot*hooft-verdeilingen ieder twee vuuren op zetten, en een schoot schieten; waar na alle de Scheepen van de vloote ieder een vuur zullen op zetten, en alzoo in goede schik t'zeil gaan. En wie zich buiten last van de vlagge komt af te maken, 't zy onder wat voorgeven dat het ook zoude mogen wezen, zal daar mede ieder maal verbeuren 25 guldens, zonder dat tot zyne verontschuldinge zal aangenoomen worden het gemein zeggen, dat het by misverstandt is geschiedt. Ga naar margenoot+IV. Of het zake waar dat, de vloote onder zeil zynde, den Admiraal, ofte Bevel-hebber, geraden vondt by nacht te ankeren, dan zal hy by de twee vuuren, die hy gemeinlyk voert, noch een derde vuur achter op zetten, ook een vuur in 't fokke-wandt hangen, en schieten als dan twee schooten met grof geschut, zonder scherp: de andere Hoofden, 't zelve gewaar wordende, zullen als dan ieder noch een tweede vuur achter op zetten, en een in 't fokke-wandt hangen, mitsgaders een schoot schieten; waar naar alle de byzondere Scheepen elk een vuur achter op zetten, en een in 't fokke-wandt hangen zullen, om alzoo bequamelyk, en wel uit malkanders water, by den anderen te konnen ankeren: en, geankert zynde, als den eersten Admiraal zyn vuur uit het fokke-wandt in neemt, zullen de andere dat van gelyken doen, op straf van 25 guldens, by de nalatige te verbeuren. V. Als den Admiraal, ofte Ga naar margenoot*Bevel-hebber, by dagh de vloote begeert te doen wenden, zal hy een Ga naar margenoot+geusken van achteren aan de vlagge-stok laten afwaaijen, en twee schooten schieten: de andere Hooft-amptelingen van de verdeilingen, niet alleen Admiraals, maar ook hun Ga naar margenoot*Stede-houders, en Schouten by nacht, zulks gewaar wordende, zullen mede ieder een geusken, als boven, van de vlaggestok laten waaijen, ook zullen de zelve Admiraals van de byzondere verdeilingen daar nevens ieder een schoot schieten; waar op dan alle de Scheepen van de vloote geschiktelyk zullen hebben te wenden, te weten, eerst de achterste, die door andere, voor haar wendende, op 't lyf zouden konnen werden geloopen, en zoo vervolgens, op straffe, dat den nalatigen voor de eerste reize zal verbeuren 10 guldens, voor de tweede reize 25 guldens, en voor de derde reize naar gelang en vereisch van zaken werden gestraft. Ga naar margenoot+VI. Zoo d'eerste Vloot-voogt, de vloote onder zeil wezende, 's nachts begeert over te wenden, zal hy een derde vuur achter op de companje zetten, en schieten twee schooten met grof geschut, zonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
scharp: d'andere Hoofden, 't zelve gewaar werdende, zullen ieder eene tweede vuur op zetten, en een schoot schieten, mede zonder scharp: de byzondere Scheepen, dat ziende, zullen elk een vuur achter op zetten; en, 't zelve gedaan zynde, dan zullen de laatste Scheepen, in wyze voorsz. het eerst over staagh laten loopen, en zoo vervolgens van achteren op, om den anderen geen schade te doen: op straffe, dar den nalatigen voor de eerste reize zal verbeuren 10 guldens, ten tweeden male 25 guldens, en ten derden male na vereisch van zaken werden gestraft. Ga naar margenoot+VII. Zoo wanneer den Admiraal, ofte Bevel-hebber, begeerde by nacht zyn streek te veranderen, ofte dat hy van d'een of d'ander kuste of plaatze, daar de vloot zich af en aan, of kruissende, heeft onthouden, begeert streek te zeilen, zal hy een derde vuur achter op, en noch een vuur in de groote mars zetten, ook daar benevens twee schooten schieten: d'andere Admiraals van de byzondere verdeilingen, 't zelve gewaar wordende, zullen ieder een tweede vuur achter op, en mede een vuur in de groote mars zetten: de Kapiteinen, ofte Bevel-hebbers van de byzondere Scheepen, dat ziende, zullen elk een vuur achter op zetten, en alzoo haren Admiraal volgen; op boete, dat daar over voor den Kryghs-raadt te rechte gestelt, en naar eisch van zaken gestraft zullen werden. Ga naar margenoot+VIII. Zoo den Admiraal, of Vloot-vooght, by nacht met hardt weêr zyn fok begeert in te nemen, en met een zeil te dryven, zal hy een derde vuur achter op zetten, en noch een vierde aan zyn vlagge-stok opheissen, ook twee schooten schieten: d'andere Admiralen van de Ga naar margenoot*verdeelingen, zulks vernemende, zullen een tweede vuur achter op zetten, en noch een derde aan haar vlagge-stok opheissen, ook een schoot schieten. De fok in zynde, zal den Admiraal het vuur van de vlagge-stok weder in nemen; en zullen de andere Scheepen gehouden zyn een vuur te blyven voeren, zoo lange den Admiraal drie vuuren op heeft: op straffe, dat de nalatige voor d'eerste reize zal verbeuren 25 guldens, de tweede reize 50 guldens, en voor de derde reize na eisch van zaken werden gestraft. Ga naar margenoot+IX. Zoo wanneer den Admiraal, ofte Bevel-hebber, by nacht, als't weêr afneemt, zyn fok wederom begeere by te maken, zal hy op nieuws een vuur aan zyn vlagge-stok opheissen, ook twee schooten schieten; en zal in zulken geval voorts alles geschieden, en in 't werk gestelt worden, 't gunt in het voorgaande lidt uitgedrukt staat. Ga naar margenoot+X. Of iemandt by nacht eenigh ongeluk kreegh, 't zy van brandt, breken van masten, reen, lekkagie, of andere diergelyke rampen, zal als dan altemet een schoot schieten, zonder scherp, en zoo veel lantaerens in zyn wandt hangen, als gevoeghlyk zullen konnen gezien werden; waar op alle de andere Scheepen van de vloot, die zulks bequamelyk konnen doen, en voorts al de Jachten, Galjoots, en andere kleine vaar-tuigen, gehouden zullen zyn daar na toe te loopen, om hem bystandt te doen: op boete, wie hier in nalatigh bevonden wort, daar over voor den Kryghs-raadt te rechte gestelt, en na eisch van zaken gestraft te werden. Ga naar margenoot+XI. Die by nacht eenigh landt, of drooghte, gewaar wort, zal een schoot schieten, en een vuur in zyn bezaans-wandt hangen; waar op den Admiraal, 't zelve sein ziende, zyn behoorlyk sein zal doen, om te wenden. Ga naar margenoot+XII. Wanneer de Opper-vloot-vooght den Kryghs-raadt begeert aan boort te hebben, zal hy een roode vlagge van zyn companje laten waaijen, en een schoot schieten. En zullen in de gemeene Kryghs-raadt verschynen deeze onderstaande persoonen: Michiel Adriaansz. Ruiter, Lt. Admiraal van Hollandt en West-Vrieslandt. Adriaan van Trappen, gezeit Bankert, Lt. Admiraal van Zeelandt. Aart Jansz. van Nes, Lt. Admiraal onder het Collegie op de Maze. Willem Joseph van Gent, Lt. Admiraal onder het Collegie tot Amsterdam. Jan Cornelisz. Meppel, Lt. Admiraal onder het Collegie in 't Noorder-Quartier. Hans Willem van Aylua, Lt. Admiraal van Vrieslande, enz. enz. Ga naar margenoot+XIII. Als de Hooft-Admiraal d'andere Admiraals van de byzondere hooft-gedeelren aan boort begeert te hebben, zal hy als dan, na ouder gewoonte, aan de vlagge-stok een roode geus van de companje laten waaijen, en een schoot schieten. Ga naar margenoot+XIV. Als den Hooft-Admiraal de Hoofden, en de byzondere Hopluiden, van zyn onder hebbendè vloots afdeilingen byzonder aan boort begeert te hebben, zal hy een witte vlagge van de nok der bezaans-roede laten waaijen, en een schoot schieten, zonder scherp; en zullen als dan alle Hooft-amptelingen, en Kapiteinen, persoonlyk aan boort komen: op straffe van, het tegen-gestelde doende, ieder maal te verbeuren 10 guldens, zonder eenige verschooninge, 't en ware door ziekte, of andere noodtzakelykheit, verhindert wierden. Ga naar margenoot+XV. Als de Admiraal Generaal den Lt. Admiraal van Zeelandt....... met zyn gedeelte vloots aan boort begeert te hebben, zal hy een roode geus van de nok der bezaans-roede laten waaijen, en een schoot schieten, zonder scherp; en zullen als dan alle Hooft-officieren, en Kapiteinen, persoonlyk aan boort komen: op straffe, als by het voorgaande lidt in deezen is bestemt. XVI. Als de Admiraal Generaal den Lt. Admiraal van de Maze...... met zyn Ga naar margenoot*slagh-orde aan boort begeert te hebben, zal hy een blaauwe vlagge van zyn bezaans-roede laten waaijen, en een schoot schieten: alles in wyze, en op straffe, als in het XIV. lidt is gestelt. Als de Admiraal Generaal den Lt. Admiraal van Amsterdam....... met zyn gedeelte vloots, aan boort begeert te hebben, zal hy een witte vlagge van de kruis-stenge laten waaijen, en een schoot schieten; in wyze, en op straffe, als by het XIV. lidt in deezen is gestatueert. Als de Admiraal Generaal den Lt. Admiraal van het Noorder-Quartier....... met zyn gedeelte vloots, aan boort begeert te hebben, zal hy een blaauwe vlagge van de kruis-stenge laten waaijen, en een schoot schieten; in wyze, en op straffe, als in 't XIV. lidt in deezen is gestelt. Als de Admiraal Generaal den Lt. Admiraal van Vrieslandt....... met zyn gedeelte vloots, aan boort begeert te hebben, zal hy een roode vlagge van de kruis-stenge laten waaijen, en een schoot schieten; mede in wyze, en op boete, als het XIV. lidt in deezen is mede brengende. En als den eersten Admiraal, of de Admiraals van de Maze, of van Amsterdam, de voorsz. beraamde seinen doen, om de Officieren en Kapiteinen van haar onder hebbende gedeelte vloots aan boort te hebben, zoo zullen de verdere Admiralen, en Officieren, die onder een van de zelve gedeeltens zyn bescheiden, daar op mede terstondt aan boort komen: ook zullen zy de seinen, op haren name geschikt, gebruiken, als zy de Hooft-amptelingen, en Hopluiden, die onder der zelver onderlinge gezagh, en gedeelte vloots, behooren, hebben te spreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+XVII. Als den eersten en algemeinen Admiraal alle de Hooft-beampten, en Hopluiden, aan boort begeert te hebben, zal hy een witte vlagge van de kompanje laten waaijen, en een schoot schieten; waar op alle de Hoofden, en byzondere Hopluiden, zelver in persoon aan boort zullen komen, en geen ander in haar plaatze zenden, 't en zy uit hooghdringende noodtzakelykheit, op de verbeurte van vier Ryksdaalders, datelyk by den geenen die hier van in gebreke blyft Ga naar margenoot*op te schieten. Ga naar margenoot+XVIII. Wanneer den eersten en algemeinen Admiraal de Kapiteinen van de Fregats aan boort begeert te hebben, zal hy een gewoone wimpel achter van de vlagge-stok laten waaijen, en een schoot schieten: desgelyks zullen alle de Hoofden van de hooft-verdeilingen mede doen. Ga naar margenoot+XIX. En als hy alle de Bevel-hebbers van de branders by hem begeert te hebben, zal hy een blaauwe wimpel een vadem of twee onder de nok van de bezaans-roede laten waaijen, en een schoot schieten; waar op zy aanstondts aan boort zullen komen, op boete, dat de nalatige ieder maal zal verbeuren 10 guldens, zonder iemandt te verschoonen. Ga naar margenoot+XX. En of hy de Schippers, of Bevel-hebbers, van de oorloghs - toerusting en leeftocht-scheepen wilde aan boort hebben, zal hy een gewoone wimpel op de zelve plaatze laten waaijen, zonder schieten; en dan zullen zy terstondt aan boort komen, op straffe van 10 guldens re verbeuren. Ga naar margenoot+XXI. Maar als hy de Schippers of Stuurluiden van de Galjoots, of kondtschap vaar-tuigen, begeert aan boort te hebben, zal hy een blaauwe wimpel van de nok der bezaans-roede laten waaijen; waar op die dan al te zamen ten spoedighsten aan boort zullen komen, op straffe van ieder maal te verbeuren 10 guldens. Ga naar margenoot+XXII. Als den Admiraal, ofte Bevel-hebber, alle Stuurluiden aan boort begeert te hebben, zal hy een roode wimpel voor van de vlagge-stok op de boegh-spriet laten waaijen, op welk sein zy op het spoedighste aan zyn boort zullen hebben te komen. Ga naar margenoot+XXIII. Als den Admiraal, ofte Bevel-hebber, begeert te hebben dat alle de Scheepen en Jachten achter hem om zullen loopen, om zyne meininge te verstaan, zal hy een blaauwe top-stander achter van zyn vlagge-stok laten waaijen. Ga naar margenoot+XXIV. Als den Admiraal goedt vindt dat alle de brandt wachten, of buiten-wachten, 's avondts ofte 's morgens, zoo als hy zal begeeren, zullen af komen, zal hy de vlagge van boven in een siouw laten waaijen, en een schoot schieten: en zal het zelve sein ook dienen voor de Lt. Admiraals, die een esquadre, of gedeelte vloots, voeren: waar op dan alle buiten-wachten hun ten spoedighsten by de Vlagge zullen vervoegen, op boete van 50 guldens te verbeuren. Ga naar margenoot+XXV. Die den Admiraal by dage begeert te spreken, 't zy door gebrek, of om eenige kondtschap te brengen, zal een top-stander van zyn boven-blinde-steng laten waaijen. Ga naar margenoot+XXVI. Voorts, als den Admiraal geraden vindt dat ieder zyn best zal doen met jagen, zal hy een roode vlagge achter af laten waaijen, en de Staten-vlagge van boven, zoo die al bevooren niet en waaide. Ende als den Admiraal geraden vindt niet langer te doen jagen, zal hy de roode vlagge van achteren in nemen, de vlagge van boven neder halen, de zelve in een stouw laten waaijen, en een schoot schieten; op welk sein alle de jagers zullen ophouden met jagen, en datelyk by de Vlagge komen, 't en ware de naaste verzekert was alzulken schip, ofte scheepen, daar men jacht op maakte, te konnen bezeilen, en vermeesteren, in welken geval hy met een roode vlagge achter af zal blyven jagen, en een schoot schieten, tot teiken dat het vyandt is, doch 's avondts, zonder langer uitstel, weder by de Vlagge moeten wezen. Ga naar margenoot+XXVII. Als eenigh vreemdt schip, of scheepen gezien worden, schoon 't geen vyandt moghte wezen, zullen de naaste van de bezeilde scheepen daar op jagen, en van de zelve onderstaan de gelegentheit van den vyandt, als andere tydingen, en aan haar verklaring twyfelende, of het vyandt mogte wezen ofte niet, de zelve onder de Vlagge brengen; doch by dezelve niet konnende komen, zal hy het doen aan den naasten Hooft-beampte, die zulks dan by de eerste gelegentheit aan de Vlagge zal bekent maken: ende zal op alzulke scheepen jacht gemaakt worden. Zoo men een vreemdt schip ziet, zullen twee van de naaste wel bezeilde scheepen daar op volgen, en jacht maken. Zoo men twee, drie, vier of vyf scheepen ziet, zullen een of twee meer van de naaste en best bezeilde scheepen daar op volgen, zonder meer, 't en ware den Admiraal, ofte Bevelhebber, goet vondt het algemeine jachtsein te doen; met dien verstande, dat altydt staat gemaakt moet werden, niet langer ofte vorder te jagen, dan dat men zekerlyk 's avondts weder by de vlagge kan wezen, zonder daar van in gebreke te blyven. Ga naar margenoot+XXVIII. Of het gebeurde dat iemandt, geduurende 't geveght tegen den vyandt, eenige ongelukkige schooten kreegh, en noodt hadde van zinken, die zal in zulken geval de vlagge door een van zyn poorten uit steken, en zullen de naast daar by wezende scheepen als dan alle vlyt doen, om de noodthebbende alle moogelyke hulpe te bewyzen; en voorts, al de kleine vaar-tuigen, als boven, dat ziende, zullen gehouden wezen, op dat noodt-teken, zoo veel doenlyk is, hem te komen helpen, op straffe van de hooghste Ga naar margenoot*euvel-neming. Maar in gevalle iemandt door ongelukkige schooten, door gebrek van kruit om kardoezen te vullen, ofte uit eenige andere noodtzakelykheit, gedrongen wierdt wat van den vyandt af te houden, zonder nochtans iemandt anders tot hulpe van noode te hebben om hem te redden, dezelve zal een Prinsse-vlagge in 't bezaans-wandt laten waaijen; in welken geval de Hopluiden van de volgende scheepen gehouden zullen wezen haar tusschen hem en den vyandt te vervoegen, om alzoo ten besten te vervangen: en zal niemandt zoo danigh van den vyandt mogen af houden, of 't zelve sein doen, zonder hooghdringende noodt, daar van hy gehouden zal wezen voor den Kryghs-raadt behoorlyk te verantwoorden. Ga naar margenoot+XXIX. Die den vyandt by nacht gewaar wort, zal een schoot schieten, een vuur in zyn groote mars, en twee vuuren achter op zetten, ook den vyandt al schietende vervolgen: en zal den Admiraal als dan drie vuuren achter op zetten, en een in de mars: waar op de Admiralen van de byzondere Ga naar margenoot*hooft-verdeilingen ieder twee vuuren achter op, en mede een vuur in de mars zetten zullen: op welk sein een ieder zyn best zal doen, om den vyandt te bekomen, en alle glazen een schoot schieten, om malkanderen daar op te volgen, en alle mogelyke af breuk aan den vyandt te doen. XXX. Als den Admiraal Generaal, of de algemeine Vloot-vooght, sein wil doen, dat alle scheepen van de vloote zich zullen vervoegen op haar rang, en post, zoo als hun bevoolen is, om zich in een volle en geheele slagh-orde tegens den vyandt te onthouden, zal den zelven Admiraal Generaal een geusken van de nok der bezaans-roede laten waeijen, en twee schooten schieten; de Admiraals van de byzondere hoost-verdeilingen, mitsgaders ook de on- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derlinge Hoofden van de smal-deelingen onder ieder esquadre, of hooft-verdeiling, zulks ziende, zullen aanstondts mede een geusken van de nok der bezaans-roede laten waaijen, en zullen de zelve Admiraals van de byzondere hooft-verdeilingen daar nevens ieder een schoot schieten: waar op een ieder van de Hopluiden, en Bevelhebbers der scheepen van oorlogh, branders, en jachten, zich stip op zyn bestemde post zal vervoegen, zelfs al waar 't zake dat men als dan geen vyandt in 't gezight hadde; op de boete, by het vysde Ga naar margenoot*lidt-verdeiling van het naarder Ga naar margenoot*bestel, tot waarneming van goede kryghstucht, gewillekeurt, tegens de geene die zich buiten hun bestelde hooft-verdeiling begeven, of 't zelve verlaten. Ga naar margenoot+XXXI. Als den Admiraal van de vloote, met den vyandt in Ga naar margenoot*ontmoeting wezende, geraden vindt dat het esquadre, of hooft-verdeilinge, van den Lt. Admiraal van Zeelandt...... in den vyandt zal vallen, zal hy een witte vlagge van de voor-stenge laten waaijen: en zoo hy begeert dat het esquadre van hem zelfs met ende nevens het esquadre van den Lt. Admiraal van Zeelandt, of enz. in den vyandt zal vallen, zal hy een gewoone vlagge van de kruis-stenge laten waaijen: en zoo hy goedt vindt dat het geheele gros in den vyandt zal breken, zal hy een roode vlagge onder de bezaans-roede laten waaijen; waar op dan een ieder zyn uiterste best zal doen om in den vyandt te vallen, en den zelven aan te klampen, zonder hier van om eenige reden ter werelt in gebreke te blyven, op boete van gestraft te worden, na vereisch van de zake. XXXII. Als den Admiraal Generaal begeert dat het voorste esquadre van de vloote eerst regen den vyandt aan zal wenden, zal hy zyn voor bramzeil los in de gey laten waaijen: en als hy begeert dat het achterste esquadre eerst tegen den vyandt aan zal wenden, zal hy zyn groot bram-zeil in de gey laten waaijen; waar op de Hoofden van de zelve esquadres goede acht zullen hebben te nemen, en haar daar na stip te voegen. Ga naar margenoot+XXXIII. Of het gebeurde ('t gunt Godt verhoede) dat de Admiralen, Kommandeurs, ofte Vlagge-luiden, in 't veghten, of anderzins, in ongelegentheit geraakten, en den vyandt niet konden bezeilen, ofte niet naar behooren streden, zullen de Kapiteinen van 't zelve esquadre daar na niet hebben te wachten, maar haar vervoegen by 't gros, en daar zy den vyandt den meesten afbreuk, en het lieve Vaderlandt den meesten dienst zullen konnen doen, op boete van na vereisch der zaken gestraft te worden. Ga naar margenoot+XXXIV. Als'er iemandt bestelt is om voor de vloote water te halen, die zal een schoot schieten, en een wimpel van zyn groote stenge laten waaijen; waar op de geene die water van doen heeft zyne vaten aan des zelfs boort zal brengen. Ga naar margenoot+XXXV. Als den Admiraal met schoon weêr begeert te krengen, en schoon te maken, zal hy een top-stander van de voor-stenge laten waaijen, op dat zyne byhebbende scheepen (die vuil zyn) 't zelve van gelyken mogen doen. Ga naar margenoot+XXXVI. Zoo eenige scheepen, zynde van den anderen geraakt, by dage elkanderen in 't gezigt kregen, zal den loefwaartsten beide zyne mars-zeilen laten loopen, en een geusken achter van zyn vlagge-stok laten waaijen; maar met het schover-zeil alleen zeilende, zal den zelven loefwaartsten zyn fok en bezaan opgeijen, en van gelyken zyn geus achter van de vlagge-stok laten waaijen: den lywaartsten dat ziende, zoo hy mede met mars-zeilen zeilt, zal als dan zyn schover-zeil en fok opgeijen, en de gewoonlyke vlagge van de companje laten waaijen; maar met het schover-zeil alleen zeilende, zal den zelven lywaartsten alleen zyn groot zeil opgeijen, en zyn gewoone vlagge van achteren in een siouw laten waaijen: op boete, dat, wie hier in nalatigh bevonden werdt, daar mede ieder reize zal verbeuren 25 guldens. Ga naar margenoot+XXXVII. Zoo het zelfde gebeurde by nacht, zal den loefwaartsten zyn groot zeil opgeijen, en met twee lantaerens, twee vadem van den anderen, by de groote mast, te gelyk blikken, en dat tot twee maal toe, een weinigh verscheiden. Den lywaartsten dat ziende, zal als dan zyn fok opgeijen, en met een lantaeren drie maal achter malkanderen blikken, mede een weinigh verscheiden, en omtrent de groote mast, dewyle men 't aldaar best van den anderen kan zien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Woordt.Ende in gevalle den eenen den anderen quame te verspreken, en toe te roepen, Hola, van waar 't schip? zal het eerste woordt zyn N. en den anderen daar op antwoorden N. mede op de straffe van 25 guldens, als vooren, by de nalatige te verbeuren. Op welke woorden, en seinen, in de twee boven staande leden begreepen, men den anderen zal konnen verkennen, dat men 's Landts scheepen is, 't en ware dat men bemerkte dat het vyandt was, die het zelve ook deden, waar op men zal moeten verdacht zyn. Ga naar margenoot+XXXVIII. In 't begeleiden van eenige Koop-vaarders, en ook anderzins in 't streek-zeilen, zal gevolght worden het bestel, voor deezen in gelyke gelegentheden in acht genoomen, te weten, dat den Admiraal Generaal gestadigh zal voor zeilen, en de andere op zoodanigen rang en schik, als de onderlinge esquadres zal wezen voorgeschreeven. Ga naar margenoot+XXXIX. Allen Hopluiden, in 't gemeen en byzonder, wert by deezen wel duidelyk gelast, over dagh en nacht, in 't zeilen, zoo veel zeil by te maken, en te houden staan, als goet kan doen, en haar scheepen konnen verdragen, tot dat zy de hooghte van haar Admiraals ofte Kommandeurs schip hebben bezeilt, daar zy haar altydt zullen hebben by te houden, 't zy de scheepen zeilen, dryven, of ankeren, zonder van zulks eenighzins in gebreke te blyven, inzonderheit de lywaartste; en wie echter van de lywaartste zeil komt te sparen, zal met zulk zeil sparen ieder maal verbeuren 6 guldens, datelyk op te schieten. Derhalven wort ieder by deezen belast, inzonderheit de slecht bezeilde, geen tydt te verliezen, ofte geen zeil te sparen, om gestadigh by zyn Admiraal, ofte Bevelhebber, te wezen, alzoo den dienst van 't Landt daar aan ten hooghsten is gelegen: ook wel verdacht te wezen, door lossigheit, of onvoorzigtigheit, geen masten, rees, of stengen aan stukken te zeilen; en wie anders bevonden wert te doen, zal verbeuren 25 guldens. Ga naar margenoot+XL. Zal ook niemandt hem vervorderen, op de reede des avondts en des morgens de wacht op en af te slaan met den trommel, ofte op en af te blazen met de trompet, voor en al eer op het schip van den Admiraal des avondts en des morgens de wacht zal af geschooten zyn; waar op dan terstondt alle de Hooft-beamptelingen, en Kapiteinen van de vloote, zullen volgen, met den trommel, en trompet, ten zelven einde te doen roeren, op boete van 10 guldens te verbeuren, voor die daar van in gebreke blyft. Ga naar margenoot+XLI. Alzoo by ondervindinge bevonden wort, dat in 't ankeren, en in 't lichten van 't anker, als ook in 't wenden, midtsgaders by hardt of donker weêr, by zommige niet behoorlyk wert gevuurt, wert wel uitdrukkelyk gelast allen Amptenaren, en Hopluiden, daar van geenzins in gebreke te blyven, op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
straffe, dat die in gebreke blyft, voor de eerste maal zal verbeuren 4 Ryksdaalders, datelyk handt-vulling daar van te doen, voor de tweede maal 8, en voor de derde maal 16 Ryksdaalders, en daar-en-boven noch goet dunkelyk gerecht zal worden; waar op de Hoofden van de onderlinge esquadres gelast werden goede acht te nemen, en daar van oprecht verslagh te doen, zonder iemandt door de vingeren te zien. Ga naar margenoot+XLII. Alle Kapiteinen wort gelast het gestadig uitkyken in haar onderhebbende Scheepen naerstelyk te doen waarnemen, wel verstaande, dat, die de man te roer moet vervangen, twee glazen aan de stenge zal uitkyken, zoo weêr en windt zulks toelaat; en zal de geene die eerst een vyandts Oorlogschip ziet, 't welk naderhandt by 's Landts vloote wort genoomen, daar voor genieten een vereeringe van 250 guldens, 't welk hem by blyk-schrift van den Admiraal, ofte Bevelhebber, zal werden betaalt, en van de buit-gelden voor af getrokken: desgelyks voor een vyandts Koopvaardy-schip 50 guldens. En zullen de Officieren van de wacht, op ieder schip, de matroozen tot het uitkyken houden, en daar voor in den voorsz. gevalle genieten 25 guldens. Ga naar margenoot+XLIII. Als de Admiraal van eene der hooft-gedeelten van de vloote zich van de Hooft-vlagge wil afzonderen, of anderzins herwaarts of derwaarts verzeilen, begeerende dat alle de scheepen van zyn onderhebbende esquadre hem volgen, zal hy een blaauwe vlagge laten waaijen van de groote steng, onder zyne gewoone vlagge; en zoo wanneer een Vice-Admiraal, ofte een Schout-by-nacht zulks wil doen, zal hy, om alle de scheepen van 't esquadre, die by verdeelinge onder hem geschikt zyn, zyne vlagge te doen volgen, mede een blaauwe vlagge laten waaijen, onder zyne gewoone vlagge, van de voor- of kruis-steng. Ga naar margenoot+XLIV. Als eenige Pryzen verovert werden, daar verscheiden Oorlogh-scheepen omtrent zyn, zal die geene, wiens volk eerst geraakt binnen het boort van 't veroverde schip, het zelve alleen bezet houden, zonder dat eenigh ander volk, alhoewel van scheepen die tot de veroveringe mede moghten toe-gebraght hebben, zal vermoogen, buiten toestemminge en begeeren van 't volk, 't welk albereits in de Pryze is, mede aan boort te komen, 't en ware dat zy riepen of seinden om hulpe, op straffe van, het tegen gestelde doende, daar over, naar vereisch van zaken, andere ten voorbeelde, gestraft te werden: maar zal naderhandt geschiktelyk werden geoordeelt, of, en hoe verre anderen, die tot de veroveringe het hare mede gedaan hebben, voor of nevens de geenen die de Pryze bezet hadden, zyn gerechtight ofte niet, zonder iemandt daar omtrent eenighzins te verkorten. Het sein, om een algemein gebedt over de geheele vloot te doen, plagh gemeinlyk een klein wimpeltje van bovenen te zyn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Order in Mist.
Als de Groenlandts-vaarders by mist, of duisternis, verlegen zyn, kloppen zy op 't anker, om van andere Scheepen, die daar omtrent mogten zyn, gehoort te worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beveelen op de verdeelinge van 's Landts Vloote, met den gevolge en aankleven van dien, zoo als de zelve in den Jare 1666, onder de gezamentlyke Vloot-vooghden toen ter tydt, zyn uitgegeven.Ga naar margenoot+ALzoo onder de jegenwoordige Vloote bestelt zyn, Michiel de Ruiter, Lt. Admiraal over Hollant en West-Vrieslant, als Generaal, Adriaan van Trappen, gezeit Bankert, Lt. Admiraal van Zeelandt, Willem Joseph van Gent, Lt. Admiraal van Hollandt en West-Vrieslandt, behoorende onder het Collegie ter Admiraliteit tot Amsterdam: Zoo is goet gevonden, het gros te verdeelen in drie hooft-deilingen, onder de gemelte Hoofden, die ieder de vlagge van boven zullen voeren, als Admiraals van hare byzondere esquadres, en den gemelten Lt. Admiraal, Michiel de Ruiter, een wimpel onder de vlagge, als Admiraal Generaal; en zullen ieder onder haar hebben een Vice-Admiraal, en Schout-by-nacht, die hare vlaggen mede zullen laten waaijen, zoo lange de tocht zal duuren, ofte tot dat anders zal werden bevoolen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verdeilinge van de voorgeroerde Esquadres.Onder 't esquadre van de voorgenoemde Lt. Admiraal de Ruiter, als Generaal, zullen wezen bescheiden deeze onderstaande N.N.N. Onder 't esquadre van de voornoemde Lt. Admiraal Bankert zullen wezen bescheiden deeze onderstaande N.N.N. Onder 't esquadre, ofte hooft-deiling, van de voornoemde Lt. Admiraal van Gent zullen wezen bescheiden deeze onderstaande N.N.N. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De seinen om d'esquadres te onderscheiden, zyn, dat alle de scheepen van 't esquadre van den Admiraal de Ruiter de wimpel van de groote stenge zullen voeren. Den Lt. Admiraal Bankert, met alle de scheepen van zyn esquadre, de wimpel van de voor stenge. Den Lt. Admiraal van Gent, met alle de scheepen van zyn esquadre, de wimpel van de kruis-stenge. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Seinen voor Begelei-scheepen, met haar onderhebbende Koopvaardy-scheepen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om elkander by tydt van oorlog te verkennen, of 't vyandt zy, of vriendt, is te zyner tydt het volgende sein in gebruik geweest: In 't ontmoeten zal den loef-waartsten de lye-schoot-hoorn van zyn schover-zeil opgeijen, en een top-stander van zyn boven-blinde laten waaijen; zal ook zyn Prinsse-vlagh achter op de companje eerst een weinig open laten waaijen, en daar na in een siouw, dan tot twee maal open, en twee maal in een siouw: den lywaartsten zulks ziende, zal zyn lye-schoot-hoorn van zyn fok opgeijen, en de zelfde sein met top-stander en vlagh mede doen. Men heeft hier toe ook wel tekens, die men in de vlaggen naait. Het is een gemeen gebruik, dat den Admiraal niet eerder seint om t'zeil te gaan, voor dat zyn eene anker opgewonden is, en het tweede touw om de spil legt, 't en ware eenige buiten gewoone noodt-zakelykheit het anders vereischte. Zaken die door deeze of diergelyke tekenen niet konnen werden bekent gemaakt, laat hy boodtschappen door kleine Vaar-tuigen, die hem ten dien einde steedts volgen: of hy doet alle zyne onderhoorige Scheepen achter hem om loopen, en zeght zoo mondeling wat zynen wille is. Hy laat geen Scheepen, zoo 't moogelyk is, onverpreidt verby zeilen. Ook ziet hy de loef van zynen vyandt te bekomen, 't zy met die af te winnen, of wel met door hem heen te slaan. Het is noodigh voor 't gemeen dat een Vloot-heer behouden blyve; waar om hy, myns bedunkens, zich zoo zeer niet in het zwaarste van 't geveght behoorde te begeven, als wel goede toezight op alles te nemen, en het geveght van Ga naar margenoot*wanschik te bevryden. Hy moet de strydende hart in spreken, en alomme dienstige beveelen uit zenden; 't geen Polybius bevestight: ja het Kryghs-hooft (wil hy) moet zich t'eenemaal uit het geveght houden, als men niet om het hooghste dingt; doch als hy merkt dat de zommige hun plicht niet na komen, is 't niet ondienstigh die aan te voeren, en zelve dan te deizen. Echter, het voeght voor geen Vloot-vooght, zich altydt buiten schoots te houden. Van zekere Admiralen, Ga naar margenoot+voor deezen, wert gezeght, dat zy zich, terwyl men streedt, in een opgeschooten kabel, dat schoot-vry was, vervoeghden, en de kajuit met huiden, los gehangen, zoo dicht hadden doen bezetten, dat geen kogel daar door dringen kon; 't geene verfoeijelyk is. De Vloot-vooght komt hen te hulp, die te kort schieten, en als zulks geschiedt is, aerzelt hy weder, doch zoo, dat het geen wyken, uit vreeze, gelyk zy. Scheepen daar Vloot-vooghden op zyn, dienen van amptelings plaats-bekleeders, en een getal van twee of drie Onder-hopluiden, voorzien te zyn, om, by aflyvigheit, in het opper-ampt te volgen, op dat alle wan-orde geweert werde. Gemeene Oorlogh-scheepen behooren insgelyks, en uit de zelve reden, wanneer men naar een scherp geveght gaat, twee of drie bequame Stedehouders op te hebben. Een Oorlogh-schip behoort, by voorsz. voorval, op te hebben zes bequame Bus-schieters, en hun maats. En om dat dikmaal veele menschen, in een scherp geveght, te gelyk gequetst worden, is het dienstigh dat ieder Schip twee Opper- en twee Onder-heel-meesters voert. Alle kleine Vaar-tuigen, die zich onder een vloot bevinden, om kondtschap te brengen, behooren matelyk bemant te zyn, ook met riemen, en kleine stukskens voorzien, om van gering vyandtlyk Vaartuigh niet te konnen werden genoomen. Ieder Schip zy genoeghzaam voorzien van gevulde kardoezen, om by gebrek van dien niet genoodtzaakt te zyn van den vyandt af te houden. De Scheepen behooren ook niet overladen te zyn. Een Vloot dient niet in te veel of te weinigh verdeelingen verdeelt te zyn. Des vyandts Scheepen te enteren, is den Hollanders nutter, als lang schut-gevaar te houden. Het kan zomtydts niet ondienstigh zyn, in een groote Vloot, een hinder lage te houden, die op den vyandt niet los gaat, voor en al eer zulks by 't Opper-hoott van de vloot, na gelegentheit, wert bevoolen. Als men zegen beveght, en den vyandt onder raakt, doet den Admiraal hem vervolgen, zoo lange doenlyk is. Maar zoo men te kort schiet, en het tot een nederlaagh geschapen staat, deist hy langzaam, en dat al veghtende, in goeden schik. Hy stelt gelt-pryzen op voor 't veroveren van 's vyandts Scheepen, af halen van vlaggen, en in brandt steken, of te grondt schieten van 's vyandts Vaar-tuigen, na zich ieder manlyk gedraaght. In 't overlegh der zaken van belang seint den Admiraal alle de Scheeps-hoofden aan boort, en pleeght zoo voorzightelyken raadt, 't zy dat hy de Onder-Admiralen alleen daar toe roept, of wel alle de Kapiteinen daar nevens, ofte wel deeze, en de Pilooten daar-en-boven. Hy bestelt toegeslooten beveelen, en wetten, op alle Scheepen, waar na het scheeps-volk zich heeft te voegen, in geval deeze of geene van hun Scheeps-hoofden aflyvigh komen te worden, en wie hen in 't ampt zal volgen: en, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoo het een Onder-Admiraal is, of men de vlagh, by aflyvigheit, zal blyven voeren, of niet. Alle verwarring weert hy uit de Vloot, en laat de Scheepen elkander niet voorby zeilen. Ieder Bevelhebber weete wien hy heeft voor te gaan, of volgen zal. In het schikken van een Vloot heeft men klein zeil te maken, op dat zulks te bequamer kan geschieden. De geheele Vloot verdeelt hy zoo wel in groote als smalle afdeilingen, en beveelt ieder wel op zyn rang te passen. Met het drie-tal geschiedt veeltydts de hooft-verdeiling: en men voeght ieder deel even veel Scheepen toe van een geslacht, Fregats, Branders, Galjoots, enz. ook even veel geschut. De manhafte Tromp, als hy een maal de Vloot der Engelschen slagh zoude leveren, schaarde zyne Vloot in vier gedeelten, en deed drie deelen gelykelyk, in een rechte linie, of streek, tegens hun aan zeilen, houdende de vierde voor een achter-hoede. In de wreede Zee-slagh, op den tienden van Ooghst-maandt, des Jaars 1653, voor-gevallen tusschen de Engelsche en Nederlandtsche Republyken, en roem-rucht-baarlyk voor deezen Staat volvoert by den genoemden dapperen heldt Marten Harpertsz. Tromp, was de Nederlandtsche vloot in vyf afdeelingen geschaart: het eene deel stak een weinigh voor uit, drie volghden gelykelyk, en het vyfde diende voor achter-hoede. Toen den Admiraal Wassenaar met zyn Schip op sprong, in een voorgaanden Engelschen oorlogh, was de Nederlandtsche vloot verdeelt in zeven esquadres. Het is dienstigh, zich te verdeilen zoo als den vyandt verdeilt is. Ga naar margenoot+By Livius leest men, dat de Koninglyke vloot met rangen van twee Scheepen aan quam varen; daar waren 90 Scheepen, of 45 ordens en rangen. Den Admiraal, met die onder hem bestemt zyn, voegen zich in de midden, het zy men in 't lang, breedt, of in een halve maan zeilt; welke laatste gestalte het dienstighste is, om dat alle Scheepen dus nut konnen by brengen. Zoo 't voor de windt gaat, voeght zich den Vice-Admiraal aan stuur-boort, en den Schout-by-nacht, of het derde Vloot - hooft, aan bak - boort. Gaat het by de windt, zoo volgen de verdeelingen elkander, en den Admiraal houd echter het midden, of ook wel de voortoght. Moet men wenden, 't zy dat den vyandt van achteren komt, of anderzins, zoo geeft men d'achterlte de voor-toght, om verwarringe te myden, die zeer licht zoude werden veroorzaakt, by aldien de geene die dan d'achterste zyn, voor zouden moeten komen. Een Admiraal moet steedts van zyne Scheepen onderschraaght werden. Het komt op de wysheit van den Admiraal aan, een vloot wel te scharen, en te verdeelen: hy mengt na behooren zware en lichte Scheepen, waar van deeze tot verweering, en scheuring van 's vyandts vloot dienen, en die om te enteren, den vyandt aan te klampen, en te overwinnen. Een Vloot zoo dicht geslooten te houden, dat den vyandt zoo min als 't moogelyk is daar in kan booren, heeft veel maal groote dienst gedaan: als men dit van meening is te doen, moeten de Scheepen klein zeil maken. Het heeft die van Athenen, tegen de Vloot der Syracuzanen strydende, tot nederlage gedydt, dat zy hare Scheepen niet te wel geschaart hadden. Het is dienstig dat een Admiraal althans ordre stelt aan alle zyne Scheeps-hoofden, op wat plaatze, of hooghte, de Scheepen elkander zullen vinden, indien by storm van een komen te geraken; by welker mangel veel maal onheil een vloot is over gekomen. Het gebeurt veeltydts dat de Admiraals schriftelyk bevel van de Overigheit krygen, tot uitvoering van deeze of geene aanslagh, en het zelve niet te openen, voor en al eer op zulk of zulk een hoogte zullen gekomen zyn. By deezen voorval is 't echter niet ondienstigh den Scheepen eenige loop-plaats te geven, of het geviel dat de zelve door storm van elkander geraakten: uit welker gebrek men vindt, zoo in oude als hedendaaghsche tyden, dat onheilen voort gekomen zyn. Licht Vaar-tuigh kan vaerdigh keeren en wenden, en is dienstigh om de windt den vyandt af te winnen; want als die gewonnen is, dan konnen de bussen den meesten dienst doen; dan kan men doel schieten, ook van en aan den vyandt komen, na wil en welbehagen. Groote Scheepen zyn geweldenaars, dienstigh om in een vloot te dringen, en des zelfs schik te ontredden, doch in 't gemein logh. Hooge Scheepen hebben de minste noodt van geëntert te werden. De vaerdighste Scheepen laat men voor af gaan, om den vyandt te ontdekken. De Brandt-scheepen houden zich op zyde van de groote Scheepen, om die des noodts ten dienst te zyn. Tot afweering van vyandtlyke Branders, houdt men licht-gewapent Vaar-tuigh gereedt, om de zelve, eer zy aanklampen, aan te vallen: hier toe houdt men achter aan slepende booten, met mannen, slagh- en strydt-vaerdigh. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Vloot die na den eisch vermengelt, en verdeelt is, zal de meeste dienst doen. Als een Vloot op den vyandt kruist, is het dienstigh dat zich de Scheepen's morgens met den dagh verspreiden, 't zy enkelt, of dubbelt; doch niet wyder als dat zy des avondts weder by den ander konnen wezen. Zoo te veghten staat binnen een baay, of haven, moet men zyn vloot scharen na gelegentheit van drooghten, ruimte, en plaats, die men heeft: is het ruim genoeg, zoo houdt men de gewoonlyke stelling, die vermeint wert best te zyn, zoo niet, is het beter wanschikkelyk als in vereischte rang te leggen, en te zwakker daar door te werden. Enkel over lang te leggen, is niet te raden, de hoorens, en einden, zyn dus te zwak, en konnen niet schielyk geholpen worden, om hare afstandt, noch konnen ook andere niet tydelyk genoegh by komen: dus wert een vloot mede lichtelyk van een gescheurt, en zich zelf byster gemaakt. In den laatsten krygh vielen de Engelschen een maal krings-gewys op de Nederlanderen aan, die in een drom lagen; met welke kring zy voorby de zelve, beurt voor beurt, achter malkander zeilden, zoo dat zy ieder in 't byzonder dus weinigh konden gequetst werden, elkander verpozende, en den Nederlanderen gestadigh ontrustende. Strydende Vlooten zeilen zomtyts door elkander, 't zy in een rechte linie, trop, of halve maans wyze, eer men aanvalt, voet by stuk houdt, en in breekt, 't geen op een of meerder plaatzen wert gedaan. Het is zeer nut in 't slaan, zoo 't geschieden kan, dat twee Scheepen by een stryden, en den eenen steedts voor den anderen schiet, ter-wyl d'ander weder lade, en zich redde. By kleine troppen, en scheeps-hoopen, wert mede dikmaal gevoghten. Boven windt, en in een ruime zee te veghten, is beter als in een beslooten haven of baay; waar om men het binnens havens veghten moet myden, en de zelve verlaten, indien voor aanval wert gevreest. Zoo den vyandt op de hielen, en na by te zyn vermeint wert, moet men naerstigh brandt-waghten uit zenden, het zy met sloepen, klein vaar-tuigh, of met groote Scheepen. Als eenigh volk op 's vyandts bodem te landt gezet wert, zal men te vooren goede kondtschap van grondt en wal nemen, een gedeelte vloots zoo na aan landt zetten als moogelyk is, langs de kust heen, en de stukken op een zyde rukken, om op landt te speelen. Nooit moet men landen, als met een hoop volk die men volkomen oordeelt om weer te bieden; en gelandt zynde, laat men hoede by de vaar-tuigen, het zy met opgeworpen bolwerken, of zwaar geankerde booten, daar bussen op geplant zyn. Het wapen-tuigh wert niet aan landt gebraght, als onder goet geleide, op dat niet verrast werde. In 't enteren zal het naaste Schip zyn makker te hulpe komen, 't en ware hy riep, geen hulp van nooden te hebben. Als men jaagt werden alle zeilen by gezet, tot blinden, en water-zeilen toe; ook doet men de zeilen natten. Als Vloot-vooghden, en Bevelhebbers in een Scheeps-maght, aan 't veghten gaan met haar eigen Scheepen, is 't niet ondienstigh, een Schip van minder aanzien (die zy daar toe steedts omtrent zich behooren te hebben) voor af te zenden, om het spits af te byten. Staat wel te letten voor een Admiraal, wat het dienstighste is, een vyandt af te waghten, of hem zelve in te vallen: hy geeft tekenen aan rechter of slinker vleugel, aan voorste of achterste Scheepen, en dien hem goet dunkt, dat eerst invalle op den vyandt, of wel aan beide te gelyk, om den vyandt van achteren, of elders, op het onvoorzienste aan te tasten, of om den geenen van de zyne die te kort schieten tot hulp te komen. De groote vloots-verdeilingen worden weder in drie, of meer, byzondere deelen verdeilt, na gelegentheit. Een Admiraal zoekt zyn vyandt in alles te verkloeken. Als Cimon de Persiaansche vloot hadde overwonnen, zette hy zyn volk op de Persiaansche scheepen, trok hen hunne kleederen aan, en toog zoo na Pamphilia, daar hy de Persianen, welke meinden hun eigen volk voor te hebben, onverdacht overviel, en versloegh. Deeze Cimon, zoon van Miltiades, is een roem-ruchtigh zee-man geweest; want als Themistocles die van Athenen rade, dat men de gantsche Stadt zoude verlaten, en te scheep gaan, dewyle het Orakel, of Vraagh-baak, hadde gespelt, dat Athenen met houte muuren te beschermen ware, was hy de eerste, schoon jong, die deeze daadt prees, dies rukte hy den toom van zyn paert, en offerde het aanstondts aan Minerva, in 't kasteel, waar van zy beschutster was, als of men nu geen paerde-tuigh van nooden hadde. Hy heeft namaals de Scheepen byzonderlyk gedekt, zoo dat die veel mannen konden voeren. Door 't opsteken van vreemde vlaggen worden hedendaaghs des vyandts Scheepen veel maal verschalkt, en genoomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Roei-scheepen, die de groote Scheepen, des noodt, voort konnen boegzeeren, zyn in een vloot niet ondienstigh. Men veinst zich zomtydts te vlieden, schoon men des niet van zin is: gelyk Claudius, Roomsch Burgermeester, deede, welke veinsde met zyn vloot na Romen te willen keeren; waar om de Poenen het naauw van Messina verlieten: dies wende hy schielyk zyne stevens, en lande in Sicilie, daar hy na getraght hadde. Een gedeelte van de vloot zomtydts te verschuilen, of hen buiten schoots te houden tot een waar-burgh, is dienstigh om een vyandt onvoorziens op 't lyf te vallen: waar van voorbeelden te zien zyn by Ferretus, in zyn tiende boek. Zoo den vyandt met een leeuwen-huit niet overwonnen kan worden, raadt Lyzander dat men het vossen-vel moet aantrekken: schoon Fabritius zoo goedtaardigh was, dat hy der vyanden vloot niet wilde aan brandt steken, als hy zulks konde doen. Het was een wakkeren kryghs-trek van Lyzander, dat hy zich onderscheide malen van de Athenienzers, die hem slagh wilden leveren, liet tarten, tot dat hy hen eindelyk, welke waanden dat van zyne vloot niet dorste werden aangetast, als zy op het onverdachtste waren, overviel, en versloegh. Cato, tegen de AEtholiers te water zullende stryden, deed een groot geschreeuw, en veele vreughde-tekens, in zyn vloot opgaan, op dat de vyandt zoude meenen dat hem hulp-benden toegezonden waren, 't geen hem deede overwinnen, en hun de belegerde Steden verlaten. Voor 't geveght moedigt den Admiraal zyn volk met woorden aan, en duidt alle voorvallen, is 't moogelyk, ten besten. Als Julius Caesar in zyn Admiraals schip zoude treden, viel hy ter aarde neder. Dit wiert van zyn volk voor een quaat voorteken gehouden, zoo dat zy zich hier over bedroefden. Doch hy, zulks merkende, zeide: Gedankt zyt ghy Jupiter voor dit geluks-teken; want dit beduidt, dat wy gelykelyk aan dit landt, waar uit wy treken, weder zullen belanden. Als Cabrias, Vloot-vooght der Athenienzers, te scheep stryden zoude, en de blixem voor het Schip neder sloegh, waar over het kryghs-volk verslagen wiert, zeide hy: Wel aan, nu is het tydt van veghten; want Jupiter geeft het teken. Veinzen van te willen slagh leveren, als men des niet van zin is, kan zomtydts zeer dienstigh wezen. Annon, Admiraal tot Karthago, deed zyn zeilen vallen, als of hy hadde willen slagh leveren ('t geen toen de wyze was): en als zulks zyne vyanden ook deeden, liet hy die terwyl schielyk weder ophalen, en ontvlughte. Kleine Scheepen laat den Admiraal tegen 's vyandts groote Scheepen niet stryden, 't en ware in noodt, of by stilte, en in engten, als de groote Scheepen zich niet keeren konnen. Alcibiades, als hy een maal niet wydt van landt een zee-geveght hielt, liet, terwyl men streedt, op het hooft van de haven veele masten over-eindt zetten, en zeilen daar aan slaan, op dat zyn vyandt zoude meinen dat hem hulp-scheepen uit de haven toegezonden wierden. Maar den Admiraal Memnon deede geheel anders, als hy sterk genoegh van Scheepen was: hy liet maar weinigh Scheepen de masten op zetten, en lokte zoo de vyandt tot den strydt, onder schyn dat hy maar weinigh Scheepen by zich hadde. Chabrias liet ten dien einde twee Scheepen aan een binden, beide maar een mast, en een zeil, op hebbende. Esberen, Admiraal der Deenen, zoude een maal veertigh Scheepen der Zee-roovers aan doen, daar hy vreesde niet sterk genoegh toe te zyn; waar om hy boven in zyn mast deede vuuren, als of hy zyn andere Scheepen seinde om aan te komen: dit braght zulk een schrik inde Roovers, dat hy die op de vlught dreef. Wanneer Theodosia, een Stadt in Pontus, belegert was, nam Tinnich, in duistere nacht, veel kleine bootjens, stelde in ieder een trompetter, liet die wat wydt van den anderen roeijen, en toogh zelve met twee groote Scheepen na den vyandt toe, welke, wanende dat'er een groote vloot van Scheepen naderde, op brak, en wegh trok. Koning Philippus bedroog zyne vyanden door een brief: hy wilde met zyn vloot door breken, en inval doen in 't landt der Amphissenzen; maar de Athenienzers, en Thebanen, hielden de engte der zee bezet: hy schreef dan een brief na Macedonien, dat hy deezen toght uit zyn zin stelde, en eenigh ander voornemen hadde, waar van hy den brief-drager met voordacht in der vyanden handen deede vallen, die, zulks geloof gevende, opbraken, en hem dus den doortoght lieten. Conon, wetende dat de vyandt op zyn Admiraals schip toeleide, deed een licht Schip, na de gelykenis van het zyne, toestellen, daar hy den vyandt mede bedroog; want deeze, op het zelve aanvallende met zyn grootste Scheepen, liep Conon voorby, waar door hy de nederlaag quam te krygen. Als Dionysius de Stadt Civita wilde aandoen, en zorghde verraat onder zyne vloot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te zyn, gaf hy aan ieder Scheeps-hooft een beslooten brief, daar niets in geschreeven stondt, met last, dat zy die brieven niet zouden openen voor hy een sein daar toe gegeven hadde: kort daar op voer hy aan boort van ieder Schip, zonder het gemelde sein te doen, eischte de brieven wederom, en de geene die de zelve geopent hadden hielt hy voor verraders. Als Dionysius Caulonie te water had belegert, quam Alcibiades met twaalf Scheepen, om de Stadt te ontzetten, wien Dionysius met vyftien Scheepen tegen voer: hy week dan af, en deede 's nachts vuuren op zyn Scheepen aansteken, welke Dionysius achtervolghde; maar hy deed deeze allengskens uit doen, en liet brandende fakkels op kurken zetten, welke hy een anderen streek deede heen dryven, en aldus geraakte hy te Caulonie binnen, door dien Dionysius de kurken vervolghde. De Admiraal Frederik, die in Italie, voor de Gibelinen, tegen de Guelphen voght, zette 's nachts een lantaeren op een stuk kurk, doende het licht op zyn Schip uit: het kurk dreef na landt, en hier om meinden de Guelphen dat Frederik het op strant zette: zy volghden het licht, terwyl dat hy 't ontsnapte. Binnen drooghten een vyandt te verlokken, daar hy onkundigh in de stroomen is, kan veel maal zeer voordeeligh wezen: waar van veele oude, en onlangs voorge-vallene voor-beelden voor handen zyn. Een vlughtende vyandt moet niet zorgeloos vervolght werden. Dit was den wakkeren heldt, Michiel Adriaansz. de Ruiter, Nederlandtsche opper- en gemeine Vloot-vooght, zeer wel bekent, als hy een nabuurige vloot vervolghde, na een bloedigh zee-geveght: daar viel een mist van den hemel, en de drooghten waren veelvoudigh; waar om hy 't jagen staakte, en zich met zyn reedts verkreegen zegen te vreeden stelde. Conon, Admiraal van Athenen, ziende dat zyn vyandt meerder Scheepen hadde dan hy, veinsde zich te vlughten; waar om hy van zyn vyandt wiert vervolght, die de best bevaren Scheepen voor uit zondt: op deeze viel Conon aan, en versloegh de zelve; waar door de achterste, verbaast, in zyne handen vielen. De Venetiaansche Admiraal Pisan, zullende tegen de Vloot van Genua stryden, deed met voordacht tien van zyn Scheepen de wyk nemen: deeze wierden van de Genuezen vervolgt; waar door haar Vloot in wan-schik quam, en zy de slagh verlooren. Terwyl het gedeelte van een vloot stryt, is 't zomtydts dienstig dat het overige zich verpooze, om, na een weinigh rust, den vyandt te ieveriger aan te vallen. Met de ankers tydelyk te laten vallen kan men zomtydts in een Scheeps-strydt groote dienst doen, 't zy om de windt te krygen, om branders aan te brengen, of te ontwyken. Den Lt. Admiraal van Gent, een maal onder de vyanden zeer verwart zynde, liet zyn anker vallen, en hielt alle zeilen ter windt-vang, zoo dat de vyandt waande dat hy voort zeilde; waar door het gebeurde dat de vyandt hem voorby schoot, en hy, boven de windt rakende, behouden bleef. Wanneer men wykt met een Vloot of Schip, is het dienstigh dat zulks langzaam, en zoo geschiedt, dat het geen vlughten schynt, om den vyanden geen te grooten moedt aan te brengen. Als de Karthaginenzers een maal met de Romeinen zeegeveght hadden gehouden, en te haastigh uit den strydt roeiden, meinden die van Romen dat het vlughten was, 't geen hun volk moedt en zegen gaf. Men moet nooit wyken, als veghtende, zoo 't eenighzins kan geschieden. Met weinigh Scheepen, schoon zy niet bestandt zyn, een Vloot te stutten, is in menig zee-slagh zeer dienstigh bevonden. Op klein en gemeen Vaar-tuigh, dat men voor af zendt, 's vyandts Scheepen te laten afslooven, heeft meer malen groot voordeel aan gebraght. Als Mahomet de tweede, Turksche Keizer, Constantinopolen ingenoomen hadde, maakte hy een groote Scheeps-magt vaerdigh, om Italien af te loopen. Tegens hem quamen de Venetianen met een zware Vloot te water, welke, als het stryden zoude aan gaan, een goet aantal Scheepen voor af zonden, en lieten de overige van verre achter elkander volgen. De Turk hier over ontstelt, en onbewust hoe veel Scheepen noch te volgen stonden, nam de vlught. Aristomenes liep met zyne Scheepen onder den vyandt, en deed zyn volk in den strydt roepen: Laatze vlughten. Dit ontstelde den vyandt zoo, dat hy waarlyk op de vlught toogh. Het is meer malen oorzaak van groote zegen geweest, dat men, op 's vyandts bodem te landt gestapt, de eigen Scheepen aan het vuur heeft over gegeven, of van landt doen steken, en zoo den beangsten de hoop van vlughten t'eenemaal ontnoomen; waar door dan ieder zich tot veghten genoodtzaakt vindt. Barbarossa, Koning tot Tunis, zette een maal vlaggen der Christenen op zyn Scheepen, en zeilde zoo, als vriendt, de haven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Balearis in: het geschut op de wallen wiert dierhalven gelost, tot vriendelyke groeting, en aldus overviel hy de stadt. Artemisia, voor Xerxes strydende, heeft deeze vondt, van vreemde vlaggen op te zetten, mede gebruikt. Froto, Koning der oude Deenen, onder welkers bestieringe (zoo men zegt) onzen Heilant Jesus Christus is gebooren, was niet te vreeden met het gebiedt Oostwaarts te voeren, maar trachte ook Westwaarts daar na: hy ruste dan een groote Zee-magt toe, en viel op Vrieslant aan. Wicho, Vorst der Vriezen, gong hem met een wel bemande Vloot te keer; doch in den aanvang deed Froto zyne schutters langzaam pylen werpen, om, als de vyandt daar van ontbloot moghte zyn, des te heviger te konnen aanvallen. Wicho, in meining dat dit langzaam werpen uit slaauwhertigheit voort quam, geboodt dies te heviger en haastiger de bogen te lossen, tot dat hy eindelyk, van pylen ontbloot, overwonnen wiert. De Deenen stapten toen te landt, en, na behaalde roof, deeden zy hertret na zee, verbrandende al het Vriesche vaar-tuigh. In 't Jaar 1218 is'er een zee-slagh voorgevallen, tusschen Philippus, Koning van Vrankryk, en Hendrik de derde, Koning van Engelandt, als wanneer de Engelschen met heete asch, en kalk, in de Scheepen der Franschen quamen te werpen, zoo dat zy hare vyanden het uitzien beletteden; 't geen die van Tyrus wel eer aan Alexanders scheepelingen met heet zant deeden. Ieder Vloot-hooft worden twee of drie Scheepen toegevoegt, die steedts by hem houden, om hulp te bieden, en beveelen te ontfangen. Deeze houden zich te loef-waart voor uit, of wel op de lye windtveering, den een voor den ander. Den Admiraal belast aan alle Bericht-jachten, Galjoots, en kleine Vaar-tuigen, die zich in de vloot bevinden, in 't stryden een wakker oogh op zyn Scheepen te houden, om den geenen die in noodt is tot hulp te komen, menschen te bergen, schadelooze te sleepen, die aan grondt raken te redden, die in brandt of waters-noodt zyn, door een ongelukkige schoot, by te staan, en des vyandts branders as te weeren, of te veroveren, alles zoo veel moogelyk is. De Fiscaal van de vloot, die zich op het Schip van den Admiraal onthoudt, zendt hy in 't geveght op een klein Vaar-tuigh van boort, op dat die alom toeziet, wie zich wel of qualyk quyt, en den geenen aanklaaght welke hun plicht niet na komen zoo 't behoort. De Koopvaardy-scheepen, in de vloot wezende, zyn de zorge van den Admiraal bevoolen: deeze doet hy aan ly blyven, of te loevert, na men slaat; of hy besluit die ook wel in een halve maan, binnen d'oorloghs-vloot. Ieder Schip heeft te blyven onder die Vlagh daar het is bescheiden, om alle wan-schik te myden. De Branders belast hy, stip te blyven by en om die Scheepen daar zy bescheiden zyn. Deeze weeren des vyandts Branders af, en klampen hunne Scheepen aan, op bevel van de Kapiteins, onder welke zy gevoegt zyn, of ook wel uit eigen beweging, als zy kans zien tot een gelukkige uitkomste; doch dit niet lichtelyk. In 't ankeren zet men de vloot der wyze als de Scheepen gewoon zyn te zeilen, zoo te loefwaart als te ly, voor en achter van den Admiraal, na dat het bestemt is. Geen Hopman vermagh de vloot te verlaten, zonder uitdrukkelyk toestaan van den Admiraal, 't en ware des genootzaakt, tot berging van lyf, en schip. Zoo iemandt by storm van de vloot af raakt, die voeght zich na de bescheiden loop- of waght-plaats, om de vloote op te zoeken. Op verre toghten, daar men dagelyks hooghte nemen moet, doet den Admiraal alle zyne onder hebbende Scheepen een maal 's daaghs achter hem om loopen, om te verpreijen, als ook ieders toestandt, en wedervaren, t'onderstaan. Hy belast, dat by tydt van mist de trommel geslagen wort, en na zekere verstreken tydt geschooten uit byzondere Scheepen. Ook doet hy over de geheele vloot verkondigen, dat niemandt, zonder verlof, zich aan landt begeeve. In 't slaan beveelt hy, dat de Boots, en Sloepen, uit de Scheepen in zee gezet worden. Als de vloot in de haven leght, verhindert hy dat kaay-draaijen aan boort komen, om het wegh loopen van 't volk voor te komen, als ook het aan boort brengen van onnoodige drank, en het steelen, of verkoopen van scheeps-gereedtschappen. Hy doet wel toezien, dat de Scheepen, eer zy uit de havens zeilen, wel bemant zyn, volgens eisch. In tydt van vreede bemant men 's Landts Oorlog-scheepen zelden over de twee hondert man; maar in oorlogs-tydt met drie hondert of vier hondert mannen: uitgezondert dat de Vloot-hoofden altydt sterker bemant zyn, en dat na zwaarte van de Scheepen. Een Koopvaardy-schip wert bevolkt na dat het groot is, en de reize lang zal vallen. De Fluiten voeren op het minste tien of twaalf man, met een jongen. De Pynassen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voeren op het meeste, doch al na dat zy geschut op hebben, zeventigh of tachentigh man. Roof-scheepen, of Vrybuiters, wer-den met volk opgepropt. Het moet de zorgh van den Admiraal bevolen zyn, dat alle scheeps-behoeftigheden, in voorraat, omtrent de vloot, in klein vaar-tuigh, snel ter vaert, om de vloot te konnen volgen, en achterhalen, werden bewaart. Hy moet althans verdacht zyn, van geen onervaren volk tegen ervaren zee-luiden te doen stryden. Hy doet zyne bootsgezellen, en soldaten, in een gestadige oeffening blyven; want van ledigh zyn komt althans quaat voort. Publius Scipio liet zyne soldaten, op dat niet ledigh zouden zyn, als zy binnens wals waren, hout bereiden, om Scheepen daar van te bouwen, schoon des niet noodigh hadde. Hy treedt niet licht tot den strydt, 't en ware groote kans tot zegen ziet. Nicia, Voorganger der Karthaginenzers, riedt Demosthenes het slaan tegen de Syracuzanen af, als ontydigh zynde; doch deezen raadt wiert van hem veracht, waar om hy voght, maar quam te sneuvelen, en verloor den strydt. Het staat den Admiraal toe alle zyne scheepelingen tot gehoorzaamheit te brengen, en willigh in 't volvoeren zyner beveelen. Een Vloot-vooght moet zich ontzaggelyk maken met een stemmig wezen, zoo Cato wil. By af-sterven van een Vloot-vooght, in den strydt, kan het niet ondienstigh wezen (om het volk niet te doen verflaauwen) dat zulks stil wert gehouden, en de vlagge niet gestreken. De manhafte Heemskerk, als hy voor Gibralter streedt, deed hier om de vlagh op de mast vast spykeren. Te naauw bepaalde beveelen, of commissien, hebben verscheide malen geheele Scheeps-vlooten van een goeden toelegh verzet; gelyk zulks de Spaansche vloot wedervoer in 't Jaar 1588: deeze had bevel van niet te slaan, noch in Engelandt te landen, voor dat de vloot van Parma, uit Duinkerken, by haar was, welke te lang toefde: ondertusschen wiert deeze vloot geslagen, daar zy, zonder het zoo naauw bevel, veellicht d'een of d'ander Engelsche haven hadde konnen vermeesteren; hier om behoort een voorzightigh Vlootvooght niet te zeer gebonden te zyn. Op tweede en Onder-Vloot-vooghden past al het geene dat van de Vloot-vooghden boven is gezegt,als zy Scheeps-vloots-gedeelten alleen gebieden: anderzins hebben zy de beveelen van den Vloot-vooght te gehoorzamen, en het gedeelte der vloot, daar zy over zyn gestelt, te gebieden. Het schynt van oudts de wyze geweest te zyn, wanneer den Admiraal het bevel eener vloote aanvaerde, 't zy by gevolgh, of anderzins, dat hem het bevel, en gezag, met zekere statelyke woorden opgedragen wiert; dewyle men in de oude Schryveren vindt, als Lysander de maght over de Lacedemonische vloot aan Callicratidas zoude overleveren, en hem in 't gebiedt, in zyne plaatze, stellen, dat hy zeide: Deeze vloot geef ik Lysander, onlangs overwinnaar te water, en Heer van de zee, aan u over. Het woort Admiraal, 't geen een Vlootvooght, of Vloot-heer betekent, is van de Persianen, Turken, en Arabiers ontleent, en voor de vaart uit deeze gewesten na de Middelandtsche zee, ten heiligen krygh, nimmermeer gebruikt. Het is by hun een benaming van zeker ampt te lande geweest, gelyk by Robertus Monachus, in zyn Chronyk van Duitslandt, te bespeuren is. Hy spreekt van zeker geveght, waar in twaalf Admiralen van den Koning tot Babylon quamen te sneuvelen. In die gewesten (voeght hy daar by) noemt men de Bestierders der Landtschappen Admiraals. Men vindt, hoe op het jaar 801. een gezant van den Admiraal Abraham, die op de grenzen van Africa geboodt, by Charles le Magne tot Parys quam. De Historie van Tudebodus zeght, dat op het jaar 1098. twaalf Admiralen, die het Turksche heir geleiden, doodt geslagen zyn. Een weinigh laeger in zyn Boek vindt men deeze Ga naar margenoot+woorden: Den Admiraal zeide: Verlochent den Godt dien ghygelooft. Van Admiraals die Ga naar margenoot+te lande geboden, staat by de H. Joinville breeder te zien. Doch namaals is dit woort Admiraal, by de aangeroerde volken, voor Gebieders te water mede gebruikt, van wien het tot ons is over gekomen. Ga naar margenoot+Die van Lacedemonien hebben 't aldereerst het bevel over vlooten ter zee, en het bestel van zee - zaken, onder byzondere voorwaarden, en wetten, aan een Hooft, of Hoofden, bevoolen, en, by gevolgh, den eersten Admiraal, en Admiraliteit, gehadt. Maar om volmaaktelyker te zien wat beveelen op 't rang houden, en anderzins, in Vlooten van ons Landt werden uitgegeven, en wat Ga naar margenoot*bestel daar wert gehouden, volght hier het algemein berichtGa naar margenoot*, 't geen by de Hooft-vlootelingen is bestelt, in de laatste water-krygh, die deezen Staat tegen zyn Majesteit de Koning van Engelandt heeft gevoert, in den jare 1666. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemein bericht, en bestel der Heeren afgezondenen, en volmaghtigden van de Hoogh Mogende Heeren Staten Generaal der Vereenighde Nederlanden, op 's Landts Vlooten, met beradinge en Ga naar margenoot*goetvinden van de Heer Lt. Admiraal de Ruiter, Ga naar margenoot*ter neder gestelt, voor de Hooft-officieren, en Kapiteinen, van de zelve Vloote, waar na zy zich in de aanstaande Ga naar margenoot*toght, slagh, ofte bejegening, met den vyandt, zullen hebben te gedragen.EErstelyk wert ernstelyk gelast, dat in 't uit of in zeilen van eenige zee-gaten de kleine scheepen de groote uit de zeilen zullen moeten blyven, en de zelve achter aan volgen, om, of de groote scheepen aan de grondt quamen te zitten, haar altoos hulp te konnen bieden, op dat de zelve groote scheepen gevoegelyk in zee, ofte binnen mogen geraken; en die het tegen-gestelde doet, zal goetdunkelyk gestraft worden. En alzoo 's Landts vloote tegenwoordigh is verdeelt in drie Ga naar margenoot*hooft-deilingen, te weten, eerst de voor-hoede, ofte, voor windt zeilende, de rechter vleugel: ten tweeden, het lichaam van de vloot, ofte het middelste gedeelte: en ten derden, de achter-hoede, ofte, als men voor de windt zeilt, de slinker vleugel; zoo zullen, in zee gekomen zynde, de Luitenant Admiraals Adriaan Bankert, en Hans Willem van Aylua, mitsgaders den Vice-Admiraal Cornelis Evertsz. met hun onder hebbende Ga naar margenoot*scheeps-benden aan stuur-boort, en de Luitenant Admiraals Willem Joseph van Gent, en Jan Cornelisz. Meppel, mitsgaders den Vice-Admiraal lzaak Zweers, met hare onder hebbende scheepen aan bak-boort van de hooft-verdeiling, gevoert door de Luitenant Admiraals de Ruiter, en Aart Jansz. van Nes, mitsgaders den Vice-Admiraal Johan de Liefde, zich begeven, en onthouden, als men voor de windt zeilt: maar by de windt zeilende, zal de voornoemde bende van de Lt. Admiraals Bankert, en van Aylua, voor uit zeilen, de hooft-verdeiling van de Luitenant Admiraals de Ruiter, en van Nes, in 't midden, en dan de voornoemde Lt. Admiraals van Gent, en Meppelen, derwyze als vooren, achter aan. Wanneer de Hooft-vlagge geraden vindt, by dage, ofte des nachts, over te wenden, zal de zelve het sein doen, dat daar toe in 't algemeen Sein-boek, lidt V, of VI, is beraamt: de andere Hoofden, zoo Lt. Admiraals, Vice-Admiraals, en Schouten-by-nacht, 't zelve gewaar wordende, zullen, in gevolgh van de zelve punten, mede sein doen: waar op dan het achterste vloots-gedeelte eerst zal wenden, daar aan 't hooft- of middel-esquadre, en zoo vervolgens het voorste; zulks dat, 's Landts Vloote alzoo gewendt zynde, het esquadre 't welk te vooren het laatste was, als dan het voorste zal wezen: en zal ook de zelve rang tusschen de Vlaggen van ieder esquadre onderhouden worden. De Lt. Admiraals zullen ieder haar esquadre, volgens den inhoudt van dit bericht, in drie smal-deelen verdeelen, gelyk het hooft-esquadre mede gedaan zal werden, en daar uit eenige Fregatten bestellen, die byzonder oppassen zullen, zoo daar eenige van de Scheepen in de grondt ofte brandt geraakten, om het volk te bergen; mitsgaders te bestellen, dat de Branders zich gedragen volgens het XVII. lidt in de Nader beraming van haar Ho: Mog: ontworpen den 17 Julii 1665. om zoo in goede schik t'zee te komen, en niet verwatt te wezen, maar den vyandt schielyk komende te bejegenen, altydt in standt de zelve 't hooft te konnen bieden. En zal een ieder gewaarschouwt zyn, malkander ruimte te geven, om ter degen den anderen uit het geschut te blyven, achtervolgens het XII. lidt van de gemelde Nader ordre, of beraming. Ook wel te doen letten op den brandt, die door het schieten van des vyandts ofte eigen proppen in 's Landts scheepen zoude konnen werden veroorzaakt, op dat die tydelyk magh werden gelescht. Derhalven zullen, zoo wanneer's Landts vloote den vyandt te loef waart mogte gewaar worden, indien de zelve 's Landts vloote over stuur-boort zeilt, den Lt. Admiraal Aylua te loefwaart voor uit, en de Vice-Admiraal Cornelis Evertsz. te loefwaart achter uit van den Lt. Admiraal Bankert, en des zelfs onder hebbende smal deeling, zich met haar onder hebbende smal-deelen begeven, en onthouden. Zoo zullen ook van gelyken den Lt. Admiraal van Nes te loefwaart voor uit, ende Vice-Admiraal Jan de Liefde te loefwaart achter uit, van den Admiraal de Ruiters smal-deeling, zich met hare onder hebbende smal-deelen begeven, en onthouden. Des-gelyks zullen ook den Lt. Admiraal Meppel te loefwaart voor uit, en de Vice-Admiraal Izaak Zweers te loefwaart achter uit, van den Lt. Admiraal van Gent, en des zelfs onder hebbende smal-deeling, zich met hare onder hebbende smal deelen begeven, en onthouden. Maar indien 's Landts vloote in 't voorsz. geval over bak-boort zeilt, zal de zelve zich in standt stellen als over stuur-boort is gezeght, en zoo doende zal het esquadre, of vloot-verdeiling, van den Lt. Admiraal van Gent, dat te vooren de achterhoede gehadt heeft, dan de voor-hoede bekomen, en den Vice-Admiraal Zweers met zyn onder hebbende smal-deeling, die te vooren de achterste van de geheele vloote is geweest, dan de voorste van de zelve worden, en vervolgens de voorste van de geheele vloot weder de laatste, namentlyk de Lt. Admiraal van Aylua, met zyn onder hebbende smaldeelen: 't en ware nochtans in dit geval 's Landts vloote zoodanigh geplaatst lagh, ofte in zoodanige ordre onder zeil was, dat, om, te spoediger in een goede gestalte aan den vyandt te komen, deeze orde moeste werden omgekeert. En of het quame te gebeuren dat de vyandt aan ly, en 's Landts vloote te loefwaart was, by aldien de zelve 's Landts vloote over bak-boort zeilt, zal den Lt. Admiraal van Aylua aan ly voor uit, en de Vice-Admiraal Evertsz. aan ly achter uit, van den Lt. Admiraal Bankert, en des zelfs onder hebbende smal-deelen, zich met hunne onder hebbende smaldeelen begeven, en onthouden. Zoo zullen ook van gelyken den Lt. Admiraal van Nes aan ly voor uit, en de Vice-Admiraal de Liefde aan ly achter uit, voor den Admiraal de Ruiters onder hebbende smal-deelen, zich met hare onder hebbende smal-deelen begeven, en onthouden. Desgelyks zullen ook den Lt. Admiraal Meppel aan ly voor uit, en de Vice-Admiraal Zweers aan ly achter uit, van den Lt. Admiraal van Gent, en des zelfs onder hebbende smal-deel, zich met hare onder hebbende smal-deelen begeven, en onthouden. Maar indien 's Landts vloote in dit geval over stuur-boort zeilt, zal de zelve vloote haar in standt stellen als over bak-boort is bestemt, en zoo doende zal wederom het esquader van den Lt. Admiraal van Gent, dat te vooren de achter-hoede gehadt heeft, dan de voor-hoede bekomen, en de Vice- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Admiraal Zweers, met zyn onder hebbende smaldeel, die te vooren de achterste van 's Landts vloote was, als dan de voorste van de zelve worden, en vervolgens de voorste van de geheele vloot weder de laatste, namentlyk den Lt. Admiraal Aylua, met zyn onder hebbende smal-deel: 't en ware dat ook in dit geval 's Landts vloote zoodanigh geplaatst lag, ofte in zoodanige schik onder zeil was, dat, om te spoediger in een goet postuur aan den vyandt te komen, deeze orde moeste werden omgekeert. De vloote aldus geschaart, en in de voorsz. gevallen in standt leggende om zich te weeren, of den vyandt aan te vallen, zal een ieder van de byzondere Hopluiden op zyn Hooft, daar onder hy bescheiden is, wel passen, zonder in 't minste van den vyandt af te wyken, of dragende te houden, als door hoogh dringende noodt, al ware het dat hy zagh dat'er iemandt, die voor hem gestelt lagh, door noodt ofte wan-plicht, zyne bestelde stede niet hieldt, maar na zyn uitterste vermoogen betrachten de plichten van soldaat- en zee-manschap; op verbeurte van, anders doende, aan den lyve gestraft te worden, in gevolge van het VI. lidt in de meer genoemde Nader ordre. Ook wort wel uitdrukkelyk gelast, schoon men by den vyandt niet is, maar in zee zynde, ieder op zyn rang, en by zyn Hooft te blyven, daar onder hy bescheiden is; mede op straffe als in de meer gezeide Nader ordre, lidt V, staat vermeldt. En zullen de Hooft-officieren van ieder esquadre alle dagen drie van hare bezeilste Fregatten, beneffens eenige Galjoots, rontsom de vloot beschikken, om door de zelve alle doenlyke kondtschap te bekomen; en, iets nieuws vernemende, zullen daar van datelyk aan de Hooft-vlagge komen bericht doen. En by aldien de voorsz. Fregatten eenige Koopvaar-dy-scheepen quamen te veroveren, die voor buit verklaart wierden, zullen de zelve over het esquadre, daar onder het Fregat ofte Fregatten bescheiden zyn, verdeelt worden. En of het gebeurde, dat Godt wil geven, dat zy een vyandtlyk Oorloghschip ofte Scheepen veroverden, zal zulk Schip ofte Scheepen, geschut, en de penningen, daar toe by hare Ho: Mo: gestelt, by den veroveraar ofte veroveraars alleen genooten werden, volgens het Plakkaat, daar op by de hoogh-gemelde hare Ho: Mo: uitgegeven den 10 Maert 1665. Een Admiraal geest ook byzondere wetten uit voor ieder Schip, waar na men zich binnen boort hebbe te voegen, om bequamelyk gereedt te zyn, en den vyandt aan te tasten, gelyk te zien is by de volgende beraamde beveelen, van Hollandts Admiraal in den laatsten krygh uitgegeven. Hy doet ook alle Scheepen genoeghzame tekenen op steken, op dat zy elkander verkennen moogen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beraamde ordre, en bevel-geving, voor de Scheepen van oorlogh, om zich binnen scheeps-boort klaar te houden tegen den aanstaanden slagh.Eerstelyk, te laten vullen tot elk stuk 42 schooten. De kardoezen te bergen in de kisten, daar toe gemaakt in 't ruim, en in de kruitkamer. Bequame mannen uit te zoeken, om by de kardoes-kisten, en in de luiken te stellen. De luiken met prezenningen te dekken. Te belasten aan de geene die in de luiken staat, geen kokers aan de kardoes-kisten te geven, voor en al eer hy de zelve omgekeert ofte bezightight heeft, of' er eenigh vuur in moghte zyn. Te bezorgen tot ieder stuk twee kardoes-kokers. Het volk by 't geschut te verdeelen. Dagelyks, als de gelegentheit zulks lydt, het volk by haar geschut te doen gaan, en te drillen. De Konstapels onder en boven by 't geschut te verdeelen, en onder by het zwaar geschut een man te stellen, om de kardoezen aan te brengen. Het scharp, en proppen, in de kranssen te doen leggen. De koel-balies, en brandt-zwabbers, by de stukken klaar te houden. Tusschen elke twee stukken een spyker te slaan, om de kruit-horens aan te hangen. De proppen al te maal rondt en hardt, als kluwens, te laten winden. Alle de geene die by 't geschut verdeelt zyn te zeggen, als den Admiraal, of Kapitein, begeert dat elk by zyn geschut, en op zyn plaats wezen zal, dat dan de klok drie maal zal geluidt worden; en de geene die op het derde geluy niet op zyn plaats is, zal voor de eerste reize verbeuren 6 stuivers, ten behoeve van den Armen, en den Provoost; de tweede reize 2 schellingen; en de derde reize keurlyk gestrast worden. De handt-granaten, en stink-potten, te laten gereedt maken, en bequame mannen te bestellen om de zelve te werpen. Het handt-geweer aan bequame mannen te deelen, en de zelve twee maal ter week daar mede te oeffenen. En als de trompetter allarm, of onraat blaast, dat elk zich dan met zyn handt-geweer gereedt zal houden, en boven komen. Vyftigh van de bequaamste uit de zeesoldaten te zoeken, om snaphanen te geven, die men boven op 't schip gebruikt, en de andere by het geschut te verdeelen. Noch eenige snaphanen, donder-bussen en karabyns, in de kajuit gereedt te houden. Eenige bussen, en lange pieken, op de bovenste overloop te leggen, en ook eenige korte bussen op de tweede overloop klaar te leggen. Brandt-emmers rondtom het schip klaar en vast te maken. Ook eenige koel-balies, en brant-zwabbers in de rusten gereedt te houden. Een groote koel - balie, met eenige brant-emmers, en brant-spuiten, in elke mars te zetten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achter op de hut een kabel-touw, of paerde-lyn, gereedt te houden. Alle de raas met kettings te laten vangen, en muizen onder de raks te leggen. Eenige trossen, lynen, bouts, en vorder toebehooren, boven klaar te leggen, om het beschadighde op het spoedighste weder te hermaken. Vier of zes bequame gasten te beschikken, om op het loopende goet te passen, met belofte van een redelyke vereering, zoo zy haar dienst wel komen waar te nemen. De fokke-mast met een looze stagh te bezorgen. In elke sloep, nevens de roeijers, zes brave muskettiers te bestellen, en ook twee zware donder- bussen gereet te houden. De sloeps en boots dreggen met planken gereet te laten maken, om voor de Timmerluiden buiten boort gebruikt te worden. De Timmerluiden haar smeer-proppen, en houte proppen, lappen, zakjes, nagels, de banden om 't lyf, en al haar vorder gereedtschap, ter deegh gereet te houden, en na behooren onder en boven op alles wel toe te zien, en te verdeelen. Alle de Officieren na behooren te verdeelen, en elk zyn post te beveelen. Eenige jongens in de loop-graven, en kabel-ruimen, te zetten. Alle de ledige kardoezen af te nemen, en die te leggen, zoo'er plaats is, in de broodt-kamer, of ergens anders. Een druil, of zeil, te brengen in de bottelery, voor de gequetsten. Tot alle de snaphanen dubbelde bandeliers te laten vullen. Om volder kennisse te geven van het geene waar na een ieder op de Scheepen van deezen Staat zich heeft te gedragen, wat bestier men daar houdt, hoe men straft, en loont, zoo den dapperen, als verminkten, zal hier laten volgen den Artykelbrief, het Bericht, en de Nader beveelen, roerende den oorlogh ter zee, nevens een Nader bestel, en beraamde tuchtiging; als mede de opstelling van pryzen, en belooningen, op 's Landts vloot in den voorgangenen zee-oorlogh gebruikelyk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Artykel-brief, en Instructie, roerende den oorlogh ter zee, waar naar alle en een iegelyk, die ter zee op 's Landts scheepen vaart, zich heeft te gedragen.DE Staten Generaal der Vereenighde Nederlanden allen den geenen die deezen zullen zien, ofte hooren leezen, heil: Doen te weten. Alzoo wy, tot onderhoudinge van goede bestieringe, ordre, en kryghs-tucht, in 't beleidt van den oorlogh te water, tot wederstandt der algemeene vyanden, zee-roovers, en tot bescherminge der vereenighde Nederlandtsche Provintien, mitsgaders der zelver goede ingezetenen, en handelaars ter zee, goet en raadtzaam gevonden hebben deeze navolgende artykelen te beveelen, en vast te stellen: Zoo is 't, dat wy wel duidelyk lasten en beveelen allen Admiralen, Vice-Admiralen, Kapiteinen, Luitenanten, Officieren, soldaten, en gemeene bootsgezellen, die hen in onzen dienst, en onder de Collegien ter Admiraliteit, te water zullen begeven, dat zy alle de zelve ordonnantien ende articulen zullen bezweeren, die striktelyk te zullen onderhouden, en doen onderhouden, op de straffen, breuken, en verbeteringen, daar in begreepen. I. Eerstelyk, zal den Admiraal, Vice-Admiraal, en Kapitein, Luitenant, ofte de geene die 't opperbevel hebben zal, alle morgen en avondt Godt de Heere op zyn schip, ofte scheepen, doen aanroepen, en zal daar toe een ieder ter bestemder tydt zich gereedt houden, op de boete van vier stuivers voor de eerste reize, de tweede dubbel, en de derde reize acht dagen in de boeijen te water en te broodt zitten. II. Alle de geene die hem in 't leezen van Godts woordt, en het doen van 't gebedt, met lachen, klappen, ofte andere ongelatenheit, onbehoorlyk, ofte ontuchtigh aanstelt, die zal terstondt voor de mast gestelt, en van zyn quartier volks gelaerst werden, en daar-en-boven een schelling verbeuren voor den Provoost. III. Niemandt zal den naam des Heeren ydelyk in den mondt nemen, of daar by zweeren, op straffe van aan de mast van zyn quartier volks gelaerst te werden, en daar-en-boven te verbeuren twee stuivers voor den Armen en zes stuivers voor den Provoost. IV. Zullen allen ende een iegelyken bezonder gehouden wezen, ons, mitsgaders alle andere die tot de regeeringe van de Admiraliteit zyn bestelt, getrouwelyk te dienen, en te gehoorzamen, ook alles na te komen, 't geene hen van wegen dezelve zal werden belast ende bevoolen, en altydt bereidt ende willigh te zyn, op alle toghten en waghten, aanslagen, en anders, hoedanigh die zouden moogen wezen, zonder daar in nalatigh te zyn, ofte uit den dienst te moogen scheiden, om wat oorzaak dat het zy, zonder behoorlyke afscheidt; en dit alles op boete van gestraft te worden aan lyf en goet, na den eisch van de misdaadt, zonder genade, gelyk dat breeder in deeze navolgende leden verklaart staat. V. Niemandt zal hem ook vervorderen den geweldigen Provoost, zyne dienaars, ofte andere Provoosten, op ieder schip gestelt, eenighzins te wederstaan, ofte in 't volvoeren hares ampts te hinderen, slaan, of dreigen, maar den zelven in't volvoeren van zyn ampt, des noodt, en verzocht zynde, by te staan, en de misdaders te helpen vangen en straffen; op straffe van den lyve. VI. Alle Luitenanten, Schippers, Stuur-luiden, Officiers, en bootsgezellen, zullen onderdanigh wezen den Admiraal, Vice-Admiraal, en haren Kapitein, op een ieder schip, daar op zy aangenoomen, en gestelt zullen zyn, zonder den zelven te mogen verlaten, ofte daar af te scheiden, zonder verlof van haren Kapitein; op verbeurte van den lyve. VII. Niemandt zal hem vervorderen zynen Kapitein, ofte zyn Plaats-bekleeders, eenigh gewelt of overlast te doen, met dreigement of anderzins, op verbeurte van den lyve. VIII. En zullen alle Kapiteinen, Officiers, en alle andere matroozen, haar in dienst begevende, gehouden wezen den Lande te dienen zoo lange het de Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit gelie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven zal, zonder de zelve haren dienst te zullen moogen verlaten, voor en aleer haar by den Raden voornoemt een behoorlyke asscheits-brief vergunt zal werden; op verbeurte van den lyve. IX. Zullen mede de Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit (de scheepen in zee, ofte aan landt zynde) vermoogen eenige van het volk af te danken, van't een op 't ander schip, in 't geheel ofte deel, testellen, zoo als zy-luiden goet en voor den Lande dienstigh zullen vinden, zonder dat iemant hem daar tegens zal moogen stellen, ofte in weigeringe blyven, op verbeurte van hare soldye, ende daar-en-boven keurlyk aan den lyve gestraft te worden. X. En zullen van nu voortaan de maant-gelden, en kost-penningen, zoo van de Kapiteinen, als van de matroozen, die in dienst genoomen worden, eerst ingaan vier dagen voor dat zy t'zeil gaan, al was het schoon dat zy meer dagen na de monsteringe aan landt quamen te leggen; en zoo zy binnen twee dagen na de monsteringe quamen t'zeil te gaan, zullen evenwel vier dagen aan de Heeren te goet hebben. XI. Zoo iemandt, eedt gedaan, gelt op de handt ontfangen, of hem hebbende laten aanteikenen, verliepe, zonder asscheidt-cedel, die zal aan den lyve gestraft worden, en na geschreeven als een schelm. XII. Zoo wie hem laat aanteikenen by twee of meer scheepen, ofte Kapiteinen, zal gekielhaalt, en met de boot voor schelm aan landt gezet werden. XIII. Alle de geene die in soldye aangenoomen zullen worden, zullen hebben, boven hare gagie, behoorlyke mondt-kost en drank, welke hen-luiden geschaft zal worden by den Kapitein van een iegelyk schip, op alzulken maniere als men op de scheepen van oorloge gewoon is te doen, zonder dat eenige Officieren, bootsgezellen, ofte soldaten, uit oorzake van de leestocht, en mondt-kost, iemandt eenigen overlast zullen doen; op verbeurte van in de boeijen acht dagen te water en broodt gezet te worden; maar indien iemandt met de zelve montkost zich niet zoude willen laten genoegen, zal 't zelve te kennen geven aan den Admiraal, Vice-Admiraal, ofte Luitenanten, omme daar in verzien te werden na behooren. XIV. Zoo iemandt aan landt gaat zonder verlof, of wiens quartier het niet en is geweest, zal, aan boort komende als'er geschaft is, niet vermoogen eenige spyze ofte drank te eisschen, en zal daar-en-boven eene gulden verbeuren, de eene helft tot bate van den Armen, en de andere helft tot profyt van den Provoost, ofte ook anders gestraft worden tot keure van den Kapitein; maar zoo wie na bezette waght scheep komt, zonder zoo lange uitdrukkelyk verlof van den Kapitein te hebben, zal, boven Ga naar margenoot*wilkeurlyke verbetering, veertien dagen in de yzers zitten: en wie, zonder 's avondts aan boort te keeren, den geheelen nacht aan landt blyft, zal metter daadt gekielt werden. XV. Een iegelyk zal zyn ampt, en onderwindt, verantwoorden, te weten, de Schippers, en Stuurluiden, voor 't geene haar-luider schip aangaat, de Bus-schieters voor 't geschut, kruit en loot, en zoo voorts ieder in 't zyne: en zoo het gebeurde dat door haar verzuim, en quaatwilligheit, eenige schade geviel, ofte eenige goederen vermist, of onnuttelyk verdaan wierden, zullen zy gehouden zyn het zelve te verbeteren, en betalen, tot waerdeering van den Raadt; en zal over zulks een ieder, den welken de opzight ofte bewaringė van eenige scheepsbehoeften bevoolen zyn, gehouden wezen, t'huis komende, aan zynen Kapitein behoorelyken staat over te leveren van alle 't geene hy ontfangen heeft, waar't zelve gebleven, en wat daar noch van overigh is; op boete, dat aan niemandt van de zelve eenige betalinge van soldye, in 't geheel of ten deele, zal werden gedaan, voor dat de zelve staat by hem aan den Kapitein behandight, en by den Kapitein aan den Raadt overgelevert, en van alles behoorlyk verantwoordt zal zyn: ende ten einde de scheeps-behoeften met meerder orde moghten werden verbruikt, zoo zullen geenige Offcieren, ofte andere, eenige behoeften mogen aantasten, om te verbruiken, dan met voorweten en duidelyk verlof van den Kapitein, op straffe als in deezen artykel vermeldt. XVI. Geen Officiers, Bus-schieters, bootsgezellen, ofte andere, zullen haar vervorderen eenigh bus-poeder, kogels, en andere behoeften van oorloge, te versteken, verkoopen, ofte aan landt te brengen, het zy in tonnen, hoornen, kleederen, nochte anderzins, op verbeurte van met de koorde gestraft te worden. XVII. Niemandt, wie hy zy, zal zich vervorderen eenige werk-tuigen, den Bus-schieters, Timmerluiden, ofte anderen aangaande, te verleggen, verwerpen, of te vervreemden, op boete van gestraft te worden, zonder genade, na den eisch van zaken. XVIII. De Timmerluiden, die zich op de scheepen van oorloge in dienst begeven, zullen gehouden zyn de zelve te timmeren, kalfaten, dicht te houden, en alles, 't geene in haar vermoogen zal zyn, aan de zelve te herstellen; op straffe, zoo door hare nalatigheit den zelven eenige schade ofte verders over quame, of hier aan landt iet aan de zelve moeste getimmert werden, 't geene zy in zee hadden konnen doen, dat alle het zelve aan hare soldye zal werden gekort, en zy daar-en-boven wilkeurlyk gestraft: zullen ook mede, zoo wanneer de scheepen aan landt getimmert werden, gehouden zyn daar aan neffens 's Landts timmerluiden te arbeiden, op straffe als vooren. XIX. Alle de Bus-schieters, en mars-klimmers, zullen gehouden wezen haar quartier te waken, en te roer te gaan, in de boot te vallen, het kordeel, de schooten, en de halzen waar te nemen, en te bestieren, op straffe van drie maal van de ree te vallen. XX. Zoo wanneer de Quartier-meester roept, val, val, om in de boot te vallen, wie dan in gebreke is, zal men veertien dagen in de boeijen te water en te broot zetten, en hy zal daar-en-boven zes stuivers voor den Provoost verbeuren. XXI. Niemandt zal hem vervorderen, na dat de waght op geslagen en bezet is, eenige vreemde sprake te spreken, noch houden, noch vuur-teken te doen, noch eenigh gerucht ofte wapen-roep te maken, 't en ware dat'er van de vyanden eenigh onraat vernoomen wierde, op straffe van den lyve. XXII. Niemandt zal hem vervorderen op te blyven na dat de waght op geslagen is, maar zal terstondt moeten gaan daar hy gehuisvest is, op verbeurte van in de boeijen vier dagen te water en te broodt te zitten. XXIII. Dat hem niemandt vervordere eenige muiterye te stichten, of t'zamenrottingen te maken, aan landt, ofte binnen scheeps boort, 't zy om wat oorzake het zelve zoude moogen wezen, op boete van aan lyf en leven gestraft te worden, na vereisch van de zake: en in gevalle iemandt van zoodanige vergaderinge, of t'zamenrottinge, quame te vernemen, ofte by iemandt daar van aangesprooken wierde, om mede te stemmen, de zelve zal gehouden zyn zulks datelyk den Kapitein, ofte den Raadt, te verwittigen, op boete van aan den lyve gestraft te werden: en in gevalle iemandt, van de zelve t'zamenrottinge zynde, 't zelve quame te ontdekken, en de beleiders van dien te noemen, zal niet alleen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vry van de straffe zyn, maar daar-en boven tot een vergeldinge genieten 25 guldens; en wie, buiten de zelve t'zamen-rottinge zynde, zulks zal komen te ontdekken, zal daar voor tot een vereeringe genieten 50 guldens, en daar-en-boven gevordert werden tot het eerste ampt, daar toe hy bequaam zal zyn. XXIV. Niemandt zal hem vervorderen eenige brieven te ontfangen, uit te geven, ofte af te zenden, dan in tegenwoordigheit van den Kapitein, die de zelve eerst bezightigen zal, de welke het zelve den Admiraal, ofte Vice-Admiraal, zal moeten aangeven, op straffe van de galge. XXV. De Quartier-meesters, met haar quartier volks, zullen gehouden zyn, zoo wel by dage als by nacht, boven te wezen, en de waght te houden, op verbeurte van gekielt te worden. XXVI. De Quartier-meesters zullen gehouden wezen boven te komen als men het volk schaft, om ieder zyn spyze toe te dragen, en acht te nemen dat'er niet verlooren gaat; de leeftocht die daar over schiet zullen zy wederom nemen, en bestellen die in de bottelery; zullen ook niet eer beneden gaan, voor dat het volk gegeten heeft, op verbeurte van drie reizen van de ree te vallen. XXVII. Niemandt zal zich vervorderen van zyn waght te gaan, voor dat'er een ander in zyne plaatze zal gekomen zyn, op pene van drie reizen onder de kiel door getrokken, en gelaerst te worden van alle het schips-volk. XXVIII. Zoo wie op zyn waght slapende bevonden wort, zal drie reizen gekielhaalt, en van al het scheeps-volk gelaerst worden. XXIX. Zoo iemandt het cyflet, ofte zyn quartier versliep, die zal voor de eerste reize ter goetdunken van den Kapitein, en Officieren, gestraft, voor de tweede reize van alle het scheeps-volk gelaerst, en voor de derde reize onder de kiel door getrokken worden. XXX. Wanneer den trommel geslagen wort, om t'zeil te gaan, zoo zal hem een ieder aan boort begeven, om de scheepen uit de haven op stroom te helpen; op verbeurte, zoo wie als dan in gebreke van dien bevonden wort, zonder daar toe, om merkelyke reden, van zynen Kapitein verlof te hebben, van drie maal van de reede te vallen, en daar-en-boven elke reize te verbeuren drie schellingen grooten, de twee derde-parten tot profyte van den Armen, en het ander derde-part voor den Provoost, den welken belast wort daar van goede optekening te houden, om de zelve boeten op elke betalinge afgetrokken te werden. XXXI. Wanneer dat'er in de havens, of op de stroomen, eenigh scheeps-werk zal te doen wezen, als om leeftocht te laden, en andere noodtzakelyke zaken, zoo zullen de geene die daar toe bestelt zyn 't zelve hebben na te komen; op verbeurte, dat de geene die daar van in gebreke bevonden worden, drie maal van de ree zullen vallen, en daar-en-boven elke reize verbeuren twee schellingen grooten, waar van twee derde-parten tot voordeel van den Armen, en het andere derde-part voor den Provoost zal zyn, den welken wert belast, daar van goede kennis te houden, om de zelve boeten op elke betalinge afgekort te moogen worden. XXXII. Een iegelyk zal gehouden wezen in tydts scheep te gaan, wanneer de scheepen af zeilen, op verbeurte, zoo wie de zelve scheepen laat af zeilen, zonder aan boort te komen, van drie maal onder de kiel door gehaalt te worden: en de geene die aan landt blyven staan, zulks dat de Scheepen zonder haar in zee komen te loopen, zullen met de koorde gestraft worden, zonder eenige genade, 't en ware zulks door noodt was geschiedt: en zullen tot dien einde de Kapiteinen gehouden wezen, den geweldigen Provoost, met de eerste scheepen die in komen, daar van kennisse te geven, ten einde de zelve moogen gevat, en gestraft worden, als vooren verhaalt. XXXIII. Wanneer de boot vaart met eenigh volk, om eenige leeftocht te halen, of anderzins, daar de zelve zoude moogen gezonden worden, dan zal hem niemant vervorderen daar van aan't landt, of elders, te blyven, maar gehouden zyn met de boot wederom scheep te komen, op verbeurte van acht dagen in de boeijen te water en te broodt te zitten: en wie over nacht aan landt blyft, zal drie reizen van de ree vallen, en van alle het scheeps-volk gelaerst worden. XXXIV. Wanneer iemandt van zynen Oversten aan landt, ofte aan eenige scheepen, gezonden wert, die zal niet langer uit blyven dan hem bevoolen wort, 'ten ware by belet van weêr en windt; op verbeurte van drie reizen van de ree te vallen, en gelaerst te worden van een quartier volks. XXXV. Niemandt zal hem vervorderen den huisman, ofte borger, te slaan, of van hare goederen te berooven, op verbeurte van den lyve. XXXVI. De Kapiteinen, hare Officieren, bootsgezellen, en soldaten, zullen geene questie tegens malkanderen nemen, op boete van gestraft te werden, na gelegentheit van de zake, en ter bescheidenheit vanden Admiraal. En alzoo uit dronkenschap de meeste onheilen ontstaan, zoo wert een ieder, 't zy Officieren, of andere, by deezen wel duidelyken verboden zich dronken binnen scheeps boort te laten vinden, op boete, dat de Officieren, die haar met dronken drinken zullen komen te verloopen, voor de eerste reize veertien dagen, en de andere matroozen acht dagen in de boeijen gestelt, en voor de tweede reize daar over gestraft zullen worden, ter Ga naar margenoot*bescheidenheit van den Admiraal, of Kapitein, daar onder zoodanige dronkenschap zal werden gepleeght. XXXVII. Ook om alle gelegentheit van geschil door dobbelen en speelen te verhinderen, zal niemandt zich vervorderen eenige dobbel-steenen, kaart-speelen, en diergelyke speel-tuigen van tuischerye, binnen scheeps boort te brengen, op wilkeurlyke verbetering. XXXVIII. Zoo iemandt zich vordert eenen anderen te slaan in euvelen moede, met de vuist, stok, of koorde, zal drie reizen van de ree vallen, en gelaerst worden van een quartier volks. XXXIX. Zoo iemandt binnen scheeps boort eenigh mes trekt met euvelen moede, zonder nochtans smerte te doen, zal met een mes door de handt aan de mast gesteken worden, en daar aan blyven, tot dat hy 't zelfs door trekt. XL. Zoo wie iemandt van zyne mede-gezellen quetst, 't zy te scheep, of aan landt, zal drie maal gekielhaalt worden, en de onkosten, met het meester-loon, betalen. XLI. Zoo iemandt binnen scheeps boort na en over vreede veght, zal zyne handt, daar mede hy den vreede gebrooken heeft, verbeuren. XLII. Zoo iemandt eenen anderen doodt steekt ofte slaat, zal den levenden met den dooden rugge tegen rugge gebonden, en zoo te zamen over boort geworpen worden: en zoo het aan landt geschiede, zal hy met het zwaert gestraft werden, dat'er de doodt na volgen zal. XLIII. Niemandt zal hem vervorderen, noch onderwinden, binnen boort met eenige kaerssen, of diergelyk licht, te gaan, of te loopen, dan den geenen die by den Kapitein daar toe gestelt zal wezen, op verbeurte van keurlyk gestraft te worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XLIV. Om beter te voorzien tegen gevaar van vuur, of brandt, die op de scheepen moghte komen te ontstaan, zal niemandt vermogen binnen scheeps boort eenigh vuur te maken: en men verbiedt den bootsluiden, als mede alle anderen, dat zich niemandt vervordere te hebben, noch te brengen op de scheepen, eenige bulten, ofte zakken, gevult met hooy, of kaf, noch insgelyks kisten, ofte tonnen, 't en ware by uitdrukkelyke toestemminge van den Kapitein, op de verbeurte van een maandt soldye. XLV. Ook zal niemandt hem vervorderen ergens Tabak te roken, noch by avondt met licht ofte lont in het kabel-ruim te gaan, op boete van by den Kryghs-raadt daar over gestraft te worden na behooren; maar zal het Tabak roken moeten geschieden tusschen de groote en fokke-mast, of daar het zal worden bevoolen, op straffe als vooren. XLVI. Zoo wie in 't scheeps-werk, ofte by oorloge binnen scheeps gequetst of geschooten wert, die zal op gemeene Landts kosten gemeestert worden, en boven dien zyn volle soldy ontfangen: en of het gebeurde dat iemandt daar door eenige leden quame te verliezen, ofte aan eenige van dien verminkt te blyven, die zal daar voor, na gelegentheit en grootte van dien, beloont werden. XLVII. Alle de geene die 's Heeren bezoldinge ontfangen, zullen in tydt van noodt met de wapenen, daar zy op gestelt zyn, moeten voort komen, en zich met alle neerstigheit onder hun quartier ter weer stellen, op verbeurte van lyf-straffe; en zoo iemandt niet veghten wilde als het van noode wezen zal, die zal met de doodt gestraft worden, zonder genade. XLVIII. Niemandt zal hem onderwinden eenigh geschut af te schieten, te hanteren, noch in de kruit-kamer te komen, dan alleenlyk den Konstapel, en alzulke Bus-schieters, als hen tot haar lieder hulpe toegevoeght zullen zyn, op straffe van drie maal onder de kiel door getrokken te worden, en verbeurte van een maandt soldy. XLIX. De Koks zullen gehouden wezen, het vet, en smout, van het vleesch komende, indien het eetelyk is, te bewaren, om pottagie daar mede te koken, en het vuile te gebruiken tot onderhoudinge van het schip, zonder daar af iet tot haarluider profyt te mogen achter houden, op straffe van keurlyk verbetert te worden. L. Niemandt zal het bier onnuttelyk storten noch eenige leef-tocht over boort werpen, aan landt brengen, of verkoopen, op boete van aan den lyve gestraft te worden. LI. Niemandt zal hem vervorderen den gevangenen, in de yzers zittende, eenige kost of drank te geven, op verbeurte van een maandt soldy, en daaren-boven noch acht dagen lang te water en broodt te zitten. LII. Ook zal hem niemandt vervorderen op te staan van den bak daar hy aan gerecht is, om aan een andere bak te gaan eeten, noch eenige kost nemen, of wegh steken, op boete van gestraft te werden zonder genade, ter bescheidenheit van den Kapitein, en zyne Raden. LIII. Niemandt zal zich vervorderen eenige kost of drank met geweldt uit de Bottelery te halen, noch raadt ofte daadt daar toe te geven, op verbeurte van drie reizen gekielhaalt, en van al het scheepsvolk gelaerst te werden. LIV. De Botteliers der scheepen zullen geen ledige fustagie, klein noch groot, tot haar-luider profyt hebben, maar gehouden zyn de zelve te bewaren, tot behoef van de geene die de leef-tocht bezorgen, op verbeurte van keurlyk gestraft te worden. LV. Niemandt zal hem vervorderen, 't zy edel ofte on-edel, groot ofte klein, eenige vrouws-persoonen scheep te brengen, op verbeurte van daar over, na gelegentheit van zaken, gestraft te worden. LVI. Zoo wie een ander eenigh gelt of goet ontsteelt, zal 't zelve vier dubbelt weder geven, en daar-en-boven voor de eerste reize keurlyk gestraft worden: die ten tweede maal daar op bevonden wort, zal, boven de voorsz. Ga naar margenoot*herstelling, gekielt, en met hondert slagen gelaerst worden: en wie voor de derde reize bevonden wert, zal aan den hals gestrast worden, zonder genade. LVII. Insgelyks zal hem niemandt vervorderen eenige vreemde Scheepen, komende ofte gaande van of na de plaatzen welke met deeze Landen bevriendtschapt zyn, ofte immers geene vyandtschap plegen, te overvallen, beschadigen, of te krenken, in wat wyze dat het zoude mogen wezen, 't en ware met duidelyk verlof van den Admiraal, ofte Bevelhebber, op boete van aan het lyf gestraft te worden. LVIII. Niemandt, 't zy Kapitein, of andere, zal hem vervorderen op vyandts gronden aan landt te gaan, om buit, of gevangens te halen, zonder van den Admiraal, of zynen Bevelhebber, verlof en toestemming te hebben. LIX. Dat hem niemandt en vervordere, de scheepen in komende, daar af te gaan, zonder verlof van den Kapitein, of, in zyn afwezen, van zyn Plaats-bekleeder, op verbeurte van acht dagen in de boeijen te water en broodt te zitten. LX. Of het gebeurde dat 'er eenige Scheepen van den vyandt, ofte andere beuiten en pryzen over quamen, en genoomen wierden, zoo zal hem niemandt vervorderen eenige kisten, koffers, of pakken open te breken, noch eenige geheime brieven te bezightigen, maar zullen de zelve brengen in handen van den Admiraal der vloote, ofte, in zyn afwezen, aan den Vice-Admiraal, of Kommandeur, omme voorts by den zelven terstondt verzekert, en getrouwelyk, zonder die eenighzins te verminderen, over gezonden te worden aan de Gecommitteerde Raden van de Admiraliteit, in den quartiere, ende ter plaatze daar de zelve uit gevaren zyn, om by de zelve verklaart te werden op de deughdelykheit ofte ondeughdelykheit van dien: ende zoo eenigh Kapitein, ofte Kapiteinen, by den Admiraal gelast zynde ergens te trekken, tot bewaringe van eenige kisten, of andere verkregen beuiten, die zullen de zelve van gelyken moeten over zenden, zonder eenige andere Admiralen, ofte Vice-Admiraals, in eenige vloote aan te spreken; en dit alles op straffe van de galge. LXI. Van gelyken zal niemandt hem vervorderen, in eenige scheepen, het zy koopvaarders, ofte andere, over te gaan, zonder duidelyk bevel van zyn Kapitein, en daar toe van den zelven gelast te zyn, noch aan zulke scheepen eenigh geweldt te doen, van smyten, slaan, quetzen, ofte qualyk tracteren, of iet daar uit te nemen, op verbeurte van gestraft te worden na gelegentheit zyner misdaadt. LXII. Of't ook gebeurde dat'er eenige gevangenen gekregen wierden, niemandt zal hem vervorderen de zelve te versteken, noch hemelen, maar zonder eenigh verdragh voor den Admiraal, ofte Kommandeur brengen, om op alles ondervraaght te werden, na de gelegentheit van de zake: ende zullen geene gevangen persoonen gelost moogen werden, dan by kennisse van ons, ofte de Gecommitteerde Raden van de Admiraliteit, op straffe van de galge. LXIII. Niemandt zal zich vervorderen eenigh geweer te verzetten, verkoopen, of te vervreemden, op straffe van te verbeuren, boven de waerde van dien, tot profyt van 't Landt, een maandt soldy | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de eerste reize, en voor de tweede reize aan landt gezet te worden zonder afscheidt-cedel. LXIV. Dat ook niemandt hem zal vervorderen met geweer aan 't landt te gaan, zonder verlof van den Kapitein, ofte, in zyn afwezen, van den Luitenant, op verbeurte van voor de eerste reize van de ree te vallen, en voor de tweede reize, boven het vallen van de ree, noch te verbeuren een maandt soldy, ten profyte van 't Landt. XLV. Alle bootsgezellen, soldaten, ofte andere, die hen in dienste van den Lande te water zullen willen begeven, die by 't lezen, en bezweeren, van deeze punten niet tegenwoordigh zyn geweest, en namaals hen noch in-schryven laten, en het Heeren gelt ontfangen, die zullen niet minder aan deeze voorzeide punten met eede verplicht en verbonden blyven, dan of zy in 't bezweeren van deezen tegenwoordigh waren geweest. LXVI. Niemandt zal vermoogen t'scheep eenige Tabak ofte Brandewyn te brengen, om die te verkoopen, op verbeurte van de zelve, en daar-en-boven na gelegentheit gestraft te werden; en zal op zoodanige schulden geen acht genoomen werden: toe te voegen een vierde part ten profyte van den Provoost, en de reste voor 't Landt. LXVII. Alle andere behoorlyke en gewoonlyke leden, hier vooren niet geroert, noch gestelt, en nochtans in oorloge te water gebruikelyk, en in oude tyden waargenoomen zynde, zullen gestelt, vermeerdert, en hier by gevoeght mogen werden, na de gelegentheit zich zal komen voor te dragen. Welke beveelen, en leden, alzoo volkomen waar te nemen, en na te volgen, zoo veele als die eenen iegelyken Ga naar margenoot*opzichtelyk aangaan, zullen alle Kapiteinen, Luitenanten, Edel-luiden, Schippers, Officieren, soldaten, bootsgezellen, en alle andere, klein en groot, die zich in dienste te water begeven, hen verbinden die wel en trouwelyk te onderhouden, en daar op den behoorlyken eedt doen in handen van de Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit, ofte andere, die daar toe bestelt zullen werden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eedt.Wy belooven, en zweeren, de Hoogh Moogende Heeren Staten Generaal der Vereenighde Nederlanden, die by de Unie, en handthoudinge van de ware Christelyke hervormde Godts-dienst zullen blyven, gehouw en getrouw te wezen: den zelven vroomelyk en getrouwelyk te dienen: de Collegien van de Admiraliteit, en de byzondere Admiraals, Vice-Admiraals, Kapiteinen, en andere Hoofden, over ons gestelt, ofte noch te stellen, in hare beveelen te eeren ende gehoorzamen na behooren: en voorts ons te gedragen na de punten, en bestellingen, op onzen dienst gemaakt, en noch te maken: Zoo waarlyk helpe ons Godt almachtigh. Men straft de scheepelingen ook dikmaal met voor schelm aan landt te zetten, zoo wel aan bekendt als onbekendt landt. Voor kleine misgreepen zet men hun een wartel om het lyf, en laat haar zoo, tot spot van anderen, het schip schoon vegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nader bevel van de Hooge Moogende Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, tot waarneming van goede tucht in 's Landts vloote.DE Staten Generaal der Vereenighde Nederlanden, allen den geenen die deezen zullen zien ofte hooren leezen, heil: Doen te weten, dat wy, na voorgaande rype overleggingen, ende hier op gehadt hebbende het goetdunken van onze gecommitteerde Raden in de respective Collegien ter Admiraliteit, daar over onder anderen mede door afgezondenen uit den haren her waarts beschreeven, tot beter bestiering, en tot waarneming van de noodige beveelen, en krygs-tucht, in 's Landts vlooten, mitsgaders tot meerder verzekering van de dappere helden, en tot af-schrik van alle kleinmoedigen, bestelt en geschikt hebben, gelyk wy bestellen en goet keuren mits deezen, de punten en leden hier naar volgende. I. Den Admiraal, of de geene die t'eenigen tyde over de Vloote van deezen Staat als Hooft zal gebieden, mitsgaders ook alle andere Hoofden, Kommandeurs, Kapiteinen, Bevelhebberen, en Officieren, zullen met alle schuldige gehoorzaamheit naar komen, en volvoeren, ook door andere, onder haar bevel staande, doen naar komen, en volvoeren, al het geene hen-luiden by ons, ofte van onzent wegen, belast en bevoolen zal werden, alles na hun uitterste vermoogen, zonder van des te blyven in gebreke; op boete, dat de geene die t'eenigen tyde zich wetens en willens tegens zoodanigen last ende bevel moghte komen te vergrypen, daar over gestraft zal worden met de doodt: edoch by verzuim, onkundigh, of anderzins buiten opzet, zoodanige last ofte bevel overtredende, zal daar over keurlyk, na eisch van zaken, gebetert worden. II. Den voorsz. Admiraal, en alle andere Hoofden, Kommandeurs, Kapiteinen, Bevelhebberen, en Officieren, zullen zich altydts bereidt en willigh houden tot alle toghten, aanslagen, en anders, hoedanigh die zouden moogen wezen, zonder daar in nalatigh te zyn, of uit den dienst te moogen scheiden, om wat oorzake dat het zy, zonder behoorlyk verlof, op verbeurte van gestraft te werden aan lyf en goedt, na eisch van de misdaadt, zonder genade. III. Alle de Hoofden van de esquadres, Kommandeurs, Kapiteinen, Bevelhebberen, en Officieren, zullen met gelyke gehoorzaamheit, en vaerdigheit, stiptelyk nakomen, en volvoeren, ook door anderen doen nakomen en uitvoeren, 't geene henluiden belast ofte bevoolen zal worden, 't zy door den Admiraal, of den geenen die de vloot als Hooft bestuuren zal: gelyk ook alle Vice-Admiralen, Schouten by nacht, en de byzondere Kapiteinen, onder de Ga naar margenoot*onderlinge esquadres behoorende, aan den Admiraal van haar-luider esquadre, en voorts alle Officieren, matroozen, en soldaten, op ieder schip, aan haren bestelden Kapitein, ofte Kommandeur, mede gelyke gehoorzaamheit bewyzen, en hunne beveelen nakomen zullen; op straffe, als in het boven staande eerste artykel, in 't geval aldaar vermeldt, met behoorlyk onderscheidt, breeder uitgedrukt staat. IV. Zoo wanneer de vloote, of eenigh gedeelte van de zelve, tegens den vyandt in Ga naar margenoot*handel wert gebraght, zullen alle minder Hoofden, en gemeene Kapiteinen, Bevelhebberen, of Kommandeurs, haar ten uittersten quyten, om den vyandt alle moogelyke afbreuk te doen, alles nochtans volgens de beveelen, by den Admiraal, of het Opper-hooft van de vloote, 't zy door hem zelfs, 't zy door de Admiraals van de onderlinge hooft-deilingen, of anderzins, gegeven; op boete, dat de geene die bevonden zullen werden eenighzins in haar plicht te hebben nagelaten, daar over, zonder eenige genade, met de doodt gestraft zullen worden. V. Alle de Kapiteinen, en Kommandeurs van byzondere scheepen, zullen zich onder hare toegevoeghde esquadres hebben te houden, op straffe, dat de geene die zich zonder bevel daar buiten zul- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
len hebben begeven, en niet konnen bewyzen dat haar eene noodtzakelykheit daar toe heeft gedwongen, daar over, zoo zulks geschiedt zy in ofte omtrent eene slagh, 't zy met de doodt, en anderzins, met afzetting, of ook wel zwaarder, na gelegentheit van zaken, gestraft zullen worden. Des zullen het Opper-hooft van de vloote, en ook de Admiraals van de esquadres, verdacht wezen, niet meer zeils te maken als de gelegentheit en noodt vereisschen zal, op d'onbezeilste scheepen gissinge makende, om by malkanderen te konnen blyven. Ook zullen de byzondere Kapiteinen ordre stellen by hunne amptelingen, die de wacht hebben, dat zy acht nemen op de zeilen, die by het Opper-hooft, Admiraals, of de andere wel bezeilde scheepen, worden gevoert, als ook op hun onderlinge onderhebbende scheepen, op dat zoo veel zeilen by gemaakt ende gehouden worden, dat zy by en onder haar esquadre zullen konnen blyven; en zal in zulken geval den Officier, die de wacht heeft, de mis-greep, ofte nalatigheit, ook hebben te verantwoorden. VI. Alle de geene die in het geveght van den vyandt af wyken, of af deinzen, zonder te konnen bewyzen daar toe door eenige schooten onder water, door bussen, gewoonlyke beschadightheit aan masten, zeilen, enz. of andere zware rampen, genoodtdrukt te wezen, zullen daar over, als kenlyk in hun plicht haperende, gestraft werden met de doodt, zonder eenige verschooninge. VII. En zoo wanneer iemandt door zware rampen genoodtzaakt werdt wat van den vyandt af te houden, tot blyk van't welke een byzonder sein of teken beraamt en gebruikt zal worden, zullen de geene die zich daar omtrent bevinden, haar na hun uitterste vermoogen bevlytigen om de zelve te vervangen, en haar tot dien einde tusschen hem en den vyandt vervoegen, op straffe van, daar inne wetens en willens, buiten noodt, nalatigh blyvende, insgelyks, als groffelyk in hun plicht gebrekende, met de doodt gestraft te werden. VIII. De geene die haar van den vyandt afkeeren, en op de vlucht begeven, voor en al eer zy-lie-den daar van door den Admiraal van haar-lieder esquadre geschiktelyk af geleidt worden, al ware het schoon dat eenige of veele scheepen haar al bereits op de vlucht begeven hadden, zullen daar over met de koorde gestraft worden, dat'er de doodt na volgt, zonder dar het voorbeeldt van andere, die al voor haar in de zelve lafhertigheit moghten wezen vervallen, hen daar van eenighzins zal verschoonen. En of het gebeurde dat des Admiraals schip eenige ongelegentheit over quame, zulks dat het zelve op zyn post niet zoude konnen blyven, zullen de Vice-Admiraals, ofte, in geval de zelve ook in gelyke ongelegentheit mogten vervallen wezen, de Schouten by nacht die plaatzen waarnemen, en de byzondere Kapiteinen hen daar by moeten voegen en houden, op straffe als vooren, 't en ware den Admiraal het geheele esquadre zoude willen verplaatzen, in welken gevalle daar toe een byzonder en wel kennelyk sein zal worden bestemt, en gedaan. IX. Als de vloote, of eenigh gedeelte van dezelve, met den vyandt in geveght komende, moghte wezen of geraken in ly benedens windts van den vyandt, zal een iegelyk, schoon binnen schoots van den vyandt wezende, echter noch al blyven volharden alle moogelyke plichten aan te wenden, om hooger en hooger op te zeilen, en den vyandt te naderen, zoo veel zulks zonder verwarring, en verbrekinge van de beraamde ordre, zal konnen geschieden; op boete van, daar in nalatigh blyvende, na de mate van zyne begane misdaadt, 't zy met de doodt; 't zy met afzetting, bannissement, of ook anderzins wilkeurlyk, na eisch van zaken, gestraft te worden. X. De geene die in 't voorsz. geval zoo verre in ly zyn geraakt dat zy den vyandt niet konnen beschieten, zullen alle moogelyke vlyt en kracht hebben aan te wenden, om by den vyandt op te komen, en tot dien einde by te maken alle zeilen die goet doen konnen; op straffe van, daar in nalatigh blyvende, als mede kenlyk in hun plicht haperende, insgelyks met de doodt gestraft te worden. XI: In gevalle de vloote van deezen Staat, of eenigh gedeelte van de zelve, met den vyandt in handel komende, voordeel moghte hebben van den windt, zal een iegelyk zyn best doen om eenige van 's vyandts scheepen aan te klampen, te enteren, en te veroveren, alles nochtans met goede schik, en volgens den last die by den Admiraal dienthalven zal wezen gegeven, en zoo iemandt daar in nalatigh blyft, zonder eenige redenen van onmoogelykheit te konnen by brengen, en bewyzen, zal de zelve daar over mede, als kenlyk in den hooghsten trap nalatigh zynde in zyn plicht, met de doodt, zonder eenige verschooninge, gestraft worden. XII. Ende op dat al 't geene voorsz. is, met het gunt den tydt en de toevallen nader zouden moogen komen te vereisschen, onder Godes zegen geschiktelyk, en buiten verwarring, in 't werk gestelt magh werden, zullen derhalven de onderlinge vloot-scharingen haar altydts wel en behoorlyk van den ahderen gescheiden houden, ook de scheepen van ieder afdeilinge niet te dicht in den anderen getropt zyn, om t'allen tyde, by den vyandt komende, wel en behoorlyk geschaart tegens de zelve te konnen aan gaan, en elkanderen de windt niet te benemen, noch ook d'een den ander te beletten om den vyandt bequamelyk te konnen beschieten, als mede om, den vyandt in 't gezicht bekomende, en om het voordeel van de windt moetende gedongen worden, des te beter boven windt te konnen blyven, of geraken, 't en ware nochtans by den Admiraal, of het Opper-hooft van 's Landts vloote, deezen asngaande, t'eenigen tyde andere ordre moghte wezen gegeven. XIII. Zoo wanneer eenigh Hooft-officier naar eenigh schip ofte scheepen van zyn esquadre, of ook naar eenigh ander schip ofte scheepen van 's Landts vloote, die haar omtrent hem zouden moogen bevinden, een of meer schooten doet, om de zelve scheepen te doen op of af komen, of ook wel om hem in te wachten, en dat de Kapiteinen, of Kommandeurs van zoodanige scheepen, daar aan niet promptelyk gehoorzamen, en zulks aanstondts na komen, in geval zy geen genoeghzame redenen van dien konnen by brengen, en bewyzen, zal 't zelve mede voor een tastelyke wanplicht werden opgenoomen, en zullen zy-lieden mitsdien daar over met de doodt gestraft werden. XIV. Alle de geene die eenigh Oorlogh-schip van den Staat aan de vyanden komen over te geven, 't zy Hoofden, gemeene Kapiteinen, of andere Officieren, die by overlyden, of andere ongelegentheit van de zelve Kapiteinen, het bevel over 't schip aanbevoolen is, zullen daar over by den Scheeps-krygs-raadt, en alle andere Rechteren, gestraft werden met de doodt, zonder eenige genade of verschooninge. XV. Ende ten einde alle overtredingen tegens het geene voorsz. staat, in gevolge van den inhoudt der boven staande leden, mitsgaders ook alle andere wanplicht, in deezen niet byzonder uitgedrukt, na eisch van zaken, prompt en voorbeeldelyk gestraft mogen werden, zal den Admiraal, of de geene die de vloot als Hooft gebiedt, op de aanstelling van een iegelyk goede en naauwe acht hebben te doen ne- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men, stellende ten dien einde voor 't aangaan van den slagh eenige ervarene persoonen op de scheepen, jachten, branders, galjoots, of ander vaar-tuigh, by de vloote wezende, om alle byzonderheden net waar te nemen, en van alles, op haren eedt, ware getuigenis te mogen geven: en zal den zelven Admiraal, of het Hooft van de vloot, by eenigh gebrek, of wanplicht, den Kryghs-raadt daar over hebben te spannen, en aanstondts in zee, volgens deezen tegenwoordigen Bevel-brief, en andere onze bevelen, albereits ter neder gestelt, en gedaan, of noch vast te stellen, en te doen, oordeel wyzen; ook het zelve aanstondts in 't werk stellen, en doen volvoeren, zonder om eenigerhande oorzake zulks te verschuiven, of uit te stellen tot zyne wederkomste hier te lande, op boete van zelfs daar over gestraft te worden: edoch, in gevalle t'eenigen tyde, door 't een of 't ander toeval, de voorsz. straffe in zee niet geweezen en volvoert moghte wezen, zal den gemelten Admiraal, of Hooft van de vloote, aanstondts na de komste van de vloote binnens duins, de verdiende straffe, zoo haast het eenighzins moogelyk is, besluiten, en doen in 't werk stellen, zonder van des te doen eenighzins in gebreke te blyven, op straffe als vooren. XVI. Zoo eenige scheepen van 's Landts vloot, geduurende het geveght, masteloos quamen te geraken, of in eenige andere ongelegentheit te vervallen, dat zy niet konnen voort zeilen, in zulken geval zullen de wel gestelde scheepen, die daar naast by zyn, alzulke beschadighde scheepen een touw toe werpen, ofte brengen, en haar van den vyandt af sleepen, is 't mogelyk; ten welken einde een iegelyk altydt eenige kabel-touwen, en paerde-lynen, voor de handt zal hebben te houden: doch by zoo verre zulks niet doenlyk moghte wezen, en de voorschreeve scheepen, by gebrek van andere voorzieninge, kenlyk in handen van den vyandt zouden komen te geraken, zullen in dien gevalle de voorsz. naaste scheepen het volk van zoodanige reddelooze scheepen bergen, en de scheepen zelve in brandt steken, of in de grondt helpen, op dat den vyandt die niet kome te veroveren, t'zyner versterkinge, en tot verzwakkinge van deezen Staat. XVII. De Bevelhebbers van de branders zullen, zoo wanneer de vloote van deezen Staat met den vyandt in geveght komt, haar laten vinden by de scheepen van oorloge van deezen Staat, die dicht aan den vyandt in 't geveght zullen wezen; en zullen de Hoofden, Kapiteinen, ofte Kommandeurs van alzulke scheepen van oorloge, gehouden zyn, zoo wanneer zich eenige gunstige gelegentheit op doet, de zelve branders te geleiden tot dicht aan het boort van den vyandt, om niet alleen de voorschreeven branders, onder gunst van de kracht en rook van het geschut, aan 's vyandts boort te helpen, maar ook, de behoorlyke uitvoeringe gedaan zynde, om de sloep met het volk van den brander getrouwelyk te bergen: alles op straffe, na eisch van zaken. XVIII. Alle Kapiteinen, en Kommandeurs, zullen hebben te bezorgen, dat voor het volk, op 's Landts scheepen van oorloge dienende, wel en behoorlyk, volgens 's Landts bevel, werde geschaft, en dat hare scheepen wel van water voorzien blyven, op dat alle klaghten en ongelegentheden, uit het gebrek van dien ontstaande, mogen werden vermydt en voorgekomen, op straffe, dat de geene die bevonden zullen worden anders gedaan te hebben, door de Collegien ter Admiraliteit, waar onder zy behooren, daar over zullen worden gestraft, 't en ware daar over al bereits by den Stheeps-kryghs-raadt behoorlyke boete was geschiedt. XIX. De scheepen voor zee zeil-vaerdigh leggende, zullen geen Officieren, of Kapiteinen, aan landt mogen vernachten; ook zullen zy by dage aan boort van hare scheepen hebben te verblyven, immers daar niet af te gaan, met den minsten ondienst, ofte met eenigh verzuim der zaken van 't Landt, op keurlyke straffe. XX. Zullen het volk, op de scheepen dienende, dagelyks, zoo in scheeps-werk, als in 't bestieren van het geschut, en het gebruik van 't handt-geweer, oeffenen, om 't zelve alzoo meer en meer bequaam te maken, en den gewenschten dienst by gelegentheit daar van te konnen trekken; op straffe, dat de geene die daar in gebrekigh blyven, daar over keurlyk gestraft zullen worden. XXI. Alle sloepen zullen voor zonnen ondergang aan boort van 's Landts scheepen moeten werden gebraght, ook na zonnen ondergang geene sloepen van het eene schip na het ander mogen varen; en in geval van by-een-komst, zullen de Hooft-officieren, en Kapiteinen, alle overtollige drank vermyden, ook in zee den anderen niet mogen vergasten, op straffe van daar over door 't Opper hooft en den Kryghs raadt, na eisch van zaken, gestraft te worden. XXII. Zullen mede, tot behoorlyke Ga naar margenoot*ralykheit van 's Landts kruit, en om 't zelve niet onnuttelyk te verquisten, geen eer-schooten mogen werden gedaan, als uit het schip van 't Opper-hooft, onder wat dekzel zulks zoude mogen zyn, zelfs ook niet onder den tytel van het geschut te moeten afblazen, op straffe van d'eerste reis over ieder schoot 25 guldens te verbeuren, de tweede reis dubbelt, en voor de derde reis afgezet te worden van hare bedieningen. XXIII. Zullen ook geen kaydrayen aan boort dulden, maar, de zelve echter tegens bevel aan boort komende, aan de matroozen tot prys geven al het geene daar in zal worden gevonden. Zullen ook geene vaar-tuigen onbezoght van boort laten varen, om de matroozen, en soldaten, door snoode vonden, van hare plunje, of een gedeelte van dien, niet te doen ontblooten; en de zelve plunje by zulke kaydrayen ofte in andere vaar-tuigen vindende, die haar weder af nemen, en herstellen aan zoodanige matroozen, of soldaten, als de zelve af genoomen zyn: tot welken einde geene kagen ofte vaar-tuigen van omtrent de vloote onbezien zullen vermoogen af te varen. XXIV. Zal door niemandt, wie het zy, verlof tot het op varen van eenigh volk gegeven moogen werden, als met kennisse en by goetvinden van het Opper-hooft. XXV. Zullen het volk dagelyks inscherpen de toegezeide belooninge, indien zy zich heldtdadigh, in voorval, tegens den vyandt komen te quyten; en het tegen-gestelde aanzeggen, wat straffen zy hebben te verwaghten, zoo zy haar qualyk komen te gedragen, of haar in den dienst van den Lande nalatigh toonen. XXVI. Ende op dat van alle misvallen en wanplichten des te beter kennisse magh werden bekomen, zullen de Schouten by nacht van de esquadres acht hebben te nemen op den handel der Kapiteinen, in 't waarnemen van de beveelen, onder ieder esquadre, of hooft-scharinge, gestelt, op 't stuk van soldaat- en zee-manschap, ende byzonder ook in voorval van ontmoeting, zoo veel de gelegentheit, en hun eigen plicht toelaten zal. XXVII. Zullen mede bezorgen, en doen bezorgen, dat de zieken, en gequetsten, op 's Landts vloote, wel moogen werden gehandelt, genezen, en van alles, zoo veel mogelyk is, bezorght; tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
welken einde ieder Kapitein hem op zyn onder hebbende schip zal hebben te voorzien van zoo veel oude reine slaap-lakens, als het zelve schip stukken geschut is voerende, zonder daar van eenighzins te mogen blyven in gebreke, en zal hun daar van vergoedinge gedaan worden, voor zoo veel bevonden zal zyn dadelyk in 's Landts dienst gebezight te wezen. XXVIII. Het Opper-hooft van de vloote zal de Heel-meesters op de Scheepen houden, en doen houden tot haar plicht, en door den algemeinen Heel- en Genees-meester der vloote t'elkens, en als de gelegentheit zulks vereischt, doen bezoeken hare heel-kisten, of de zelve wel en na behooren zyn voorzien, en na bevel werden gehouden. XXIX. De Kapiteinen, en Kommandeurs op de Scheepen, zullen op den vyandt niet hebben te doen schieten, voor en al eer zy na by gekomen zyn, en dat zy zulks met vrucht, tot nadeel en vernieling van den zelven, konnen doen, op straffe, dat de geene die haar in deezen komen te vergrypen, daar over, naar gelegentheit en de omstandigheden van haar begane wanplicht, met afdankinge, bannissement, of ook wel met de doodt gestraft zullen werden. XXX. Bejegenende eenige Oorlogh-scheepen van Koningen, Prinssen, Potentaten, of Gemeene-besten, met deezen Staat in verbondt of onzydigheit zynde, zal aan de zelve betoont werden alle heusheit en vriendtschap, zonder nochtans ietwes van de zelve te gedoogen dat tot kleinachtinge ofte schade van deezen Staat zoude mogen strekken. XXXI. In gevalle eenige Scheepen der voorgemelte Officieren, Vice-Admiraals, of Schouten by nacht, van de onderlinge hooft-verdeilingen, in de bejegening zoodanigh moghten werden getroffen, dat zy tot verderen dienst onbequaam, en onnut waren den trein te volgen, zullen de voornoemde Hooft-Officieren op 't een of 't ander bequaam Schip van haar onderhebbende afdeilinge over gaan, t'haarder keure, na gelegentheit van zaken, daar zy met behoorlyk aanzien ontfangen, ende by de bevelende en minder Amptelingen gehoorzaamt zullen werden. XXXII. De Officieren en Kapiteinen van 's Landts vloote zullen goede acht hebben te nemen op de Ga naar margenoot*aanstelling en plichten van der zelver scheeps-volk, en alle wan-plichten, moedtwil, en ongehoorzaamheit, doen straffen, zonder daar van eenighzins te blyven in gebreke; op straffe, zoo daar in nalatigh werden bevonden, dat zulks haar en hare Scheeps-officieren zal werden toegerekent, daar voor zy zullen hebben te verantwoorden. XXXIII. En op dat onze goede meininge, in deezen vervat, des te beter volvoert zal konnen werden, zullen de Hooft-officieren, en Kapiteinen, hare Luitenanten in behoorlyke acht hebben te houden, en doen houden, voor en omtrent het scheeps-volk, op dat het zelve scheeps volk haar des te beter kome te gehoorzamen; ook zullen zy van deeze, en alle andere ordres, die hun na deezen gegeven zullen worden, geen geheimenis vereisschende, aan hare Luitenanten van tydt tot tydt mededeiling geven, zonder daar van te blyven in gebreke. Des zullen de voornoemde Luitenants de voorsz. ordres in goede achtinge hebben te nemen, zonder de zelve onder 't volk, ofte aan andere bekent te maken: ook verplicht wezen, in geval daar omtrent by hare Kapiteinen iets wierde verzuimt ofte nagelaten, de zelve daar van op de gevoeglykste wyze, en met behoorlyk ontzag, te waarschouwen; 't welk haar ten besten, en als een lidt van plicht, zal worden toegerekent, gelyk, in 't tegen-gestelde, van nalatigheit, zyluiden ook 't zelve zullen hebben te verantwoorden. Den Eedt voor 's Landts Officieren ter Zee.
Wy belooven, en zweeren, dat wy in 't houden van Kryghs-raadt, en in 't recht spreken, ons in alle oprechtigheit zullen gedragen naar den Artykel-brief, mitsgaders na de Plakaten en Bevelen van 't Landt, albereits gemaakt, ofte noch te maken, ende in 't byzonder mede na den inhoudt van de Nader beramingen op 't stuk van de kryghs-tucht te water, den zeven-en-twintighsten July des Jaars zestien hondert vyf-en-zestigh gedaan uitkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bevel op 't rechts-gebiedtGa naar margenoot*, tot vermydinge van verschil, der Zee- en Lant-amptelingen op de vloote.DE Staten Generaal der Vereenighde Nederlanden, doen te weten, dat wy, na rype overlegging, en ingenoomen bericht van de Heeren onze Gevolmaghtighden, in 't voorleden Jaar bezigh geweest hebbende tot uitpressinge en over 't bewindt van 's Landts vloote, en van den Luitenant Admiraal de Ruiter, als Generaal van de voorsz. vloote, mitsgaders de bedenkingen van eenige Heeren afgezondenen uit de onderlinge Collegien ter Admiraliteit, om te vermyden alle misverstanden in 't stuk van rang, achting, en oeffening van rechts-gebiedt, tusschen de gewoone Zee-officieren, en de Landt-officieren, die wy mede op 's Landts vloote gebruiken, en Ga naar margenoot*herhaling van 't gunt in de voorige toghten dieshalven, tot onderling genoegen, is gestelt en gebruikt geweest, verstaan, dat voor een algemeine regel zal werden vast gestelt, gelyk vast gestelt wert by deezen. Eerstelyk, dat den Luitenant Admiraal, Vice-Admiraal, Schout by nacht, en ook een gemeen Scheeps-Kapitein, in 't Schip, hem toevertrouwt, zal werden aangezien, en aldaar aan hem toegedragen gelyke achting, als aan een Gouverneur, of Commandeur, in een Stadt of Sterkte; mits dat hy wederom van zyne zyde aan een Kapitein, Luitenant, of Vaandrigh, gebiedende eenigh aantal scheeps-soldaten op zyn onderhebbende Schip, zal laten wedervaren gelyke eere, en achting, als een Kapitein, of ander Officier, een compagnie gebiedende in eene bezetting, toekomt, en te wedervaren gebruikelyk is. Ten tweeden, dat den Colonel, of Overste, en na hem den Luitenant Colonel, en den Majoor, in de tegenwoordige togt mede op 's Landts vloote gezonden, volgens hare hoedanigheit, en Ga naar margenoot*eer-merk, behoorlyk aanzien, en gemak, genieten zullen; en dat ook den gemelten Colonel het vereischte gebiedt over de Officieren, en soldaten, van de landt-krygh, in de gantsche vloote, na kryghs-gebruik, hebben en behouden zal, doende onder de zelve houden alle goede ordre, en naauwkeurige tucht. Ten derden, dat, in geval van landinge der voorsz. militie, den boven genoemden Colonel de zelve als Hooft zal gebieden; alles nochtans onder het bevel, geley, en opper-gezagh van den Luitenant Admiraal de Ruiter, als Generaal van 's Landts vloote. Ten vierden, in gevalle het moghte komen te gebeuren dat eenigh Officier van de voorsz. landt-militie d'een of d'ander misdaadt, groot of klein, quame te begaan, of ook wel dat een gemeen soldaat quame te begaan eenigh zwaar misdryf, daar over hy met verlies van 't leven, of van eenigh lidt, of ook wel met kielhalinge zoude mogen gestraft werden, daar over zal geoordeelt en gevonnist werden by den grooten Kryghs-raadt, die gestelt zal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wezen uit den Luitenant Admiraal de Ruiter, als Generaal van 't gantsche leger te water, de jegen-woordige Hooft-officieren van de voorsz. landt-militie, die den gemelten Luitenant Admiraal daar toe zal beroepen, waar onder de Luitenants van de Colonels compagnien, na ouder gewoonte, mede toelatelyk wezen zullen. Ten vyfden, en ten laatsten, zoo wanneer over eenigh gemeen soldaat, ten aanzien van kleine misgreepen, recht gesprooken zal worden, dat als dan het zelve zal geschieden door den Kryghs-raadt van ieder schip, gestelt uit de gewoone Scheeps-officieren, met en nevens den Kapitein, Luitenant, ofte Vaandrigh, mitsgaders ook de Sergeanten, over de voorsz. scheeps-soldaten op 't zelve schip gebiedende, waar in den Hooft-officier, of Kapitein van het schip, of wel zoodanigh ander Scheeps-officier, als by eenige ongelegentheit van den zelven het opper-bevel Ga naar margenoot+van 't schip zal hebben, in zyne * hoedanigheit, als in 't eerste lidt gemeldt staat, zal voor zitten, en de eerste stemme hebben, ende na hem den Kapitein van de landt soldaten op 't zelve schip zynde, dan wederom den Scheeps-Luitenant, of wel, op scheepen by Hooft-officieren gevoert werdende, den eersten Scheeps-Kapitein, die onder den Hooft-officier op 't schip zoude moogen zyn, vervolgens den Luitenant ofte Vaandrigh van de landt-militie, en zoo voorts over ander, dan een Scheeps officier, en dan een Landt-officier; ten welken einde de Scheeps officieren aan de eene, en de Landt-officieren aan de andere zyde van de tafel geplaatst zullen werden, na dat de geene die 't bevel over het schip heeft aan 't hooge einde zyne plaats zal hebben genoomen. Ende werdt den Luitenant Admiraal de Ruiter, mitsgaders den Colonel van de landt-militie, op de vloote zynde, mits deezen belast, zich hier na te gedragen, en te doen gedragen allen den geenen die het zoude moogen aangaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GemeinmakingGa naar margenoot*, gedaan uitkomen by hare Hoog Moog: in den oorlogh des Jaars 1665, noopende vereeringen, en pryzen, welke belooft werden aan den geenen die zich heldtdadig in het geveght komen te gedragen, en veroveringe te doen op den vyandt.DE Staten Generaal der Vereenighde Nederlanden, allen den geenen die deezen zullen zien, ofte hooren leezen, Heil: doen te weten, dat wy, naar ingenoomen Ga naar margenoot*verslagh van onze Gemaghtighden tot de zaken van de zee, achtervolgens ons voorgaande besluit, bezigh geweest hebbende over verscheiden punten, rakende de Ga naar margenoot*bestedinge en versterkinge van 's Landts vloote, eerstdaaghs in zee te brengen, en 't gunt tot goet beleit over de zelve, mitsgaders tot aanmoediging van de Officieren, soldaten, en matroozen van dien, als mede tot aanmoediginge van de goede ingezetenen en Patriotten van den Lande zal konnen strekken, ende na rype overlegginge, daar op gevolght, ten einde het volk van oorloge ter zee, by de tegenwoordige tydts gelegentheit, meeren meer ten dienste van het lieve Vaderlandt aangemoedight moge werden, huiden, onder anderen, by her-ophaling van ons beslootene van den zeven-en-twintighsten Januarii laastleden, goet gevonden en vast gestelt hebben, gelyk wy vast stellen mits deezen: I. Dat alle de geene die in eene bejegening, ofte slagh van wederzydts vlooten, eenig Engelsch Oorlogh-schip zullen komen te enteren, en veroveren, zullen hebben en behouden niet alleen het veroverde Schip, maar ook het geschut, touw-werk, en ankers, nevens alle het vordere gevolgh en aankleven van dien. II. Dat daar benevens de geene die het Schip van den eersten Admiraal van de Engelschen zullen komen te enteren, en veroveren, als vooren, boven het veroverde Schip, met den gantschen gevolge en aankleven van dien, zullen genieten tot een prys, en belooninge van hare dapperheit, de somme van vyftigh duizent Caroli guldens. III. Over ieder Schip van d'andere Admiralen, in wyze voorsz. verovert wordende, een somme van dertigh duizent Carolus guldens. IV. Over ieder Schip van de verdere Opper-hoofden, een somme van twintigh duizent Carolus guldens. V. Over alle andere Oorlogh-scheepen, gevoert wordende by gemeene Kapiteinen, voor ieder schip, voorzien met veertigh stukken, en daar boven, tien duizent, en voor ieder Oorlogh-schip van minder aanzien (Kitzen en Jachten daar onder niet begrepen) zes duizent Caroli guldens. VI. Daar-en-boven, dat de geene die met eene goede dapperheit vechtenderhandt zal komen af te halen de vlagge van boven van den eersten Admiraal, daar voor tot een prys zal genieten twee duizent Ryksdaalders, of vyf duizent Carolus guldens. VII. Voor de boven-vlaggen van de andere Admiralen, duizent Ryksdaalders, of twee duizent en vyf hondert guldens. VIII. Voor de vlaggen van der zelver voorstengen vyf hondert Ryksdaalders, of twaalf hondert en vyftigh guldens. IX. Voor de vlagge van de bezaans-mast drie hondert Ryksdaalders, of zeven hondert en vyftigh guldens. X. Voor de vlaggen van achteren hondert Ryks-daalders, of twee hondert en vyftigh guldens. XI. Dat wyders mede een van 's vyandts Oorlog-scheepen komende vernielt te werden door een of meer van 's Landts Branders, de geene die de voorsz. Brander of Branders zullen hebben aangevoert, daar over tot belooninge zullen genieten een gerechte derde-part van de pryzen, hier vooren toegevoeght aan 's Landts Oorlogh-scheepen, gelyke vyandts Oorlogh-scheepen veroverende. XII. En voor zoo veel eenige Patriotten genegen zouden mogen wezen op hare byzondere kosten eenige Branders uit te rusten, en by 's Landts vloot te voegen, dat de zelve, met zoodanige Branders eenige vyandtlyke Oorlogh-scheepen vernielende, daar voor zullen genieten een gerechte derde-part van 't geene, als boven, toegevoeght is aan Scheepen by byzondere ten oorlogh uitgerust, die gelyke Oorlogh-scheepen van den vyandt moghten komen te bemaghtigen. XIII. Dat mede den geenen die een van des vyandts Branders, wezende in standt om eenig Oorlogh-schip van den Staat te beschadigen, komt te vernielen, daar voor toegeleit zal worden een prys van zes duizent Carolus guldens. XIV. Ende op dat alle goede ingezetenen, en Patriotten van den Lande, ook mogen werden aangemoedight, om byzondere roerustingen van oorloge, ten dienste van 't Landt, en tot afbreuk van de vyanden van den Staat, te doen, hebben wy over zulks mede vast gestelt, gelyk vast gestelt wert mits deezen, dat alle de geene die haar met eenige Scheepen, ten oorloge toegerust, komen te vervoegen onder 's Landts vloore, haar ten dien einde aangevende aan den Admiraal, ofte het Opper-hooft der zel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ver vloote, en schikkende onder de Vlagge, over het veroveren van scheepen, af halen van vlaggen, en anderzins, zullen genieten, tot eene belooninge van hare genegentheit, getrouwigheit, en moedt, over ieder voorval, noch eens zoo veel, als ten aanzien van 's Landts Oorlogh-scheepen hier vooren is gestelt. XV. Dat voor de geene die eenige Oorlogh-scheepen van de Vloote van deezen Staat, en voornamentlyk van de Hoofden, in gevaar wezende, moedighlyk en mannelyk komen te helpen, daar voor insgelyks zullen genieten een aanzienlyke prys, by ons te begrooten, naar gelang van den dienst by haar gedaan, zoo als volgens getuigenisse van de Officieren, of Gezaghebbers, daar by, aan, ende omtrent geweest zynde, bevonden zal worden te behooren. XVI. En in gevalle t'eenigen tyde ('t geen Godt verhoede) eenige Scheepen van 's Landts vloote door den vyandt moghten wezen verovert, dat de geene die de zelve zullen komen te verlossen, en weder te nemen, daar voor tot een prys zullen genieten de gerechte helft van de sommen, hier boven, ten aanzien van 't veroveren van de Engelsche Oorlogh-scheepen, breeder uitgedrukt staande, boven en behalven de volle prys, welke hen-luiden mede noch zal volgen, in gevalle zy den veroveraar zelfs insgelyks komen te nemen. XVII. Dat mede zoo aan de byzondere Bestelling-vaarders, als aan de Oorlogh-scheepen van den Staat, eenige Engelsche, of vyandtlyke scheepen, buiten een algemeine slagh van wederzydts vloote, veroverende, zal werden toegeleit, en voldaan, de gerechte helft van de pryzen, die zy-luiden, in gevolge van 't geene voorsz. is, zouden genieten, in gevalle zy zoodanig Engelsch Oorlogh-schip in een algemein geveght hadden komen te veroveren, en dat zonder onderscheidt in wat gewest van de werelt zulks ook zoude mogen komen voor te vallen, mits behoorlyk blyk brengende van hare verrichtinge. XVIII. En op dat een iegelyk, door oprechte liefde tot zyn vrouw en kinderen gedreven zynde, des te meer ten dienste van 't Landt aangemoedight moge werden, dat over zulks, ten aanzien van alle de gesneuvelden, die, in levenden lyve wezende, aan eenige van de gestelde pryzen zouden deelachtig zyn, hare weduwen en kinderen uit den buit, en de gestelde belooninge, zal werden toegevoeght twee maal zoo veel als de voorsz. gesneuvelden zouden hebben genooten, zulks dat de voorsz. weduwen en kinderen daar in zullen deilen met een dubbelde handt. XIX. Alle welke gestelde gelt - pryzen zullen werden betaalt in 't geheel, en zonder eenige aftrekking, aan den geenen die de veroveringe der voorsz. scheepen, of de af halinge der voorsz. vlaggen wezentlyk zullen hebben gedaan, (zonder dat daar van eenigh deel voor het recht van 't Landt, van den Admiraal, ofte van eenigh ander Hooft-officier, die daar toe niet met der daadt toegebraght heeft, afgetoogen zal worden) zelfs ook, al ware het zake dat zoodanige scheepen na de wezentlyke veroveringe moghten komen te zinken, of anderzins te vergaan, en zulks niet wezentlyk binnen de havens deezer Landen opgebragt te worden; gelyk mede, ten aanzien van de genoomen Scheepen, en den verderen buit, daar van afhangende, geslaakt zal werden van de gerechtigheit, tegenwoordigh daar van by de Collegien ter Admiraliteit, uit den hoofde van den Admiraal Generaal, getrokken werdende, die mede in 't geheel, ten profyte van de veroveraars, zal werden afgestaan, en afgestaan wert mits deezen. XX. Ende ten einde aan de betalinge der voorsz. pryzen, en belooningen, in tyden en wylen geen gebrek ofte uitstel moge werden bevonden, hebben wy goet gevonden, daar toe te schikken, en als een oorspronk toe te voegen, gelyk wy daar toe schikken en voegen mits deezen, het profyt, spruitende uit de laeger zetting van renten over het Comptoir van den Ontfanger Doubleth, van vyf tot vier ten hondert, met den aangroey van dien, over den loopenden jare zestien hondert vyf-en zestigh; mitsgaders ook de bewuste twee maal hondert en veertigh duizent Carolus guldens, by den Raadt van State in voorraat gehouden werdende; ende noch het geene voort komen zal uit de hooft-goedige schattinge, en andere middelen, over 't bestek van de Generaliteit in te voeren, tot verval van 't aandeel daar op het zelve Ga naar margenoot*bestek in alle buiten gewoone beden en lasten staat aangeslagen te werden, voor zoo verre de zelve middelen, boven 't geene daar uit tot eenige drukkende en spoedige noodtzakelykheit zoude mogen wezen gelicht, zullen konnen strekken; en noch daar benevens in Ga naar margenoot*onderstandt de Provincien van Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt, en Stadt en Landen, verzocht en gemaghtight, gelyk de hoogh-gemelte Provintien verzocht en gemaghtight werden by deezen, om de verdere pryzen, die onder Godes zegen zouden mogen werden verdient, en uit de voorsz. bestemde middelen niet zouden konnen werden vervallen, vaerdighlyk te voldoen, tot laste van de Generaliteit, onder belofte en onze blyk schrift, van dienthalven by ofte van wegen de gemeene Unie, niet alleen ten aanzien van het verstrekte hooft gelt, maar ook over den gelts win van dien, tot vier ten hondert in 't jaar, schadeloos gehouden te zullen werden. XXI. Wyders zal, tot meerder aanmoediging van byzondere, die haar met eenige Scheepen, op onze bestellinge ten oorloge uitgerust, onder des Landts vloote zullen willen schikken, om heil op den vyandt te zoeken, op ieder van zoodanige Scheepen, voorzien van twintigh tot dertigh stukken, ter begeerte van de Reeders, het getal van vyf-en-twintigh of dertigh musquetiers, uit 's Landts kryghs-volk, geleght werden. XXII. Daar-en-tegen hebben wy ook, tot meerder verzekering van de dappere helden, en tot af-schrik van de kleinmoedigen, gestelt en gewillekeurt, gelyk gestelt en gewillekeurt wort mits deezen, dat alle de geenen die eenigh Oorlog-schip van den Staat aan de Engelschen komen over te geven, 't zy Hoofden, gemeene Kapiteinen, ofte andere Officieren, die, by overlyden, of andere ongelegentheit van de zelve Kapiteinen, het bevel over 't Schip aanbevoolen is, daar over by den Scheeps-Krygs-raadt, en alle andere Rechteren, gestraft zullen werden met de doodts zonder eenige genade ofte verschooninge. XXIII. Dat van gelyken mede alle hooge ofte mindere Officieren, die met hare onderhebbende Scheepen, buiten vermoeden, van de Vlagge moghten komen af te loopen, zonder verlof ofte bevel van den Admiraal, of 't Opper hooft van de vloote, daar over insgelyks met de doodt, zonder eenige verschooninge, gestraft zullen werden. XXIV. Ende zal den zelven Admiraal op de gedraging van een iegelyk goede en naauwe acht hebben te doen nemen, stellende of maghtigende tot dien einde, voor 't aangaan van den slagh, eenige ervarene persoonen op de Jachten, Galjoots, en ander vaar-tuigh, by de vloote wezende, om alle byzonderheden naauwkeurighlyk waar te nemen, en van alles, op haren eedt, te mogen geven goede getuigenisse, zullende, by eenige ontbreking, of wan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plicht, den Kryghs-raadt daar over hebben te spannen, en aanstondts in zee, volgens den Artykel-brief, en deeze onze Nadere bestellinge, vonnisse te wyzen, ook 't zelve aanstondts te volvoeren, zonder om eenigerhande oorzake zulks uit te stellen, of uit te stellen tot zyne wederkomste hier te lande, op straffe, van zelfs daar over by de Hooge Regeeringe gestraft te worden. XXV. En op dat al 't geene voorsz. staat komen magh tot kennisse van den geenen die 't behoort, lasten en beveelen wy hier mede de Collegien ter Admiraliteit, 't zelve aan hare onderhebbende Officieren aanstondts bekent te maken, met bevel, om het zelve, tot aanmoediginge van 't bootsvolk, ten besten te besteden, en te verspreiden, zulks en daar het behoort: ook voorts, deezen te doen verkondigen, en aanslaan, ter plaatze daar de zelve gewoon zyn verkondiging en aanslagh te doen. XXVI. Des wert den Admiraal van de vloote midts deezen mede wel uitdrukkelyk gelast, dat hy de voorsz. onze goede meininge, ten zelven einde, op 's Landts vloote ter bequaamste tydt insgelyks zal hebben te laten verkondigen, en deeze aan de mast van ieder Schip aanplakken, ook 't zelve zom wylen, na vereisch van zaken, te doen vernieuwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verkondiging, nopende belooningen, en giften, die de verminkte in den zee-krygh zullen komen te genieten, uitgegeven in den Jare 1665.DE Staten Generaal der vereenighde Nederlanden, allen den geenen die deezen zullen zien, ofte hooren leezen, Heil: Doen te weten, Dat wy, tot aanmoediging der goede ingezetenen van deezen Staat, goet gevonden hebben, by de tegenwoordige verkondiging een iegelyk bekent te maken, en ook te verzekeren, dat alle de geenen die in 's Landts dienst ten oorloge te water zoodanigh zullen komen verminkt te werden, dat de zelve onbequaam zullen zyn zich te konnen geneeren, by zoo verre zy by uitkoop begeeren onderstandt te hebben, zullen genieten, na de hoedanigheit van hunne verminktheit, als hier onder staat uitgedrukt, te weten:
Ofte Dat aan alle die geenen, dewelke in 's Landts dienst, als boven, zoodanig zullen komen verminkt te werden, dat dezelve daar door onbequaam zullen zyn geworden om haar te konnen geneeren, ofte iets toe te brengen tot hun eigen onderhoudt, een zilvere Ducaton ter weke, t'haarder begeerte, haar leven lang geduurende, toegevoeght zal werden. En Dat vorders alle andere verminktheden van geringen aart, na gelang zullen werden betaalt. Tot welken einde deeze onze verkondiging aan de Collegien ter Admiraliteit gezonden zal werden, om by de zelve alomme verkondight te werden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nader leden, dienende tot beter bestandt, en waarneminge van goede huishouding, in 's Landts vloote, by de Hoog Mogende Heeren Staten Generaal beslooten.DE Staten Generaal der Vereenighde Nederlanden, allen den geenen die deezen zullen zien, ofte hooren leezen, Heil: Doen te weten, dat wy, tot waarneming van goede Ga naar margenoot*huishouding in 's Landts vlooten, goet gevonden hebben vast te stellen de navolgende punten. I. Dat aan de Kapiteinen, en Gebieders van de Oorlogh-scheepen, voor het uitloopen der vloote, door de Collegien ter Admiraliteit, tydelyk belast zal worden, zich te voorzien van bier, water, en brandthout, voor zoo langen tydt, als na de gelegentheit van hare onder hebbende scheepen, zonder te grooten belemmering, doenlyk zal zyn, immers, en in allen gevalle, ten minsten voor den tydt van zeven weken, en voorts van alle leeftocht voor den tydt van drie maanden, buiten duins uit te houden, op verbeurte, dat, t'eenigen tyde daar aan gebrek bevonden werdende, de voorsz. Kommandeurs, en Kapiteinen, voor ieder twee dagen, die de zelve bevonden zullen werden minder dan den bestelden tydt te konnen uithouden, aan wat slagh het gebrek ook zoude mogen werden bevonden, gestraft zullen werden in een boete van 't beloop van een dagh kost-penningen over alle hun ophebbende eeters; en by zoo verre het voorsz. gebrek tot den tydt van een maandt, of daar omtrent, zoude mogen komen te beloopen, dat in zulken geval de gebrekige Kapiteinen daar-en-boven af-gezet zullen werden: ende wert den Kryghs-raadt, mitsgaders ook alle andere Rechteren, wel duidelyk gelast, daar naar recht te doen, zonder eenige verschooninge. II. Dat door Gemaghtighden, uit de gemelde Collegien ter Admiraliteit daar toe te verkiezen, noch voor zes weken water, bier, en brandthout verzorght, en de vloote nagevoert zal werden, mitsgaders noch daar-en-boven een goede menigh-vuldigheit van alle andere leeftocht en nootdruftigheden, ook pyen, hoozen, schoenen, hembden, en kombaerzen, als mede noch, by gelegentheit, eenige ververschinge van kool, peen, rapen, pruimen, appelen, ajuin, en diergelyke, d'onkosten, daar op loopende, te vervallen, en te betalen, uit de buiten gewoone toegelatene lasten, by de Provintien, tot onderstandt van de zaken te water gedragen; des dat den voorsz. inkoop, zoo veel doenlyk is, geschiede met behouding van de vryheit om 't ingekochte binnen zekeren tydt te mogen herstellen, mits daar aan iets latende vallen. III. Dat tot de ladinge van dien gebruikt zullen werden kloeke Galjoots, of ander klein vaar-tuigh, d'een door d'ander bequaam om hondert en vyftigh pypen nat te konnen in laden, en voor al mede hecht en genoeghzaam om zee te bouwen, van ankers, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 469]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kabels, staande en loopende wandt, wel voorzien, om niet met de eerste harde windt uit zee gedreeven te werden. IV. Dat het zelve vaar-tuigh behoorlyk zal wezen geballast, met een grenier daar over, om alzoo na 't lichten van de ladinge, of een gedeelte van dien, bequaam te blyven om zee te konnen houden, en op dat men niet genoodtzaakt werde, tot merkelyk tydt-verlies, het water over te pompen, en de ledige vaten wederom met zout water te beslaan. V. Dat het water zal werden geslagen in goet en hecht vaat werk, met yzere banden, om alzoo des te beter be waart, en met minder spillinge over genoomen te konnen werden. VI. Dat naauwkeurighlyk bezorght zal werden dat het bier wel gehopt, ook wel gekookt, en gebrouwen zy in Maert en April, of wel in September en October, om des te beter te konnen duuren, en niet stinkende te werden. VII. Dat het voorsz. bier, water, en brandthout, zoodanigh zal moeten wezen gestuuwt, dat men altydts zoo van d'eene als van d'andere aart, zonder belet, zal konnen uit lichten, en dat ten dien einde het bier voor, en het water achter gelegt zal werden. VIII. Dat aan alle matroozen, en soldaten, opentlyk zal werden verkondight, en bekent gemaakt, dat van wegen den Staat zoodanige voor-zieninge, als voorsz. staat, gedaan is, en dat derhalven niemandt zal behoeven eenigh gebrek te lyden. IX. Dat alle Kommandeurs, en Kapiteinen, die, geduurende de reize, eenigh bier, water, brandt-hout, ook eenige andere leeftocht, ofte noodtdruftigheden, zouden mogen van noode hebben, uit de voorsz. verzorghde voorraat zullen moeten werden gerieft, des dat, by zoo verre, en voor zoo veel zulks zal dienen tot plaats-vulling van 't geene de zelve, volgens de beraamde orde, hadden moeten binnen boort hebben, zy-lieden daar vooren, boven de straffe, in het eerste lidt vermeldt, schult-plichtigh gemaakt, en aangeslagen zullen werden, met twee maal het beloop van 't gunt het geleverde 't gemeene Landt komt te kosten, zoo over inkoop, als over vracht van de voorsz. Galjoots, en andere onkosten, daar op vallende; maar by zoo verre, en voor zoo veel zulks zoude mogen dienen tot vulling van 't geeischte, boven het geene de gemelte Kommandeurs, en Kapiteinen, volgens de beraamde beveelen, moeten aan boort hebben, dat zy-luiden in zulken geval daar vooren zullen werden schuldigh gemaakt alleenlyk met de prys van den inkoop, verhooght met de gewoone onkosten, daar op loopende, zoo wanneer de voorsz. Kommandeurs, en Kapiteinen, hare leeftocht aan de Oorlogh-scheepen, in de zee-gaten leggende, moeten doen aan boort komen, in beide de gevallen de waerdye van 't vaat-werk daar inne mede begreepen, mits dat de Kapiteinen, het zelve vaat-werk wederom herstellende, daar jegens ook met de zelve waerdye van dien zullen werden ont-last. X. Dat, tot beter en geschikter onderhoudinge, en naarkominge van 't geene voorsz. is, gemaakt zullen werden twee lysten, beide vervattende den prys, waar na ieder aart zal werden uitgelevert, geevenredet na 't geene voorsz. is, d'eene ten aanzien van de Kommandeurs, en Kapiteinen, die binnen den bestemden tydt gebrek hebben, en d'andere ten aanzien van zoodanige die niet anders van nooden hebben dan het geene vereischt wert, boven 't gunt by hun, volgens de beraamde orde, stonde te bezorgen. XI. Dat mede, ten zelven einde, op het schip van 't Opper-hooft over 's Landts vloote gestelt zal werden een bequaam en naerstigh Boekhouder, mitsgaders op ieder van de voorsz. Galjoots bequame Commizen, om van alles volmaakte aantekening te houden, als mede om ieder Kommandeur, of Kapitein, na 't geene voorsz. staat, wel te schult-plichtigen, en het zelve t'zyner tydt over te schryven aan het Collegie ter Admiraliteit, waar onder hy behoort, om vervolgens by 't zelve Collegie hem op de ordonnantie van zyn kost-penningen het getekende gekort, en ook vervolgens gelyke somme van wegen den Staat in de verdeilinge van de hulp-gelden aan 't Collegie voor betalinge gestrekt te werden. XII. Dat voorts tydelyke ordre gestelt zal werden, ten einde dat de vloote, na 't verloop van de voorsz. drie maanden, in ofte voor de Wielingen wederom gelyke voorraat van alles moge gereet vinden voor noch andere drie maanden, en dat de zelve, de gelegentheit zulks toelatende, aldaar met eenen op 't spoedighste moge schoon maken, en het volk eenigermaten ververschen, even ende in alles op de zelve wyze, als ten aanzien van de eerste drie maanden hier boven in 't breede uitgedrukt staat. XIII. Ende wert aan de Collegien ter Admiraliteit mits deezen belast, in alle de Scheepen van hun bestek, boven haar eigen voortaat van ankers en touwen, noch in te scheepen een bequaam touw, en een goet anker, om, des noodigh zynde, aan andere Scheepen van gelyke certer, onder het zelve Collegie behoorende, over gedaan, en 't gebrek van de zelve daar mede geholpen te mogen werden. XIV. Werdende daar-en-boven ook aan de gemelte Collegien ter Admiraliteit gelast, altydts te hebben, en te houden, goede voorraat van ankers, kabels, masten, stengen, en diergelyke behoeften, en de Scheepen, staande ter bezorginge van een ander Collegie, die, na 't ontfangen van eenige rampen, door storm, of anderzins, in haar-lieder bestek reddeloos moghten komen in te vallen, ook na vermoogen te voorzien, tot koste en laste van het Collegie, waar onder zoodanige ingevallen Scheepen zyn behoorende, welk Collegie daar van volkomentlyk betaling zal hebben te doen, ofte dat, by gebrek van dien, zulks op de hulp-gelden, zoodanig Collegie toekomende, by den Staat ingehouden, en aan 't andere Collegie uitgekeert zal werden. XV. Dat ook de respective Kapiteinen bevoolen zal werden, altydt eenigh geldt binnen scheeps-boort mede te voeren, om by noodt, zelfs buitens landts, in der haast eenige noodtzakelykheden te konnen doen inkoopen, ten minsten, naar gelang, voor ieder hondert koppen van zyn onderhebbende scheeps-volk twee of drie hondert guldens. XVI. Ende op dat de zieken in de scheepen niet van vuiligheit en ongemak komen te vergaan, of dat daar door ontsteking, en meerder ziekte, veroor-zaakt werde, zal over zulks van den beginne aan den matroozen, en soldaten, aan een en de zelve bak te zamen eetende, opgeleit werden, elkanderen by ziekte en zucht ten dienste te staan; en den Kapiteinen zal bevoolen werden, scherpe acht te nemen, dat, dit geval voor komende, den voorsz. bestemden dienst nagekomen moge werden: dat ook de Kapiteinen, ten zelven einde, door de Collegien ter Admiraliteit, en de Opper-hoofden in 's Landts vloote, wel scherpelyk daar toe zullen werden gehouden, dat zy hare onderhebbende Scheepen alle dagen, ten minsten drie malen ter weke, doen reinigen, met spoelen, schrobben, als anderzins, en daar-en boven ook zomwylen de Scheepen met azyn doen besproeijen, daar in eenige Geneverbesien branden, en diergelyke andere hulp-middelen tegens quade lucht, by tydts, en dikmaals in 't werk stellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 470]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vernieuwing en verbetering wegens het Plakaat van Pryzen, voor de geene die met Chaloupen van de Scheepen in 's Landts vloote komen af te keeren, en te vernielen, eenige vyandts Branders, in standt zynde om eenige van 's Landts Scheepen te verbranden, midtsgaders door ander Vaar-tuigh een Chaloupe van een vyandts Brander vernielende, of in de grondt schietende, of wel een Brander zelfs vernielende.DE Staten Generaal der Vereenighde Nederlanden, doen te weten, dat wy, na voorgaande rype overlegging, goet gevonden hebben, in over-een-koming van onze besluiten, tot vergrooting van ons voorige Plakaat, op het stuk van de Pryzen in 's Landts vloote uitgegeven, verder te wille-keuren, en te belooven, als volght. Dat de Kapiteinen, ofte Kommandeurs, van 's Landts Scheepen van oorloge, de zelve Scheepen in gevaar zynde om van een vyandts Brander verbrandt te werden, hare chaloupen met een behoorlyk aantal van kloeke en wel gewapende mannen zullen hebben te gebieden, om zoodanige vyandtlyke Branders te veroveren, vernielen, ofte te dwingen dat zy haar zelfs hebben te verbranden; in welken gevalle die geene, alzoo gebruikt zynde, en den Brander verovert, vernielt, of als vooren gedwongen hebbende, hooft voor hooft tot een vereeringe zullen genieten hondert guldens, voor zoo veel zulks alleenlyk zoude zyn geschiedt uit het Schip in gevaar wezende om van zoodanige Branders verbrandt te werden. Dat ook alle de naast gelegen Oorlogh-scheepen, zoo haast zy zullen bemerken het een of ander Oorlog-schip buiten haar in gevaar te zyn, om als vooren verbrandt te worden, hare chaloupen mede met gewapende mannen, ten einde als vooren, zullen hebben af te zenden; en dat in zulken gevalle zoodanigen vyandts Brander ofte Branders verovert, vernielt, of gedwongen werdende, door 't scheeps-volk van verscheide Scheepen, zich zelfs in brandt te steken, de zelve gezamentlyk (die van 't gevaar hebbende Schip daar in mede begreepen) tot een prys zullen genieten de somma van zes duizent guldens, om onder haar, na gelang van hunne maant-gelden, volgens d'ordre van 't Landt, verdeelt te worden. Dat mede de Jachten, Advys-galjoots, en ander klein Vaar-tuigh, die een Chaloupe van een Brander van den vyandt zullen komen te vernielen, in de grondt te schieten, of anderzins den Brander onbruikbaar te maken, daar voor tot prys zullen genieten de somma van drie duizent guldens eens, mits daar van behoorlyk doende blyken: en dat de geene van 't zelve Vaar-tuigh die een van 's vyandts Branders zelfs zullen komen te vernielen, daar voor tot een prys, als boven, zullen genieten een somma van zes duizent Carolus guldens; alles onvermindert, en boven 't geene by het dertiende lidt van 't voorige Plakaar goet gevonden is, ten aanzien van de Oorlogh-scheepen, vernielende een van 's vyandts Branders, wezende in standt om een ander Oorlog-schip van deezen Staat te beschadigen. Lastende den Generaal van 's Landts Vloote in der tydt, dat hy van 't voorstaande alomme by aanplakking aan de stuur-plecht in ieder van 's Landts Scheepen, en minder Vaar-tuigen in de voornoemde vloote, kennisse zal hebben te geven, ten einde een ieder zich daar na hebbe te schikken, en des te meer tot haren schuldigen plicht, en betrachtinge van den noodigen dienst van 't Landt, jegens den vyandt opgewekt moge worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vernieuwing en verbetering van het Plakaat, op het verbranden en in de grondt booren van veroverde Scheepen, en dubbelt prys daar voor te verdienen; mitsgaders straffen tegens de geene die met hare Pryzen ontydig, en staande het geveght, uit 's Landts vloote loopen.DE Staten Generaal der Vereenighde Nederlanden, doen te weten, dat wy, na voorgaande rype overlegging, goet gevonden hebben, in gevolge van onze voorige besluiten, genoomen in de Jaren 1665, en 1666, van nieuws te beveelen, als volght: Dat de Hooft- en minder Officieren, mitsgaders Kapiteinen, en Kommandeurs op de Scheepen van oorloge, onder's Landts vloote behoorende, zoo wanneer men met den vyandt in geveght komt, en door Godes zegen in 't begin van den slagh eenige Scheepen verovert wierden, gelyk verhoopt wert, het volk, daar op dienende, die haar op belofte van quartier hebben over gegeven, zonder het minste tydt-verlies, nochtans zoo veel doenlyk is, bergende, zoodanige veroverde Scheepen aanstondts zullen hebben aan brandt te steken op diversche plaatzen, en inzonderheit in de Konstapels kamer, en dat zy tot dien einde tydelyk eenige teer kranssen, zwavel, harpuis, teer-tonnen, en ander brandt-tuigh, zullen hebben gereedt te doen maken, en gereedt te houden, om, 't geval voorvallende, datelyk gebruikt te konnen werden, alles op dat den veroveraar ofte veroveraars des te bequamer mogen zyn, en blyven, om zonder tydt-verzuim den vyandt alle verdere af breuk te doen, en daar door het oogmerk van den Staat te betrachten, ook te bereiken; des dat den veroveraar of veroveraars, voor het alzoo in brandt gesteken Schip, zal ofte zullen genieten noch zoodanigen somme van penningen, als wy tot prys in ons voorige Plakkaat des Jaars 1665. hebben gestelt, en mits dien in plaatze van een enkelde, een dubbelde prys: wel verstaande, dat, zoo wanneer den vyandt t'eenemaal zoude mogen verstrooit, en in wanschik gebraght wezen, de veroverde Scheepen als dan zullen mogen werden behouden, en in 't Vaderlandt voor prys opgebraght, en dat in zulken gevalle de veroveraars zullen worden gehandelt in gevolge van 't voorschreeve voorige Plakkaat. Dan in geval t'eenigen tydt bevonden zoude mogen worden dat de Hooft-officieren, Kapiteinen, ofte andere Kommandeurs van de Scheepen van 's Landts vloote, volgens de boven staande schikking, hare veroverde pryzen niet zullen hebben in brandt gesteken, of wel in de grondt gehakt, maar daar mede ontydigh, en het geveght noch duurende, komen uit de vloot te loopen, niet alleen versteken zullen zyn van haar deel in de prys en waerdye van 't veroverde Schip, met den gevolge en aankleven van dien, volgens den Plakkate meer genoemt, aan de veroveraars toegeleit, maar dat zy noch daar boven gestraft zullen worden in een boete van gelyke somme als hun voorsz. deel in 't een en 't ander zal komen te bedragen; ende dat ook zoodanige andere Officieren, matroozen, en soldaten, als bevonden zullen worden aan zoodanige overtreding schuldigh te zyn, insgelyks mede, in plaatze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 471]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van haar deel in de zelve prys, of in de waerdye van 't schip, uit haar beurze, ofte te goet hebbende soldy, gedoemt zullen worden in een boete van gelyke somme, als het voorsz. haar aandeel in 't een en 't ander zal komen te bedragen. En dit alles onvermindert zoodanige lichamelyke, keurlyke, of gelt-straffe, als zy-luiden, over hare ongehoorzaamheit, volgens den Artykel-brief, en de Nader beveelen op kryghs-tucht, bevonden zullen worden onder-hoorigh te wezen. Waar by noch zoude konnen gevoeght worden het geene ten tyde des oorloghs, in den Jare 1672, nopende deeze stoffe, gemaakt is; 't geene echter, om de gelykheit, of weinigh verschillentheit, na late. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bestierders op byzondere Scheepen, deeze zyn als volght:De Kapitein, die het opper-bevel heeft, en de eerste is op het Schip: deeze neemt al 't volk aan, uitgezondert de Luitenant, Schipper, Schryvers, en der soldaten Kommandeurs: heeft opzight over alles, en kryght bevel van de Opper-heeren, om den dienst, daar het Schip toe bestelt is, waar te nemen, en al d'onderhebbende mannen te bestieren. Het staat hem toe zich steedts te oeffenen in alle konsten, en wetenschappen, die een zee-man te stade komen: is ervaren in de konst van stuuren, bus-schieten, en het veghten ter zee: weet wanneer hy zynen vyandt enteren zal, en hoe men de zeilen schikt. In zware voorvallen roept hy zyne Onder-beamptelingen t'zaam, en pleegt raadt met hen, na een yverigh gebedt tot Godt. Hy houdt streng recht: by voorval dat men rechts-pleging aan booswichten staat te plegen is hy eisscher, zyne Raadt besluit, en de Schryver tekent het verrichte aan. Heeft maght om nevens zyn Kryghs-raadt iemandt van 't leven ter doodt te doemen, wel verstaande als hy onder geen vloot is, maar alleen door zee gaat. De scheeps Kryghs - raadt, zeght Homerus, bestaat uit alle de scheeps Hooft-beamptelingen. Met deeze magh een Kapitein, des noodt, besluiten, wat hem te doen staat, werwaarts te keeren, en wat te verrichten, wanneer hy alleen, en van zyn mede-makkers is versteken. Hier toe geeft men veeltydts den Kapiteins beslooten bevel-brieven mede, daar zy zich in noodt van hebben te dienen. Hy maakt zich gevreest, en bemindt: stelt goede ordre, dat spys en drank gerechtelyk aan de maats, en na den eisch, werde uitgedeelt, en duldt niet dat het volk de zelve byzonderlyk beware: ieder doet hy zyn spys, als men rantzoen, of spysmaat, uit reikt, zuiver houden, en belet dat de zelve wech geworpen of verkocht wort. By tydt van ziekte doet hy alle quartieren het Schip binnen- en buitenwaarts reinigen. Laat niet toe dat iemandt, om zyn byzonder gebruik, licht ontsteke. Bandt strooy, en hooy uit de kooijen: doet ook zomtydts by nacht lantaernen, die wel dicht geslooten zyn, op den overloop hangen, doch meest by de beting. Als hem vreemde Oorlog-scheepen ontmoeten, neemt hy het punt van eer wel in acht, lossende bussen over en weder. Hy draaght goede zorgh dat wakkere mannen in zyn scheeps-dienst kryght, daar hy op vertrouwen mag, sterk en grof, van bequamen ouderdom, en ervaren in zaken van de zee. Wat onheilen onervaren volk in een scheeps-strydt by gebraght heeft, leeren ons de oude voorbeelden van Xerxes, Heraclius, en veel andere hedendaaghsche. Zeker vermaart Vloot - vooght zeide een maal, liever te willen veghten met matroozen die heel vroom, of die heel godtloos waren, als met de geene die tusschen beide zyn; want de vroome zyn bereidt te sterven, en ontzien de doodt niet: zoo ook de godtloozen, welke duivel, of hel, niets achten: maar die half en half zyn, durven aan de man niet, want zy voor het sterven te veel schrikken. Hy kiest vrye voor gehuwde. Men twist-redent, wat dienstiger is te scheep, volk van eene landtaart te hebben, of gemengt. Zommige behaagt het, dat al 't volk van hunne landts-luiden zy. Andere, die wel den meesten hoop maken, nemen alle landtaart aan, zonder onderscheidt: 't geen, myns bedunkens, te pryzen is; want dus werden veele t'zamenrottingen voor gekomen. Zoo dra de tonnen achter uit zyn, of ook wel eerder, doet hy ordre stellen, waar ieder man ter tafel zal gaan, voegende gelyke in aanzien, en die best over een komen, by elkander. Zeven of acht mannen eeten t'zamen aan een bak. Eer het veghten aangaat, by tydt van rust, moet ieder weten waar hy geplaatst zal zyn wanneer het op een veghten gaat. Hy weert alle godtloosheden, ook dobbelen en speelen, en verbiedt vloeken en zweeren. Zoo'er een Predikant scheep is, laat hy het volk ter behoorlyker tydt de predikatie hooren: des morgens en des avondts laat hy in 't openbaar het gebedt tot Godt spreken: laat Psalmen zingen, en Godts woort by een Voor-leezer eerbiedelyk voor leezen, als ook wel gedrukte predikatien. By tydt dat men landt, of vyandt, is vermoedende, houdt hy steedts een uitkyk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 472]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de steng. Laat ook wel toezien, dat alles klaar is tegen veghtens tydt: doet en-ter-dreggen vast maken, die in de boegh-spriet hangen, en met yzere kettingen aan de betings vast zyn: laat ook schoot en raas vangen, muizen op de masten onder de rakken leggen, en zout op den overloop strooijen, om vaster te staan. Voor 't geveght schenkt hy de maats een dronk wyn, om hen moedt te geven, en moedight hen in 't geveght aan. Hy geeft last, dat het Schip in 't slaan overal wel genat is, en dat water-balien en brant-zwabbers by alle de stukken klaar staan. By andere landt-aart worden varsche beeste-vellen klaar gehouden, om brandt te weeren. De schotten worden dan ter neder geleght, en al wat splinters moght veroorzaken, of het slaan verhinderen, geweert. De plaatzen van afgestorven beamptelingen verziet hy met andere, uit zyn volk, die des waerdigh zyn. Als men overvloedt van volk te scheep heeft, kan men een gedeelte op de scheeps-bodem doen verwylen, tot dat men huns noodigh heeft. De Kapiteins op Staten Oorlogh-scheepen moeten al het koks en kajuits gereedtschap verzorgen, daar zy gezetten loon voor genieten: ook zoo alle de kaerssen, dwylen, zwabbers, enz. Zy moeten ook bezorgen dat de soldaten, zoo wel als de matroozen, behoorlyk verdeelt zyn, om in tydt van strydt ieder op zyn bestemde plaats te komen, waar toe biljetten met hunne namen by 't geschut, en elders, werden geplakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Instructie voor de Kapiteinen, te water dienende, by den Staat ter neder gestelt al in den Jare 1629.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 473]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Luitenants zyn de tweede beampten te scheep: deeze gebieden in 't afzyn van den Hopman, en moeten alle twist onder het volk weeren. Zoo daar een Predikant scheep is, staat het hem toe, twee maal ter week, by toelaten van weêr en windt, Godts woort in een predikatie den volke voor te houden, daar in hy naerslelyk ieder zyn plicht moet voor leggen. Hy leght zich meer op een godtzalige oeffening, als aan zware twist-punten op te lossen: bestraft op 't alder-hooghste het zweeren, vloeken, en alle ongebondentheden, die te scheep veel in zwang gaan: moedigt het volk aan, wanneer het op een stryden gaat: troost de verwonde, en kranken: berispt ten allen tyden de maats, als hy ongeregeltheden ziet: bewaart de kruit-kamer in 't gevegt. Deeze wort onthaalt aan de tafel van de Kapitein, en heeft zyn verblyf in de hut, of galdery. Hy trachte, dat van zyne gemeente niet gezeght kan werden, 't geen Plato eertydts van de scheepelingen zeide: Zy zyn grof en ongemaniert. Hier om verfoeide Plinius de vinders der scheepen, en schip-vaart. Hy stelt hen het gestadige gevaar voor oogen, en wekt hen dus tot vroomheit op. Zonder alle onheil, zegt de Poëet, is men te scheep maar drie of vier vingers breedt van 's doodts gevaar. En Bias, de wyze, twyffelde, of men de geene die te scheep voeren onder de dooden of onder de levenden behoorde te tellen. Op Scheepen daar geen Predikanten zyn, wert Godes woort van Voor-leezers den volke voor gedragen: deeze gaan ter disch by minder amptelingen. Op Koopvaardy - scheepen dient de Schipper, of Stuurman, de maats voor Prediker, met alle zedigheit, en Christelyke iever, waar toe hy schriftelyke gebeden voor alle noodts-tydt mede voert. De Luitenant is de voorspraak van het volk by den Kapitein: hy werdt afgezonden wanneer daar iets van gewighte buiten scheeps-boort te bestellen is, zoo wel te lande, als aan andere Scheepen in zee. Na de Luitenant volght de Schipper in waerdigheit. Deeze moet op het Schip, en alle scheeps - behoeften, passen, ontfangt de zelve, en reikt die uit den geenen die des noodigh hebben tot dienst van het schip: hy draaght zorge dat het schip tydelyk gereinight werdt, met spoelen, en anderzins: doet alle tuigen smeeren, en teeren, na den eisch, en op zyn bescheide plaatze stellen. De Luitenant, en Schipper, wyzen het volk de plaatzen aan, waar hare kisten zullen staan, en slaap-plaatzen zyn: of zy zoeken die zelve mede wel. Op 's Landts Oorlogh-scheepen behelpt zich de gemeene man meest in hang-makken, onder 't verdek en den overloop. De Officieren gebruiken vaste kooijen in kamers, ieder daar hy bescheiden is, na waerde, en zyn ampt. Op Koopvaardy-scheepen worden zelden andere als vaste slaap-plaatzen gebruikt. Niemandt van 't gemeene volk vermagh zich des nachts t'ontkleeden, zelfs niet de schoenen uit te trekken. De Luitenant, en Schipper, voeren uit de beveelen van den Kapitein, die zy uit zyn eigen mondt ontfangen, 't zy zy het volk zelve zulks aandienen, of dat weder door minder Officieren laten verrichten: zy moeten passen op het water halen; en toezien, als de maats schaffen, dat alles geschiktelyk in 't werk gaat, en ieder zyn gerechte deel ontfangt. De Schipper neemt acht, dat de scheeps-deelen, zoo losse, als vaste, niet verwaar-loost, of bedurven werden: deeze, zoo wel als de Luitenant, moeten letten op hunne hooft-wachten, dat de glazen wel gekeert werden, windt en weêr waarnemen, en hun gissing, van hoe veel het Schip afgeloopen heeft, aan de Stuurman over geven, die zyn bestek daar uit maakt, en gist waar dat men is, 't geen deeze twee ongehouden zyn te doen. Doch op zommige Scheepen neemt de Stuurman, met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 474]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zyn Onder-stuurman, dit werk alleen waar, en beraadtslaagt, des noodt, met de Schipper, of die welke het Opper - hooft is. Voorzightige Luitenants, en Schippers, houden evenwel ieder hun loops rekening, en bestek, in 't byzonder, 't geen men met dat van de Stuurman vergelykt, om een gemeen waar bestek uit deeze alle te vinden. Zy houden de matroozen steedts in 't werk, met het Schip te spoelen by warmte, vleghten van servings, spinnen van Schiemans-garen, enz. By harde windt waakt alle man. Deeze volght de Stuurman, die op het roer moet passen, en steedts den Kapitein aanbrengen, waar hy het Schip vermeint te zyn. Een naerstigh Stuurman moet zyne dagh-registers, en gissingen, in geschrift houden; weshalven dienstigh is, dat nacht en dagh, in alle quartieren te scheep, op een ley, t'elkens aangetekent werdt, hoe de windt, stroom, en ty veranderen, mitsgaders alle bejegeningen, den loop betreffende, op dat den Stuurman eens daaghs zyn gissing te bequamer kan maken. Als een Stuurman, of Schipper, ziet dat zyn Schip los is, en niet vast in elkander geslooten, ombindt hy 't zelve, by storm, Ga naar margenoot+met kabels, of touwen, (gelyk boven reets gezeght is, dat oulings by de Romeinen mede wiert gedaan) op dat, de einden by elkander blyvende, het niet kome te vergaan. Dit is gedaan, in 't Jaar 1679. aan een Oorlogh-schip, de Burgh van Leiden genaamt, waar mede den Kapitein omtrent anderhalf millioen, in Stukken van achten, uit Cadix tot Amsterdam braght. By zware storm, en onweêr, wanneer men geen boots kan uit zetten, en dat het eene Schip het ander te verpreijen, of te spreken heeft, 't zy ook als men een Schip ziet zinken, en dat'er geen middel is om de menschen te behouden, als met zoo een Schip aan boort te klampen, is het ampt van een goet Stuurman, voorzightelyk aan boort te leggen, 't geen bequaam kan geschieden met het hangen van ledige vaten aan die zyde van het Schip daar men enteren zal, waar tegen het stoot, en afstuit, als ook de rondt-houten wel vast te gorden. Een goet Stuurman moet dikmaal het loot uit werpen, in welke oeffening onze landtaart zeer verzuimigh is, en van de Engelschen verre in naerstigheit werden overtroffen: weshalven daar door menigh Schip komt te blyven, zoo als met voorbeelden zoude konnen betooght werden. Hy moet dan doen volgens dit spreek-woort: Die een goede Loots wil zyn, spaart loot noch lyn. De winden moet hy op het oogh weten te onderscheiden, en hare namen kennen, zoo als zy hier neven staan. In tydt van storm, als men vreest dat het stuur aan stukken moght geslagen werden, zyn de Stuurlieden gewoon, in volle zee, het zelve vast te binden, en het Schip dus te laten dryven: welken te raden is, dat zy het liever by vier of vyf mannen laten houden, zoo, dat het bewegelyk blyft; want aldus zal het roer minder gevaar loopen van verbrooken te werden, dan of het vast stondt; of als men 't vast maakt, moet het ten minsten eenigh speelen hebben. By hardt weêr moet een goet aantal mannen aan 't roer staan, met talien, die op de roer-pen vast zyn, stuurende. Na de mate van de wint doet een Stuurman de zeilen minderen, en vermeerderen, beginnende van de bovenste af; schiet en verhooght de stengen, naar gelegentheit van 't weêr, als hy op anker leght. Hy verzorght dat by hardt en nat weêr alle luiken, en openingen, wel dicht geslooten zyn. Wanneer hy gedwongen is de masten te kappen, zal hy, ten anker leggende, de fokke-mast, en bezaan, zoo lange houden als het moogelyk is. Zeilende kapt men zelden, of nooit, de masten, 't en zy de zelve over boort waaijen. Aan anker leggende, worden de masten gekapt, uit zorgh dat zy het touw zullen doen breken, en 't Schip op strandt zetten. Het landt schouwt hy by onweêr, zoo veel moogelyk is, en als men daar niet boven kan, werpt men het anker: 't geen Seneca van de Stuurluiden in zynen tydt al zeide, Nautae (zeght hy) in tempestatibus terram timent: dat is, De zee-luiden schroomen by storm het landt. Een goedt Stuurman behoort mede weêr-wys te zyn, en aan Zon, Maan, en het hemelsche gewelf, goet of quaat weêr te voorzien. Indien de Maan op den vierden dagh na dat die vol geweest is helder bevonden wert, houdt men dat het de geheele volgende maandt goetachtigh weêr zal zyn, volgens het zeggen van d'oude Egyptenaren: zoo de zelve roodt bevonden wert, betekent het harde windt: indien zwart, regen. Wanneer de hoornen van de Maan stomp en ruigh vertoonen, zulks betekent regen, en windt. Op een kring om de Maan volgt gemeenlyk wint, en dat van die kant daar hy het helderste is. Donkere Maan betekent regen, roode Maan windt, en klare Maan schoon weêr. Zoo men in 't opgaan van de Zon zeer roo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 475]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stralen bevindt, zulks betekent windt, regen, of mist. De Zon 's avondts roodt, geeft op den volgenden dagh goet weêr. Dikke wolken om de Zon, in 't opgaan, beduidt dat dien dagh koude staat te volgen. Wanneer de Zon in 't onder gaan zich blank vertoont, volght 's nachts veeltydts regen, en windt. Als de Zon achter een rook gevlakt op komt, of maar half schynt, dan staat 'er regen te verwaghten. Zoo de Zon, een weinigh op geweest zynde, van achter een wolk stralen schiet, dat bediedt regen, of 's Winters hagel, en sneeuw. Als de dageraat bleek en helder is, volght mooy weêr. De Zon vuurigh onder gaande, geeft 's morgens veeltydts Ooste windt: met vlakken, en vuurigh, harde windt, en regen. Een Regen-boog in 't Zuiden bediedt regen, in 't Oosten mooy weêr. Voor-tekens van regen zyn blixem in 't Noorden, en donder in 't Oost of West: het laeg vliegen, en piepen der zwaluwen: het slaan der ravens met hare wieken: het geschreeuw van kraaijen: als ook een water scheppende hoos. Maar het flikkeren der Sterren, klare en heldere nacht, en lucht zonder wolken, geeft aangenaam weêr. Als het hardt waaijen zal, ziet men de zee heftigh bewegen, en hardt aan schieten: ook wel de rygers hoogh in de lucht vliegen: de meeuwen na 't landt steken, met gepiep en geschreeuw: ook de Sterren met lange staerten verschieten, of, om beter te zeggen, ontstekingen in de lucht voort komen. Wanneer het water raast, en de baren hardt tegen 't Schip slaan, zonder dat men onweêr verneemt, betekent zulks dat in 't kort een storm zal volgen: ook zoo, wanneer men een geraas in 't water hoort. Als men de zee-honden by goedt weêr veel malen uit het water ziet springen, zulks betekent een onweêr, dat haast staat te volgen: deeze zwemmen gemeinlyk met de neus derwaarts daar de windt staat van daan te komen; van welke stoffe volmaaktelyk te leezen is by Plinius, Varro, en andere. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beveelen over de zeilen, zoo de zelve gemeinlyk uitgesproken worden, en by ons, uit de mondt der zee-luiden, opgetekent zyn.Als het Schip ter reede leght, het anker, en het touw gewonden zyn, by goede windt om t'zeil te gaan, dan spreekt de Stuurman in volgende zin: De windt is ruim en goet; laat vallen de fok, stoot het voor- en groot mars-zeil uit, maakt de bezaan los, en laat hem hangen in de gey, ook de blinde, en 't kruis-zeil, breedt de blinde, maakt los de boven-blinde, ook het voor- en groot bram-zeil, hys al de by-zeilen voor en achter in top, en zetze kant: geeft op de fokke-hals, en haalt de schooten achter aan de anker-stok. Hy doet het groot zeil in de bandt houden; want aldus zal het Schip recht voor de windt voortgang maken: en als dit groot zeil by stont, zouden de voor-zeilen blint leggen: ook kan men met de voor-zeilen het Schip beter stuuren. Alle de schooten worden wel voor gehaalt, en de zeilen laat men alle in top staan. Als 't een frisse koelte begint te waaijen, spreekt en beveelt hy aldus: Haalt neer het voor- en groot bram-zeil, neemt de boven - blinde in: los de boven-blinde-schooten, en haalt de gey-touwen voor: neemt het voor-bram-zeil in, en dan mede het groot bram-zeil, ook zoo het kruis-zeil: los de bram-zeils schooten, laat gaan de bram-zeils boelyntjes, haalt de bram-zeils gey - touwen voor: brast de bram-zeils raatjes recht, en neemt al de rest van kleine zeilen in. By scherpe windt laat hy de loef fokkeschoot vieren, de loef-brassen lossen, de blinde optoppen, het schover-zeil los maken, de fokke-hals toezetten, de loef-brassen los maken, de loef-schoot los smyten, de ly-schooten aanhalen, de halzen toe-reiten, de groote hals toehalen, de groote marsse loef-bras los doen, en de groote schoot aanhalen. Scherpt of schraalt de windt noch meer, dan doet hy de blinde in nemen, en de blinde ree aan brassen, en recht toppen: daar na de blinde schooten lossen, de blinde gey-touwen voort halen, alles wel beleggen, en vast maken: het groot boelyn doet hy in 't blok leggen, en uit halen: insgelyks laat hy de groote marsse-voor-marsse- en fokke-boelyns uit halen: de bezaan laat hy vallen, en by halen, om te beter by de windt te zeilen: hy doet de ly-brassen aanhalen, en laat aldus zoo dicht by de windt stuuren, als het bequaam vol en by kan zeilen. In het opkomen van een styve koelte, spreekt hy op deeze wyze: Zwight het wandt, neemt het voor-mars-zeil in, los de ly-bras, smyt de boelyn los, bras te loef-waart aan, los de ly-schoot, haalt de gey-touwen voor, bras wakker op de steng, uit het slagh, geef op u loef-schoot. Als de zeilen beslagen zyn: brast recht de marsse-raa, en schiet dan het loopend goet. In een storm, als de mars-zeils in zyn, en als men zal byleggen, dan werdt het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 476]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wandt met scheer-lynen gezwight. Het ly-wandt leght gemeenlyk los: dit geschiedt om de masten over-eindt te houden. Het wandt-zwighten geschiedt door scheer-lyntjes, en zwight-servings: ten halven van de mast worden hier toe de scheer-lyntjes aan 't wandt gedaan, en boven by 't rak leght men de zwigt-servings. Dan spreekt de Stuurman: Gey op de lye-schoot, gordt op aan ly, steek op de fokke-hals, los de fokke-boelyn: gordt op te loef-waart, bras recht de fokke-raa, beslaat de fok: strekt het fokke - kardeel achter de handt, en aldus komt deeze in 't hol: stryk neer de fokke-raa, en haal aan de bezaans-schoot. In een grooter storm beveelt hy aldus: Maakt het geschut over al wel vast, duuwt het roer aan boort, bolt de bezaan, en laat het dryven. In storm wert voor goet gehouden, een spriet, of raa, met zyn zeil, en kogels daar in geworpen, achter aan in zee te doen zinken, en na sleepen: dit, meint men, zal een vasten voortgang veroorzaken, en het om zynde water eeniger maten stillen; doch alzoo ik, dies aangaande, geen eigene ondervindinge hebbe, zal dit enkelyk ter neder stellen, zonder het zelve te verzekeren. My is ook bericht, dat men in harde storm, en wanneer eenigh Schip dreight te stranden, zeer dienstelyk zeilen, met zwaarte daar in, doet in zee dalen, en onder water zakken, 't geen het Schip zyn voortgang merkelyk zoude stuiten, en vervolgens een geruimen tydt het stranden beletten. In een vliegende storm, als men geen zeil voeren kan, dan spreekt een ervaren Stuurman op volgender wyze: Gey op de ly groote schoot, staat klaar by de gordings, stryk neer de raa, haalt de gordings voor, steek op de groote hals, gey op de groote schoot, los de groote boelyn, brast de raa recht, beslaat het groot zeil, bolt de bezaan, en haalt aan de bezaans-schoot. Het groot zeil wort by storm een voet of twee gezet, en de buik van 't zeil met een zwight-serving voorzien. Als hy het Schip te loefwaart wil doen laveeren, en de windt Noorden is, doch de koers Noord-Oost, gebiedt hy aldus: Haalt de stuur-boorts hals toe, smyt los de loef-brassen, brast aan de ly-brassen, haalt de loef-boelyns uit, haalt de bezaans- en groote schoot dicht aan 't gat, stuurt dan vol en by, zoo dicht by de windt als 't moogelyk is. Hoe leit het aan? West-Noord-West? een quade windt: Duuw niet hooger op, niet hooger: Hoe leit het aan? Zuid-West? Maakt klaar om te wenden, en als men koers, of streek, kan houden over de andere boegh, zoo wendt: Benje klaar? Als 't Godt belieft: Niet hooger, houdt vol, geeft het Schip vaert, op dat het wenden magh, leght het roer in ly, daar voor wenk aan, viert uit de fokke-schoot, los de ly-fokke-bras, los het mager-mannetje, brast aan de voor-zeilen, steekt op de groote hals. Als de windt van vooren komt: Laat gaan het zeil, brast aan de brassen, ruk of het zeil, haal toe de groote hals, haal aan de groote schoot, geeft op de fokke-hals, los de loef-schoot, haal toe de fokke-hals, haal aan de ly-brassen, haal uit of vest de boelyns, en de schooten dicht aan 't gat: steek door de bezaan, en stuurt zoo dicht by de windt als men kan: niet hooger. Hoe leit het aan? Noord-West? niet hooger: viert uit de groote en bezaans schoot, maakt los de ly-brassen, en houdt zoo streek recht heen: de windt is breedt, viert noch wat uit van de groote schoot, los de boelyns, brast aan de loef-brassen: geidt de bezaan op, maakt los de blinde. By mooije koelte, en dat de windt van achteren komt: Steekt op de hals, en haalt de groote en fokke-schoot aan: breet de blinde, en zet al de zeilen recht voor de windt. Als het zoo dicht aan de windt komt, dat het over staagh zoude raken, en als men met bak-boorts halzen toe zeilt, zeght hy aldus: Duuwt het roer te bak-boort dicht aan boort, los de bezaans schoot, breek de fokke-schoot kort in, haalt de fokke- en marsse-bras dicht aan. Zoo het schynt over staagh te willen, en het op zyn gat of achter uit deist: Leght over het roer, haalt de fok verkeert, los de fokke-boelyn, los het mager-mannetje, haal uit de ly fokke- en marsse-boelyns: en als het weer slaags-wys is, zoo laat men de zeilen zetten als die gestaan hebben. Als men tegens dank over staagh raakt, of een uyl vangt, en dat men met stuur-boorts halzen toe zeilt, spreekt hy aldus: Leght het roer dicht aan stuur-boort, (dit geschiedt om dat het Schip, met de zeilen op de mast leggende, achter uit zeilt) gey op de bezaan, los de groote boelyn, met de groote marsse-boelyn, steek uit de groote schoot, bras de achter-zeilen recht, en houdtze zoo leevende. Als de windt dwars aan bak-boort in komt: Leght over het roer, maakt los de fokke-boelyn, los het mager-mannetje, steek op de fokke-hals, steek uit de fokke-schoot, rukt de fokke-hals wat toe, bras de fokke-raa aan stuur-boort dicht aan, en haalt de fokke-schoot kort aan. En als de windt dan recht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 477]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van achteren komt: Steekt op de fokke-hals, laat de fok recht loopen, haal aan de bezaans schoot, vier af de loef groote brassen, haal aan de groote schoot, zet toe de fokke-hals, haal zoetjens aan de fokke-schoot, zet de zeilen by de windt, vest boelyns, belegh schooten en brassen, moet het roer wat, en zoo is 't vol en by, neemt het zoo recht waar. Als'er iemandt uit een ander Schip aan boort te komen heeft, laat hy zyn Schip een weinigh achterwaarts schieten, door het maken van klein zeil, en voorwaarts, als iemandt van boort aan een ander Schip varen zal. Voorzightigheit en kennis van een goet Stuurman werdt hooghnoodigh vereischt wanneer men slaat, om een Schip aan boort te leggen, of daar af te geraken; de zeilen zoo te bestieren, dat men iemandt kan inhalen, of ontvlieden, en boven de windt komen. In het heetste van 't geveght bindt men die zeilen in, welke het meeste werk geven, en het minste tot den voortgang doen. Een vyandt znl hy onder de windt doen voorby gaan, als hy kan: en zoo ook iemandt die minder is in aanzien. Wanneer men jaght maakt, beveelt een verstandigh Stuurman, dat het volk zich stil houde; want zulks helpt den loop van 't Schip. Hy laat hen ook voor, achter, of ter zyden staan, na het Schip op deeze of geene plaats zwaarte vereischt, om in even-wight te zyn, en wel te zeilen. In ruime zee, voornamentlyk by nacht, doet hy 't Schip om een streek windts of twee niet licht wenden, om alle onheilen voor te komen. De Stuurman laat geen anker vallen, voor dat de zeilen in zyn; want het anderzins, by hardt weêr, om het touw te doen is. Als men met een geheele vloot gelykelyk ten anker komt in een haven, of daar reedts veele Scheepen aan anker leggen, moet de Stuurman, en ieder dien 't gebiedt op een Schip bevoolen is, zorge dragen, dat het anker in goede schik wort geworpen, te weten, den ander niet te na, niet te dicht of te verre van de wal, of ook niet in eens anders stroom, maar wel geschokkeert. Het is betamelyk, dat, wanneer het hardt begint te waaijen, gelykelyk uit alle Scheepen bot geviert wort, op dat d'een den ander niet op 't lyf, of touw, zakke. De Scheepen behooren zoo verre van elkander geankert te leggen, dat'er, by door gaan van het touw, ruimte genoegh over blyft om andere ankers te konnen doen toe gaan. Insgelyks is zeer dienstigh, als de Scheepen ten anker leggen, hare rees langs scheeps te kaaijen, om de minste windt-vang te hebben, en als het gebeurt dat de Scheepen elkander op 't lyf raken, door de uitstekende rees niet te verwarren, gelyk veeltyts gebeurt; want met gekaaide rees konnen de Scheepen bequamelyk schavielen. De Scheepen aan twee ankers voor vloet te leggen, wordt zeer dienstigh geoordeelt; doch men heeft naerstelyk acht te slaan, dat de touwen malkander niet komen te vylen. Ieder Schip zal twee of drie streken uit des anders stroom alderbest geankert worden. Het is mede dienstig dat geankerde Scheepen hunne stengen schieten. Na een storm ziet de Stuurman na den toestandt aller scheeps-touwen, en maakt aantekening hoe de zelve best staan om wel te zeilen. Als een Schip op gront raakt, en zitten blyft, is het zomtydts dienstigh daar aanstondts gaten in te hakken, en water in te laten loopen, op dat het niet barste, maar behouden blyve: dit te doen, of te laten, staat aan het verstandigh oordeel van een Stuurman. Het is zomtydts een dienstige zaak, dat men, alleen door zee zeilende, zich aanstelt als of men veghtens zin hadde, schoon men het zelve mydt, om een vyandt af te schrikken, 't zy by nacht te vuuren, gelyk een Schip van oorlogh doet, of by dagh op den vyandt aan te zetten, en na hem streek te houden, doch onderwylen den voortgang des Schips te beletten, met zich te gedragen of'er iets van boven neder wiert gezeilt, of gebrooken was, of wel met iets achter uit te sleepen, dat verhinderinge by brengt. Zeer aardigh deede den Heer de Ruiter, wanneer hy noch Schipper was, zyn Schip vet besmeeren, waar door hy den enterenden vyandt deede struikelen, en zoo af sloegh. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het ampt der Stuurluiden, zoo op Oorlogh- als Koopvaardy scheepen, meest ontleent uit Snellius, Tycho Brahe, Nierop, Lastman, en andere kloeke mannen.Een goet Stuurman moet voor eerst de platte en klootsche driehoeks - rekening wel verstaan: hy moet kennis hebben van den loop der hemel-lichten, als van de Zon, Maan, en vaste Sterren, ook hare lengte en breedte wel konnen berekenen: hy moet de graad-boogh, en het astrolabium, in het hooghte meten, wel weten te gebruiken, om door de gevonden hooghte, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 478]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en evenaar-breedte der hemelsche lichten, de polus hooghte, of der plaats daar men is, zyne evenaar - breedte te vinden: hy moet het Compas, en des zelfs mis-wy-zing, wel verslaan, om een begeerde koers wel aan te treffen: hy moet goede gissing konnen maken van de vaert des Schips, om daar door, als ook door de koers, en gevonden breedte, een vast bestek in de Pas-kaarten te maken, (welke Kaarten de Portugeezen zeggen een vondt geweest te zyn van Henricus, Johannis zoon, Koning in Portugal) en te besluiten op wat lengte men gekomen is: hy moet de gelegentheit der landen weten, wat gronden hier of daar gevonden worden, wat inhammen, banken, en ondiepten, hy in zyn wegh te ontmoeten heeft, om daar door alle gevaar te schuwen: eindelyk, hy moet de ty-rekening, de passaat - winden, de stroom-kaveling, en damp - heffingen, wel verstaan, om zoo alle voordeelen waar te nemen, en alle tegenspoeden, zoo veel doenlyk is, te myden. De beweging van de hemelsche lichten werdt in deezen onderstelt tweederhande te zyn, te weten, een dagelyksche, en een eigene. De dagelyksche beweging, die om de pool van den evenaar geschiedt, is, om eigentlyk te spreken, geen beweging der hemels-lichten, maar een beweging van den gantschen hemel, met zich voerende alle lichten, daar in staande, na de stelling van Ptolomeus: of is een rolling van de aarde, welke aan ons al wat buiten ons is doet schynen te bewegen, na de stelling van Copernicus. Van welk verschil hier te spreken, zoude buitenspoorigh zyn: zullen ons derhalven vernoegen met de schynbare beweging, dewyle die ons begeeren genoeghzaam kan voldoen. Deeze dagelyksche beweging volbrengt zyn loop in een weinigh minder als 24 uuren, te weten, zoo veel tydts minder, als'er van nooden is om de Zons eigen loop, door de dagelyksche beweging, in een dagh te doen, welke geschiedt in omtrent 4 minuten tydts; want, by voorbeeldt, de Zon, heden met een Star gelyk in 't Zuiden zynde, zal morgen 4 minuten later in 't Zuiden komen als de Star. De eigen beweging der hemelsche lichten geschiedt elk byzonder. De Zon loopt om een uit-middelpuntig rondt, zoo dat de zelve de eene tydt verder van ons af is als de andere; en dit is de oorzaak (schoon de Zon altydt even ras voort gaat) dat hy nu trager en dan rasser schynt voort te gaan: zyn omloop voldoet hy in de tydt van een jaar, dat is, in 365 dagen, 5 uuren, en 49 minuten, zoo Tycho Brahe zeit. De Maans loop is even-eens als de Zons loop, uitgenoomen dat de Maan zyn om-loop doet in een maandt, dat is, in omtrent 30 dagen. De vaste Starren loopen eenparigh, met een zeer langzame gang, te weten, in 100 jaar, 85 minuten. Deeze eigen beweging geschiedt niet om de evenaar, maar om de polen der ecliptica; waar van by anderen, die hun loop, en ongelyk-heden, ten vollen ophalen, breeder is te zien. Door de Ga naar margenoot*taanronts lengte, en breedte der Starren, vindt men haar evenaar lengte en breedte aldus: Laat c d het taan-ront of d'ecliptica zyn, a b den evenaar,e de taanronts as, en f de evenaars as, g de Lent- ofte Herfst-snee, h de Star, h k de taanronts breedte, d k de taanronts lengteschil tusschen de Star en 't begin van Cancer of Capricornus, aldus heeft de klootsche driehoek e f h drie bekende palen, als h e f even aan k d, e f 23 grad. 30 min. en e h de Ga naar margenoot*scheel-booghs hoek-maat van h k, hier door vindt men h f, dit van 90 afgetrokken, rest h i, de evenaar-breedte; desgelyks vindt men de hoek a f i, of i f b, dat is i b, voor d'evenaars lengte-schil, tusschen de Star en 't begin van Cancer of Capricornus, daar uit men dan lichtelyk de evenaar-lengte des Stars vinden kan. De lengte en breedte der voornaamste Starren dan alzoo berekent zynde, en een Tafel daar van gemaakt, kan voor een langen tydt dienen. De Zons loop ook verstaan zynde, zoo kan men lichtelyk, 't zy uit de Tafelen in de Star-kundige boeken, of anders, des Zons plaats in het taanront, of d'ecliptica, vinden. Dit bekent zynde, om dan daar door de Zons evenaar-lengte en breedte te zoeken, zoo gebruikt men de volgende klootsche driehoeks metinge: Laat c d d'ecliptica of het taanront zyn, e des zelfs as, a b den evenaar, f zyne as, g de Lente- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 479]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ofte Herfst-snee, h de Zon, zoo heeft men in de driehoek g h i drie bekende palen,
namentlyk de hoek g i h recht, de hoek h g i van 23 graden 30 minut. te weten, de grootste afwykinge der ecliptica van den equinoctiaal, of evenaar, en de zyde g h, de af-stant van de Lente- ofte Herfst-snee; hier door vindt men h i, de begeerde evenaar-breedte, ofte de Zons declinatie, en g i, de lengte-schil tusschen de Lente- of Herfst-snee en de Zon, daar uit dan de begeerde evenaar-lengte volght. Deeze evenaar - breedte van dagh tot dagh gezocht, en in ordre gestelt zynde, tot vier achter - een volgende jaren, en zulks om 't schrikkelen, zoo heeft men bequame Tafelen van de Zons evenaar-breedte, welke voor de Stuurluiden hoog-noodigh zyn, gelyk onder wert vertoont. Deeze Tafelen moeten zomtydts vernieuwt worden, anders zoude daar een merkelyk feil uit ontstaan. De order daar men deeze Tafelen na stelt, is deeze: In de eerste kolom zet men de dagen der maandt: in 't bovenste van d'andere kolommen zyn de maanden des jaars gestelt: en onder ieder maandt staat neffens elke dagh hoe veel graden en minuten dat de Zons evenaar-breedte op die tydt is. Maar men moet weten dat de Zon van den 21sten Maert tot den 22sten September benoorden den evenaar is, en anders bezuiden, diens verandering met de letter N ofte S te kennen wort gegeven. Wanneer ghy in deeze Tafelen de Zons evenaar-breedte begeert te zien, zoo moet ghy weten het hoeveelste jaar dat het na 't schrikkel-jaar is, 't welk aldus bevonden wort: Trekt van de jaren onzes Heeren die men schryft 1600, en deelt de rest door 4, het overschot toont het getal der jaren na 't schrikkel-jaar, en zoo daar niets rest, dan is 't een schrikkel-jaar: wetende dan het hoeveelste jaar dat het na 't schrikkel-jaar is, zoo zoekt in de Tafel van zulk jaar u maandt en dagh, de gemeene hoek toont de begeerde Zons evenaar-breedte. Komt in aanmerking, dat deeze Tafelen, berekent zynde, by voorbeeldt, op de middagh-linie van Amsterdam, de zelve dan ook op deeze middag-linie wel gestelt zyn; maar beoosten of bewesten Amsterstam is'er eenigh verschil, om dat de Zon daar vroeger of later aan de middagh-linie komt, en daar om ook een minder of meerder evenaar-breedte heeft. Om dit te verhelpen, zoo zeght: 360 (de geheele omloop) geeft het verschil der lengte tusschen de plaats alwaar men is, en daar de Tafelen gerekent zyn, hoe veel het verschil der evenaar-breedte van dien dagh? komt het verschil der evenaar-breedte op de gestelde plaats; dit gedaan tot d'evenaar-breedte in de Tafel, als ghy bewesten Amsterdam zyt, en de Zons evenaar-breedte vermeerdert, of als ghy beoosten Amsterdam zyt, en de evenaar-breedte vermindert, of, in tegendeel, dit afgetrokken van de Zons evenaar-breedte in de Tafelen op dien dagh, komt of rest de Zons evenaar-breedte op dien dagh op de gestelde plaats. Desgelyks ook, berekent de Zons evenaar-lengte van dagh tot dagh een geheel jaar door, en stelt dit in order op een Tafel, hier door kan men weten op wat tydt een gegeven Star aan het middagh-ront komt; want als de Zons evenaar-lengte bekent is, en daar beneffens de evenaar-lengte van de Star, om dan de tydt te vinden wanneer de Star aan het middagh-ront komt, zoo trekt de Stars evenaar-lengte van de Zons evenaar-lengte, of indien de Zons evenaar-lengte minder is, zoo doet'er eerst 360 graden by, zeght dan: 360 graden geeft 24 uuren tydts, hoe veel de gevonden rest? komen de uuren en de minuten waar in die Star na de middagh aan 't middagh-ront komt. Voorder moet een Stuurman zoo dikmaals als het moogelyk is de hooghte meten, by daagh by de Zon, en 's nachts aan de Starren: welke meting het alderbe-quaamste met de graad-boogh geschiedt, hoewel zommige ook het astrolabium en de hoek - boogh gebruiken. Om deeze werk-tuigen met verstandt te gebruiken, zoo is het noodigh dat men verstâ hoe de zelve gemaakt worden. Het astrolabium, en de hoek-boogh, zyn van zich zelfs licht te verstaan, alzoo die maar gelyke deelen of graden begrypen, waar om alleen spreken zal van de graad-boogh; deeze werdt aldus gemaakt: Laat a b, in de volgende figuur, de stok zyn, a c de helft van een der kruissen, rechthoekig op a b, a d even aan a c, en getoogen c d, die het vieren-deel rondts a e f (uit het middel-punt c beschreeven) in e door snydt: deelt dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 480]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
e f in 90 gelyke deelen, en trekt uit c, door de punten der deelingen, rechte linien, tot de linie a b, en door deeze middel zal a b na begeeren in graden gedeelt worden: ook zoude men door deeze wyze de graden in minder deelen konnen verdeelen. Aldus zal men met d'andere kruissen insgelyks doen, en alzoo zal de stok wel gedeilt zyn. Dit zelve zal men volmaakter konnen doen, nemende a c voor rechthoeks hoek-maat, a d voor raak-linie van 45 graden, en voor de eerste graad voorby d raak-linie van 45 grad. 30 minut. voor de tweede van 46 graden, voor de derde van 46 graden 30 minut. voor de vierde van 47 graden, voor de vyfde van 47 graden 30 minuten, en zoo voorts. De getallen op de stok staande zyn tweederley, de eerste beginnen van de naaste deelen aan 't oogh-punt met 0, 5, 10, enz. deeze getallen wyzen aan hoe verre het gemeten licht van het top-punt af staat: de tweede beginnen daar met 90, en verminderen geduurigh met 5, als 85, 80, 75, 70, enz. en wyzen aan hoe veel graden de Zon, ofte Star, boven den horizont verheven is. In 't gebruiken van de graad-boog moet men wel acht nemen dat men zich gewenne het oogh-eindt aan de buiten-kan van 't oogh, water-pas met het zelve, te zetten, en zoo verre na buiten, dat de uitmiddel-puntigheit tegen de draaijing van 't oogh magh gestelt worden. Wanneer dan met de graad-boogh de hooghte der Zonne, ofte van eenige Star, schynbaarlyk wel genoomen is, zoo moet men de Zons hooghte effenen van deeze drie onevenheden, namentlyk van de Zons verscheen-zicht, van de damp-heffing, en van de hooghte des ooghs boven de vlakte des waters, waar door de kimmen onder het water-pas schynen. De Starren zyn deeze onevenheden mede onderworpen, uitgenoomen dat de zelve, door haar groote veerheit, geen verscheen-zicht hebben. Door het verscheen-zicht schynt de Zon 31 secunden laeger dan zy waarlyk is, wanneer de zelve 80 graden boven den zicht-einder verheven is; en 1 minut 1 secunde laeger, wanneer zy 70 graden verheven is, volgens deeze Tafel.
De damp-heffing is, als in deeze Tafel wert vertoont, volgens Tycho Brahe.
Hoe veel de kimmen onder het water-pas schynen, wort in deeze volgende Tafel getoont, te weten, als het oogh 8/10 van een voet boven de vlakte des waters is, schynen de kimmen 1 minut onder het water-pas, en zynde 3 3/10 voet boven de vlakte des waters, dan schynen de kimmen 2 minuten onder 't waters opper-vlak, enz.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 481]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De schynbare Zons hooghte dan gevonden zynde, zoo zal men de ware aldus vinden: Laat, by voorbeelt, het oogh 20 voeten boven de vlakte des waters zyn, en de schynbare Zons hooghte 10 graden 15 minuten, nademaal, het oogh 20 voeten verheven wezende, de kimmen 5 minuten beneden het water-pas schynen, zoo trekt 5 minut. van de gevonde 10 grad. 15 min. blyft noch 10 grad. 10 minuten: ziet dan in de Tafel van de damp-heffing, en vindt, zoo de Zon 10 graden boven den horizont is, dat de zelve 10 minuten hooger schynt; daar om trekt 10 minuten van 10 graden 10 minuten, blyft noch 10 graden: eindelyk, ziet in de verscheen-zichts Tafel, als de Zon 10 grad. boven de aardt-kloots horizont verheven is, dat het verscheen-zicht van 2 minuten 57 seconden is, daar om doet die tot 10 graden hooghte, komt 10 graden 2 minuten en 57 seconden voor de ware Zons hooghte. Insgelyks, wanneer een Stars hooghte gemeten wort, zoo moet van de gevonden hooghte getoogen worden de kimmen onder het water-pas, met de damp-heffing, en als dan zal de ware hooghte blyven. Dit zoo zynde, om dan door de gevonden ware hooghte des Zons, ofte van eene der Starren, in 't middagh-rondt zynde, wiens evenaar-breedte bekent is, de breedte der plaats daar men is te vinden, moet men weten dat het aardtryk en de zee te zamen een kloots rondt lichaam zyn, welkers middel-punt ook het middel-punt des gesternden hemels-kloot gestelt wort, en de as des aardt-kloots stelt men een deel van de as des evenaars te wezen, zoo dat de as-punten des aardt-kloots (uit het middel-punt des aardt-kloots gezien wezende) recht op de as-punten des evenaars wyzen. Uit eene van de aardt-kloots as-punten een groot rondt des aardt-kloots beschreeven zynde, zoo is het zelve rondt over al 90 graden van de as-punten des aardt-kloots verscheiden, zoo dat dit middel-rondt des aardt-kloots recht onder den evenaar is, en zoo veel als den evenaar beneden het top-punt is, zoo veel is men ook buiten het middel-rondt des aardt-kloots. Hier uit volgt, dat de breedte van ieder plaats even zoo veel is, als den evenaar beneden het top-punt der zelve plaats is, door dien de breedte des aardt-kloots van 't middel-rondt gerekent wort, en dat men eenige plaats op zoo veel graden en minuten breedte zeght te wezen, als de zelve bezuiden of benoorden het middel-rondt op de linie is. Om voor eerst dan te spreken van de Zon, daar in staan aan te merken drieder-hande voorvallen. Ten eersten, als de Zon tusschen het top-punt en den evenaar is. Ten tweeden, als den evenaar tusschen het top-punt en de Zon is. Ten derden, als het top-punt tusschen de Zon en den evenaar is. Als de Zons breedte noordelyk is, en het top-punt benoorden de Zon, zoo is de Zon tusschen het top-punt en den evenaar: desgelyks is de Zon tusschen het top-punt en den evenaar, als de Zons evenaar-breedte zuidelyk is, en het top-punt bezuiden de Zon. Doet in zulke voorvallen de Zons evenaar-breedte tot de boogh des Zons van het top-punt, de somme toont op hoe veel breedte ghy bent, na die zyde daar de Zon niet geschooten wordt. Tot voorbeeldt, laat l k a i h den horizont betekenen, d het top-punt, d f h het middagh-rondt, a b f den evenaar, e de Zon, en e f de Zons evenaar-breedte: laat ook i b c k de aardt-kloot zyn, en b c de aardt-kloots breedte.Dit dus gestelt zynde, zoo blykt, als men tot de Zon van het top-punt d e doet de Zons evenaar-breedte f e, zoo komt d f of c b voor de begeerde breedte: welke breedte noordelyk is, zoo de Zon in 't Zuiden geschooten is, en de Zons evenaar-breedte noordelyk is: en welke breedte zuidelyk is, als de Zon na 't Noorden gemeten is, en de Zons evenaar-breedte zuidelyk is. Ten tweeden, als de Zons evenaar-breedte zuidelyk is, en de Zon in 't Zuiden veerder beneden het top-punt bevonden wort als de Zons evenaar-breedte is, zoo is den evenaar tusschen het top-punt en de Zon: desgelyks is den evenaar tusschen de Zon en het top-punt, als de Zons evenaar-breedte noordelyk is, en de Zon in het Noorden veerder beneden het top-punt gevonden wordt als des zelfs evenaar-breedte is. In zulke voorvallen zoo trekt de Zons evenaar-breedte van de Zons afstandt van het top-punt, de rest toont op wat breedte des aardt-kloots men is, na die zyde daar de Zon op de middagh niet en is. Laat, tot voorbeeldt, de volgende figuur bereidt zyn als de voorgaande, uit-genoomen dat de Zon e over d'andere zyde van f is: als men dan van d e, de Zons af-standt van het top-punt, de Zons eve- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 482]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar-breedte f e af trekt, zoo rest noch d f, het top-punt van den evenaar, dat is c b, de gezochte breedte; welke breedte noor-delyk is, als de Zon in 't Zuiden geschooten is, en anders zuidelyk. Ten derden, het top-punt is tusschen de Zon en den evenaar, als de Zons evenaar-breedte noordelyk is, en de Zon in 't Noorden minder beneden het top-punt gevonden wordt, als de Zons evenaar-reedte is: insgelyks ook, wanneer de Zons evenaar-breedte zuidelyk is, en de Zon in 't Zuiden minder van het top-punt bevonden wordt, als de Zons evenaar-breedte. In zulke voorvallen zoo trekt de Zons af-standt van het top-punt van zyne evenaar-breedte, de rest toont op wat breedte ghy zyt, na die zyde daar de Zon is. Laat wederom l k a i h den horizont of zight-einder zyn, d het top-punt, a b f den evenaar, e de Zon aan d'andere zyde van het top-punt, en k c b i den aardt- kloot: dit zoo zynde, blykt dan, indien men van de Zons evenaar-breedte e f af trekt de Zons af-standt van het top-punt d e, zoo rest noch d f, den evenaar van het top-punt, over een komende met c b, de aard-kloots breedte; welke breedte noordelyk is, als de Zon in 't Noorden geschooten wort, en anders zuidelyk. Maar als men ter plaatze is daar de Zon niet onder gaat, en dat men de hooghte neemt als de Zon op het laeghste is, zoo doet de Zons evenaar-breedte tot de Zons af-standt van het top-punt, deeze somme van 180 graden afgetrokken, zoo toont de rest de breedte der plaats daar ghy zyt, na die zyde daar de Zon gemeten wordt. By voorbeeldt, laat c h, in de volgende figuur, den horizont zyn, e het top-punt, e g h het middagh-ront, b a i g den evenaar, d de Zon, d b de Zons evenaar-breedte, en laat l k i m de aardt-kloot betekenen, en i k de gezochte breedte: indien men nu d e en d b t'zamen doet, zoo heeft men de boogh e d b, dit van b e g, of 180 graden, af getrokken, blyft e g, den evenaar van het top-punt, over een komende met k i, de begeerde aard-kloots breedte; welke breedte noordelyk is, als de Zon d na 't Noorden is, en anders zuidelyk. Wat belangt de wyze om door de Starren de breedte der plaatzen te vinden, zoo staat aan te merken, als men gemeten heeft hoe verre eenige Star bezuiden of benoorden het top-punt is, dat men dan in alle manieren handelt met de evenaar-breedte der Starren, gelyk hier boven met de evenaar-breedte der Zon gehandelt is. Maar door dien het gebruikelyk is dat men de Starren die veel evenaar-breedte hebben, en na by de pool zyn, haar evenaar-breedte van 90 graden trekt, en de rest (die de af-standt der Starren van de pool, of evenaars as, aanwyst) gebruikt, zoo zal niet ondienstigh zyn deeze Starren, met hare veerheit van de evenaars as, in een Tafel te stellen, gelyk de zelve in 't Jaar 1670 (volgens de taanrondts breedte en lengte van Tycho Brahe) bevonden zyn te wezen, waar na het gebruik der zelve wert aangewezen.
Om door deeze Tafel, en de gevonden hoogte van eene deezer Starren, de breedte der plaats daar men is te vinden, moet men aanmerken, dat de as-punts hooghte boven den horizont altyt even aan de boog van het top-punt tot aan de evenaars hoog- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 483]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ste punt is, en dien volgende ook even aan de breedte der plaats daar men is. In deeze metinge doen zich drie voor-vallen op. Eerstelyk, als men de hooghte deezer Starren gemeten heeft, wanneer zy op haar laeghste zyn: in zulken voorval doet men haar as-punts af-standt tot de gemeten hooghte, de somme toont hoe veel het noorder as-punt boven den horizont, of zight-einder, verheven is. Ten tweeden, als men de hooghte meet wanneer deeze Starren op haar hooghste zyn, en dat de gemeten hooghte meer is als de Stars as-punts af-standt, zoo trekt men haar as-punts af-standt van de gemeten hooghte, de rest toont hoe veel dat de noorder as-punt boven den zight-einder verheven is. Ten derden, als de hooghste standt deezer Starren bevonden wordt minder te zyn als de zelve Stars as-punts af-standt: in zulken voorval trekt men de gemeten hooghte van de Stars as-punts af-standt, de rest toont hoe veel het noorder as-punt beneden den zight-einder is, dat is, op hoe veel graden zuider breedte men is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeeldt op het eerste voorval.Laat d a k den horizont zyn, h het top-punt, a c i den evenaar, f het noorder as-punt, f h i k het middagh-ront, f d de as-punts hooghte, e een Star, staande onder de pool op zyn laeghste, en eindelyk e f de Stars as-punts af-stant. Zoo men dan tot de gemeten hooghte d e, de as-punts af-stant e f doet, zoo komt de as-punts hooghte d f, welke even aan h i is, om dat d h en f i even groot zyn, en elk 90 graden; dan van ieder afgetogen de gemeene boog f h, de resten, te weten d f en h i, zyn even: maar h i is even aan de aardt-kloots breedte b c, daar om is ook de as-punts hooghte d f even aan de aardt-kloots breedte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeeldt op het tweede voorval.Laat wederom de beteikening van deeze figuur als vooren zyn, alleen dat de Star e op zyn hooghste is, en boven de pool. Hier blykt wederom, dat, trekkende de as-punts af-standt f e van de Stars hooghte d e, de rest toont de as-punts hooghte d f. Maar indien de Star aan de andere zyde van het top-punt, als in g, bevonden wiert, zoo zal men de hooghte g k van 180 graden af trekken, de rest is voor de boogh g f d, hier van de as-punts af-standt f g, blyft voor de gezogte as-punts hoogte, f d. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeeldt op het derde voorval.Laat c a h den zight-einder zyn, e het top-punt, b de evenaars noorder as-punt, g zyn zuider as-punt, en d de Star op zyn hooghste. Indien men nu van de Stars as-punts af-standt d b af trekt zyn gemeten hooghte c d, de rest toont hoe veel het noorder as-punt onder den horizont is, of hoe veel het zuider as-punt g daar boven is; want c b is even aan g h. Even-eens zal men ook met de Starren omtrent de zuider pool handelen. Dit zy dan zoo genoegh gesprooken van de vinding der aardt-kloots breedte. Nu staat noch iets van de Starren te zeggen, en voor eerst, hoe men de Starren aan den hemel magh leeren kennen, als haar evenaar-breedte en lengte bekent is. Hier voor is getoont op wat tydt eenige Star, op de gestelde dagh, aan 't middagh-rondt komt: en men houdt bekent de breedte der plaats daar men is, als mede de evenaar-breedte van de begeerde Star: daar om is ook bekent de plaats des Stars, op zyn hooghste zynde. Want als men op noorder breedte is, en dat de Star zuider afwykinge of evenaar-breedte heeft, zoo doet de breedte der plaats tot de Stars breedte, de somme toont hoe verre de Star bezuiden het top-punt staat, als die op zyn hoogste is. Of zoo ghy op noorder breedte bent, en de Star noorder evenaars-breedte heeft, die minder is als de breedte der plaats, zoo trekt de Stars afwyking van uwe breedte, de rest toont hoe verre die Star bezuiden het top-punt staat, als zy op het hooghste is: maar is de Stars noorder evenaar-breedte meerder als de noorder breedte der plaats, zoo trekt de breedte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 484]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der plaats van de Stars breedte, de rest toont hoe verre die Star, op zyn hooghste zynde, benoorden het top - punt staat. Desgelyks verstaat ook van plaatzen op zuider breedte gelegen, alzoo alles eveneens is, uitgenoomen dat men hier voor noordelyk genoemt heeft zuidelyk moet zyn, en het tegen-deel. Als men dan weet de tydt en hooghte der hooghste standt van de begeerde Star, en dat ghy de zelve wilt leeren kennen, zoo stelt u kruis op de graad-boogh, zoo verre van het oogh-eindt der stok, als die zelve Star van het top-punt moet staan; en op de tydt dat de Star op 't hooghste is, zoo ziet met de graad-boogh aan uw oogh, (het aangezight gekeert hebbende na de plaats daar de Star moet zyn) gelyk men hooghte meet, dan zal het boven-eindt van 't kruis u de begeerde Star aanwyzen. Ten tweeden, indien u de hooghte der as - punt onbekent was, of de evenaar-breedte der plaats, en ook de evenaar-breedte van de Starren, zoo kan men door deeze middel de zelve vinden: Neemt eenige Star die niet onder gaat, (ik neem in 't Noorden) meet de hooghte als de zelve op zyn hooghste, en ook als hy op zyn laeghste is, doet deeze twee gevonden hooghtens te zamen, de helft is voor de as-punts hooghte: en zoo men de as-punts hooghte van de Stars hooghte, als die op het hooghste is, af trekt, zoo toont de rest de as-punts af-standt van de gemeten Star, waar uit dan de evenaar-breedte der zelve Star volght. Ten derden, bekent zynde op wat breedte men is, zoo kan men door metinge de evenaar-breedte der Starren vinden, als de zelve op zyn hooghste zyn, gelyk door het voorgaande licht te verstaan is. Het dunkt my niet ondienstigh te zyn hier eenige voorname eigenschappen van het compas, en zeil-steen, in te lassen, daar een Stuurman naerstigh acht heeft op te slaan, als voor eerst van zyne mis-wyzinge. Wanneer een compas wel gemaakt is, en dat de naaldt op een goede zeil-steen wel gestreken is, zoo wyzen de einden der naalden op eenige plaatzen recht zuiden en noorden, op zommige plaatzen bewesten het noorden, 't welk noordwestering genoemt wordt, op andere plaatzen beoosten het rechte noorden, 't welk men noordoostering noemt. Hoe veel een compas noordwestert, of noordoostert, kan aldus gevonden worden: Het is kennelyk dat de Zons op- en ondergang even verre van het zuiden of noorden geschiedt, te weten op een zelve dagh, hoewel door het veranderen van de evenaar-breedte der Zon tusschen het op en onder gaan een weinigh verschil wordt veroorzaakt, maar dit is zoo weinigh, dat het niet te achten staat. Is het dan dat de Zon in 't op en onder gaan gepeilt, en bevonden wordt dat die even verre van de lelie onder gaat als de zelve gerezen was, zoo wyst het compas recht: en wordt de Zon in 't ryzen de lelie nader gepeilt als in 't onder gaan, zoo heeft het compas noord-oostering; maar wordt de Zon in 't onder gaan de lelie nader gepeilt als in 't op gaan, zoo heeft het compas noordwestering. Als dan de Zon benoorden het oosten op het mis-wyzende compas ryst, en ook benoorden het westen onder gaat, of bezuiden het oosten ryst, en bezuiden het westen onder gaat, zoo moet men de boogh tusschen de opgang en het oosten nemen, na het mis-wyzende compas, en ook de boog tusschen de ondergang en 't westen, trekkende de minste van de meeste, de helft der rest is de mis-wyzing van 't compas. Maar als de Zon benoorden het oosten ryst, en bezuiden het westen onder gaat, ofte bezuiden het oosten ryst, en benoorden het westen onder gaat, zoo moet men beide de peilingen, of de voorsz. bogen, tot malkanderen doen, de helft van de somme toont hoe veel mis-wyzinge het compas heeft. Het gebeurt dikmaals dat men door de dikheit der lucht de Zon in 't op en onder gaan niet wel kan peilen, by zulken voorval magh men 's morgens de Zons hooghte meten, en peilen ter zelver tydt als de Zon schynt, met een compas dat wel water-pas hangt. Desgelyks peilt de Zon 's avondts, als die wederom even op de zelve hooghte is, en handelt met deeze peilingen als hier vooren gezeght is. Merkt: Zoo men 's avondts de effene hooghte der Zon niet trof, die men 's morgens in 't peilen gehadt heeft, zulks zoude omtrent de middel-linie geen hinderlyk verschil in de mis-wyzing brengen, door dien de Zon daar styl ryst en daalt; maar daar het as-punt veel verheven is, zoude men, door weinigh feils in 't hooghte nemen, grooter feil in de mis-wyzinge hebben, door dien de Zon daar een vlakke gang heeft. Men kan deeze mis-wyzing wel door een peiling bekomen, als bekent is waar de Zon op of onder gaat. Hoe verrede Zon van het oosten op gaat, of hoe verre hy van het westen onder gaat, vindt men door deeze volgende regel: Gelyk hoek-maat van 90 graden, tot hoek-maat van de Zons evenaar-breedte, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 485]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alzoo sny-lyn van de as-punts hooghte, tot hoek-maat van de boogh des horizonts, tusschen het oosten en de Zonnen opgang, ofte het westen en der Zonnen ondergang Welke regel uit de klootsche drie-hoeken klaarlyk blykt. Merkt: Wanneer de Zons evenaar-breedte noordelyk is, zoo ryst en daalt de Zon benoorden het oosten of westen, en anders bezuiden. Als dan bekent is de wave opgang of ondergang der Zon, en door peiling gevonden is waar de zelve schynt, en op of onder gaat, zoo vindt men de mis-wyzing aldus: Als de ware op- of ondergang, en de gepeilde, beide zuidelyk of noordelyk van het oosten of westen bevonden wordt, zoo trekt het minste van het meeste, de rest is de mis-wyzing van 't compas. Maar als van de ware en schynbare op- of ondergang der Zonne de eene bezuiden en d'andere benoorden het oost ofte west is, zoo moet men de gepeilde opgang of ondergang tot de ware doen, de somme toont de mis-wyzing van 't compas. Merkt noch: Indien de Zon in 't opgaan nader aan de lelie gepeilt wort als de ware opgang, dan heeft het compas noordoostering, en anders noordwestering: desgelyks als de Zon in 't onderg aan nader aan de lelie gepeilt wort als de opgang, dan heeft het compas noordwestering, en anders noordoostering. Staat ook aan te merken, dat de Zon, aan den horizont zynde, door de dampheffing 34 minuten hoogh schynt te zyn; of het verscheen-zicht der Zonne in den horizont, te weten 3 minuten, afgetrokken zynde, zoo zal de Zon noch 31 minuten hoogh schynen te zyn, als de zelve waarlyk onder is: waar door eenigh verschil veroorzaakt wort, voornamentlyk als men de polen nadert; doch om dit te vergoeden, zoo zal men de peiling doen als de Zon 31 minuten boven den horizont schynt te wezen. Eindelyk, men kan, als de Zons hoogte bekent is, als mede de as-punts hooghte, en de Zons evenaar-breedte, door peiling de mis-wyzinge van het compas vinden. Laat a b, in de volgende figuur, den horizont zyn, a c b het middagh-rondt, c het top-punt, d het as-punt, g het Oosten of Westen, e de Zon, e c zyne af-standt van het top-punt, e d de Zons af-standt van de pool, welke aldus gevonden wort: zoo de Zons afwyking na de pool of 't as-punt is, zoo trekt zyn evenaar-breedte van 90 graden, en zoo die aan de andere zyde geweken is, zoo doet de Zons evenaar-breedte tot 90 graden, komt voor d e de Zons afstandt van de pool, en d c is de scheelboogh van de as-punts hooghte, eindelyk is e c de Zons af-standt van het top-punt;aldus heeft de driehoek c d e drie bekende palen, te weten, de drie zyden, en daar door vindt men de hoek e c d: deeze hoek meerder als 90 graden zynde, zoo trekt van de zelve de hoek g c b, die 90 graden is, blyft de hoek f c g, of de boogh f g, aanwyzende hoe verre de Zon op die hooghte waarlyk bezuiden het oosten ofte westen is; maar de hoek e c d minder als 90 graden wezende, zoo trekt die van de hoek g c b, zynde 90 graden, de rest toont hoe verre de Zon op die tydt benoorden het oosten ofte westen is. De ware Zons plaats dan gevonden, en de schynbare door peiling ook bekent zynde, zoo vindt men de mis-wyzing van 't compas, als boven geleert is. Men moet zeer goede achtinge nemen dat het peil-compas wel water-pas hangt, anders zoude de schaduwe der staande wyzer niet recht vallen, en hoe de Zon hooger ware, hoe het verschil grooter zoude wezen. Ten tweeden, moet de hooghte der Zon wel waargenomen worden, voornamentlyk daar het as-punt veel verheven is. Ten derden, is hier op de damp-heffing te letten, die men van de Zons hooghte moet aftrekken. De mis-wyzing der compassen dan gevonden hebbende, zoo kan men die vergoeden in volgender wyze: Indien ghy voor neemt een begeerde koers aan te treffen, en te bezeilen, met een compas dat (by voorbeeldt) een streek noordoostering heeft, en dat u koers (by voorbeeldt) zuid-oost moet zyn, zoo moet ghy zuid-oost ten oosten aan zeilen; maar indien u compas een streek noordwestering heeft, zoo moet ghy zuid-oost ten zuiden aan zeilen. Desgelyks doet ook met alle andere koerssen. Indien ghy een compas met een schuivende roos gebruikt, als de naalt noord-oostert, dan moet ghy de lelie zoo veel bewesten de naalt schuiven als de naalt na het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 486]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oosten getrokken is: dat is, indien u naalt 10 graden na het oosten getrokken is, zoo schuift de lelie 10 graden bewesten de naalt, dan wyst u compas recht: en als de naalt noordwestert, zoo moet ghy de lelie even zoo veel beoosten de naalt schuiven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volght op wat wyze de hoogh geleerde Cornelis van Beughem gevonden heeft de compas-naalt alzoo te leggen dat zy recht Noorden wyst, gelyk by het volgende af-schrift, door zyn Ed. aan my gezonden, is te zien.Als ik voor omtrent vyftien jaren alhier tot Emmerik een Zonne-wyzer wilde maken, zoo liet ik tot dien einde een paal in de aarde zinken, die bedekkende met een water-passe vlakte, waar op een gemeene compas-rooze, met een glas gedekt, dreef, na dat alvoorens buiten den omloop verscheidene cirkel-stukken uit het middelpunt der voorsz. compas-rooze kort aan een getrokken hadde. Dit dus vervaerdigt zynde, liet ik een subtyle naalt (na dat de zelve wel bestreken was) op zyn pin loopen, die dan, tot stilstandt gekomen zynde, my (zoo ik vermeende) het Noorden wees: als wanneer ik, om de rechte middagh-linie te vinden, ten Zuiden een dun koper-draat in de winkel-haak oprichte, de welke in de getrokkene ronden een schaduw gaf, merkende naauwkeurigh op deeze schaduws meeste verkorting; dit met een punt gemerkt hebbende, en ziende dat de schaduwe begon te verlengen, was my dit een teken van de rechte middagh-linie, als wanneer ik het zelve met een linie uit het middel-punt van 't compas betrok, en alzoo bevondt dat de naalt alhier op de middagh afweek 5½ graden. Dit quam my wel niet vreemt voor, als die dikwils van diergelyke afwykinge gehoort, geleezen, en bevonden hadde; maar liet myn gedachten gaan, of zulks niet zoude te verhelpen zyn, en of een naalt, op zyn draai-punt gezet zynde, niet zoude konnen deeze afwykinge voorkomen. Dit zag ik nu met deeze rechte naalt niet te doen, waar om op andere moest verdacht zyn, die dan verscheidene vervolgens liet maken, tot dat ik eindelyk, na veel zoekens, en hooft-brekens, eene vondt, die de gewenschte zaak vertoonde. Ik had al verscheide naalden laten maken, die niet gelukten, wanneer ik eene liet vervaerdigen met drie punten, waar van de eene het Noorden zoude vertoonen, en de twee andere daar toe zouden verhelpen: eerstelyk leide ik de zuidelyke staert, de zelve bestreken hebbende, op 15 graden wederzydts van 't Zuiden af, daar na op 30 graden; doch bevondt het vruchteloos te zyn, tot dat ik eindelyk de staerten op 45 graden leide, en met af en aan stryken van de magneet-steen de zelve zoodanigh bedwong, dat de lelie geen hair breedt van het Noorden af week, maar de rechte middagh-linie wees, die ik door het opgerechte koper-draat alvoorens gevonden hadde. Ik was verblydt over deeze vondt, die my scheen van groot belang te weezen: en om te weten of de zelve niet tot behulp van de zee-vaart zoude konnen dienen, liet ik dan een aldus bestrekene drie-staertige naalt onder een compas-rooze vast maken, niet met afwykinge, gelyk de gewoonte is, maar recht onder de boven gedrukte lelie gestelt, die dan zoo wel met als zonder het papier zyn werking op de gestelde middagh-linie deed, en vondt toen alzoo het middel, op wat wyze het Compas na de Zonne konde te recht gestelt werden. Ik daar na ziende in het voortreffelyke Werk van den geleerden Jesuit Ricciolus, genaamt Geographia & Hydrographia reformata, alwaar hy, onder andere, lib. viii. handelt van de magneet, en der zelver afwykinge, vondt daar, uit verscheide waarnemingen, een register aangetekent van by de duizent waargenomene afwykingen, zoo van 't een als 't ander landt, waar van zommige op 28, enop 30 graden waren. Hier uit is licht te vatten hoe een Schip, dat door geen recht Noord wyzende compas bestiert wort, kan om geleidt werden; daar in tegendeel door een altoos recht Noord wyzende compas de reize zekerder zoude gaan, en veel verkort konde worden. Dus verre gemelten Heer. Gelyk deeze vondt loflyk, en gantsch dienstigh is, zoo zoude de zelve meer volmaaktheit hebben, indien de eens geleide naalt, dryvende na 't Noorden, alzoo altoos op alle plaatzen de zelve standt hielt; 't geen (vermits de verscheidene mis-wyzinge, en veranderinge der zelve, die men op d'eene plaats minder en op d'andere meerder vindt) niet kan geschieden, 't en ware men over al in zee gelegentheit hadde van de middagh-linie te vinden, ende compas-naalde aldus daar na te konnen richten, gelyk de vinder heeft voor gestelt. Verstaan hebbende hoe men de mis-wyzing der naalt vergoeden magh, om daar door niet verleidt te worden, zoo moet men ook goede achting nemen wat koers dat men door 't water zeilt; en als men by de windt zeilt, of bol water heeft, wat koers dat men dan door 't water gist te behouden, 't welk men door 't peilen van het zogh, dat het Schip door 't water maakt, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 487]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
redelyk bemerken kan, om, zoo veel het moogelyk is, de begeerde koers te houden, en goede gissing te maken: want zoo het moogelyk was altydt een begeerde koers volmaaktelyk te bezeilen, dan zoude men (indien de koers niet recht oost of west was) door de veranderde breedte konnen besluiten op wat plaats men gekomen was; maar om dat het kompas een klein en teder werk-tuigh is, en voornamentlyk om de stroomen, en winden, die het Schip van zyn rechte koers af leiden, zoo is uit de koers geen vast besluit te maken, op wat lengte men gekomen is: doch men moet altydt zoeken goede gissing te maken wat koers men behoudt. Van de overige bezonderheden, die de compassen eigen zyn, zal niet veel zeggen, betreffende dit meer de makers der zelve, als den Stuurluiden, en zee-mannen, te weten, hoe het doosje moet geboort zyn, hoe de rooze gedrukt, hoe de naalde gestelt, en hoe de punt moet wezen daar hy op staat. Doch voor al dient een Stuurman kennis te hebben hoe men de naalde stryken zal; waar toe hy altydt ter zee een goede magneet-steen by zich behoort te hebben: Men strykt de naalt dan niet gelyk de messen gestreken worden, maar stelt de noord-pool van de steen op 't midden van de zelve naalt, en strykt hem zoetelyk tot het eindt, wel lettende, wanneer men voor de tweede maal vryft, dat men de zelfde pool niet te rug haalt langs de naalt, toaar haalt de steen hoogh op, en voeght hem dan weder op 't midden van de naalt, strykende weder, als vooren, tot den einde toe, daar men hem een weinigh kan stil houden tegen over het punt van de naalt. De roozen die op de compassen dryven, houden eenige een onnut werk-tuigh te zyn, en meinen dat het de drift van de naalt verhindert, willende, dat men de tekens der gewesten onder, en rondtsom aan de busse stelle, zonder eenige dryf-roos. Men weere van de compassen stof, vet, en lucht. De voornaamste zaak die in de konst der Stuurluiden voor komt, is, vastelyk te weten waar men is: dat is, dat men weet op wat breedte en lengte men gekomen is; want als men weet waar men is, zoo kan men lichtelyk weten wat koers men zeilen moet, om op de begeerde plaats te komen. Van de vinding der breedte is in 't voorgaande genoeghzaam gehandelt, zullen daar om kortelyk iets van de vinding der lengte laten in vloeijen. De plaatzen onder de middagh - linie, die over de Canarische eilanden loopt, werden gezeit op o graden van lengte te leggen, en van deeze middagh-linie wort meerendeels de lengte begonnen, tellende van daar na 't oosten, zoo dat de plaatzen die (by voorbeelt) 10 graden beoosten van onder die middag-linie leggen, gezeit worden op 10 graden lengte te leggen, en zoo voort met de andere. Eenige hebben door de mis-wyzing van het compas (gelyk eenighzins reedts gezeght is) willen besluiten op wat lengte zy gekomen waren; maar hoe onzeker zulks is, kan men genoeghzaam afmeten: want behalven dat men bezwaarlyk de mis-wyzing zoo naauw peilen kan, om tot zulk een gewightige zaak te gebruiken, zoo is ook niet bekent de ware mis-wyzing van deeze en geene plaats, noch ook op alle plaatzen onder een zelve middagh-linie is de mis-wyzing der compassen even-eens: waar uit genoeghzaam te besluiten staat, hoe onzeker deeze middel is. Andere hebben daar toe willen gebruiken uur-wyzers, zant-loopers, en andere werk-tuigen, die de uuren aanwyzen, de zelve op zyn uur stellende, als zy van een plaats, wiens lengte haar bekent was, af zeilden, waar door zy dan altydt wisten hoe laat het was ter plaatze daar zy van daan waren gezeilt; ook konden zy, door metinge, ter plaatze daar zy gekomen waren, weten hoe laat het daar was: uit het verschil des tydts dan beslooten zy, hoe veel dat beoosten ofte bewesten de plaats van waar zy af zeilden gekomen waren. Deeze middel zoude goet zyn, indien men dusdanige werk-tuigen konde toestellen, die de uuren volmaaktelyk aanwyzen: maar het is zeker dat zulke werk-tuigen niet wel gemaakt konnen worden, door dien het aldervolmaaktste werk-tuigh het weêr onderworpen is; want met te vochtigh of te droogh weêr werden alle werktuigen, die den tydt afmeten, veranderlyk bevonden: waar uit blykt hoe ongebruikelyk deeze maniere is; want het verschil van een kleine tydt zoude een zeer groote misslagh in de lengte veroorzaken. Zommige hebben hier toe de Maan willen gebruiken, aanmerkende dat des zelfs eigen loop de snelste is die men aan den hemel ziet, en dat die in een dagh omtrent 12 graden voorby een der vaste Starren loopt. Als dan de af-standt der Maan van een bekende Star gemeten was op een bekende tydt, dan rekenden zy op wat tydt, op een plaats wiens lengte bekent was, de Maan op die plaats quam: door het verschil deezes tydts wiert beslooten op wat lengte men was. Maar behalven dat de Maans loop tot deeze zaak niet snel genoegh is, zoo is de zelve zoo veel onevenheden onderworpen, dat noch niemandt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Maans loop te recht tot dit gebruik heeft na gespeurt. De Maan-eclipzen zouden wel eenighzins hier toe konnen dienen, indien zy volmaaktelyk konden uitgerekent werden, 't geen ons noch ontbeert; want in deezen heeft men de uitterste volmaaktheit van nooden: ook geschiedt zulks zoo zelden, te weten, maar twee of drie maal in 't gantsche jaar, en zomtydts noch onder onzen horizont, of zight-einder, dat dit mede niet dienstigh kan zyn. De omloopers van Jupiter schynen ons in deeze zaak wat goets te belooven, alzoo die ras om Jupiter heenen schieten, en dikmaals nu voor, dan achter de zelve komen: welke verschuiling en ontdekking waargenoomen zynde, op welke tydt dit geschiedt, en berekent op welke tydt het zelve geschiedt op een bekende plaats, zoo zoude men door 't verschil der tydt de begeerde lengte konnen vinden; maar door dien wy met ons gezight deeze omloopers niet konnen zien, en dat de verre-kykers, die wy tot noch toe hebben, niet bequaam zyn om tot deeze zaak in zee te gebruiken, zoo kan deeze manier voor als noch ons geen nut aan brengen tot het vinden van de lengte. Nademaal dan de vinding der lengte tot noch toe onmoogelyk geweest is, zoo moet men dan een andere vondt gebruiken, om (dewyle dat'er geen zekerheit is) by gissing te weten waar men is. In deeze gissinge heeft men twee dingen waar te nemen: Eerstelyk, wat koers men gist behouden te hebben, waar van wy hier vooren hebben gesprooken. Ten tweeden, de veerheit die men gist gezeilt te hebben, waar van ons nu staat te handelen. Deeze gissing kan eenighzins door ervaringe geleert worden, voornamentlyk op korte vaar-waters, daar men weet hoe verre d'eene plaats van d'andere gelegen is, en dat men weet hoe veel weghs men met een gestelde windt en voortgang, in een gestelde vaert, kan loopen. Begeerende dan te weten hoe veel mylen 't Schip, met zoodanigen voortgang, in een etmaal zeilen magh, zoo zeght: Gelyk de gezeilde tydt tot de vertierde veerheit, alzoo de tydt eens etmaals tot de begeerde veerheit. Op groote vaar-waters magh men goede gissing leeren maken, als men met eenparige winden omtrent het Zuiden ofte Noorden zeilt, en dat men bequaam weêr heeft om alle dagen goede hooghte te nemen; want uit de verandering der breedte, en kennis van de koers die men zeilt, magh men bemerken hoe veel mylen dat men op die tydt gezeilt heeft. By aldien iemandt dan ook dagelyks wel gade slaat hoe veel vaert dat het Schip door 't water maakt, en onthoudt dat hy met zulken voortgang zoo veel mylen gezeilt heeft, als hy door de veranderde breedte, en gezeilde koers, bevonden heeft, zoo kan hy met der tydt goede giffing leeren maken. De oorzaak dat gezeit hebbe zulks waar te nemen zy als men omtrent het Zuiden ofte Noorden zeilt, is, om dat men daar voor een graad verandering der breedte weinigh mylen zeilt, en dat men daar om, uit weinigh dwaling, in de koers of hoogte begaan, geen hinderlyk verscheel in de gissinge hebben zoude. Men moet voor al achtinge hebben, hoe hoogh men boven de vlakte des waters is; want hoe men nader by het water is, hoe het Schip meer vaerts schynt te hebben. Die dan op eenigh Schip een tydt lang gevaren heeft, en daar na op een ander komt dat veel hooger ofte laeger is als 't voorgaande was, moet wel acht nemen dat hy door de verandering des oogs niet bedroogen wort. Gemerkt dat de voorgaande manieren, om goede gissing te maken, veel tydts om te leeren vereischt, en dat het door de verandering des ooghs, en anders, ons veel verleiden kan, zoo zoude het goet wezen dat een iegelyk de voortgang van 't Schip af mat, om door deeze metinge een evenredigh besluit te maken, hoe veel mylen dat het Schip met eenige voortgang in 't etmaal zeilen kan. Om dan zulke metinge te doen, zoo laat men een lyntje van fyne kerrel, of de beste hennip, bereiden, omtrent zoo dik als een reep-lyn. Men maakt ook een scheepje van licht droog hout, anderhalf voet lang, een handt - breedt hoogh, en twee vingeren breedt en wydt, voor heel scharp, om in 't ophalen licht na te volgen: men maakt een loode kiel daar aan, zoo zwaar, dat het scheepje ruim dryven kan. Dan maakt men het lyntje voor aan 't scheepje vast; ook maakt men een spruit aan 't lyntje, twee voet van 't scheepje, welk spruitje twee voeten lang moet wezen, en met een houte pennetje aan het eindt vast: men boort een gaatje in de zyde van 't scheepje, een duim breedt van het achter-eindt. Wanneer ghy nu het scheepje laat uit dryven, zoo moet ghy het houte pennetje in 't gaatje steken, op dat het scheepje dwars leggen magh terwyl het lyntje uit loopt; maar het pennetje moet niet te vast in 't gaatje geduuwt zyn, want het moet los gaan als het lyntje vast gehouden wordt, anders zoude het scheepje dwars blyven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leggen, en het lyntje zoude lichtelyk komen te breken, als 't hart voort ging. Dit alles bereidt zynde, zoo magh men 10 of 12 vadem van het scheepje af meten, om het lyntje zoo verre uit te laten loopen, tot dat het scheepje buiten de welling van 't zogh is, en stellen daar een merk, om van daar af rekening te maken. Men moet ook een zant-looper hebben, die 90 of 100 maal in een uur tydt kan uit loopen: in deeze zant-looper moet een koper pypje wezen, op dat de lucht daar door van het een in 't ander glas magh over gaan, door dien de zelve anders het zant in 't loopen belet. Dit alles gereedt hebbende, zoo neemt de gelegentheit waar, als ghy met een eenparige wint omtrent het Zuiden of Noorden zeilt, en dagelyks bequaam weêr hebt, om de hooghte te nemen. Neemt dan wel acht hoe veel mylen veerheit dat het verschil der breedte, tusschen d'een en d'ander middag, op u gezeilde koers bedraagt. Laat ook u scheepje uit dryven, houdende de zant-looper gereet, om die op het zelve oogenblik te keeren als het gezeide merk uit loopt, en houdt de lyn vast zoo haast als het glaasje uit is, merkt dan hoe veel lyns in die tydt uit geloopen is; de zelve gemeten zynde, zoo zeght: De gezeilde veerheit eens etmaals geeft zoo veel voeten en duimen uit geloopen lyns in de tydt van een glaasje; wat geeft een myl zeilens? de uitkomst toont hoe veel lyns dat'er in een glaasje uit moet loopen voor elke myl zeilens in het etmaal. Laat ons stellen dat'er in de uitkomst kome (by voorbeeldt) 10 voeten: om dan de lyn alzoo te teikenen, dat die t'allen tyden ons dienen kan om de voortgang des Schips aan te wyzen, zoo begint van het eerst gestelde merk, en meet van daar de gevonde 10 voeten, van het scheepje af, voor de eerste myl, stellende zoo vervolgens op elke 10 voeten een merk: stelt ook op elke vyfde merk een grooter merk-teiken, gelyk men de loot-lynen merkt, om terstondt te zien hoe veel lyns dat'er in een glaasje uit geloopen is. Als dit alles vaerdigh is gemaakt, en men begeert teweten hoe veel het Schip met een tegenwoordige voortgang zeilt, zoo laat het scheepje uit dryven, tot dat het glaasje uit is, gelyk gezeit is, zoo veel merken als dan in een glaasje uit geloopen zyn, zoo veel mylen is de voortgang van het Schip in 't etmaal. Merkt: Het kan gebeuren dat in 't begin ofte in 't einde van het uit loopen des lyns het Schip een schoffel van de zee te veel mede of tegen kryght; daar om is het goet dat men het scheepje altemets eens laat uit dryven, op dat men het verscheel behoorlyk middelen magh, 't welk aldus geschiedt: Tekent de langte der lyn, die ieder maal in 't uit loopen bevonden wort, en doet die te zamen, deelt dan de somme door zoo veel als ghy getallen t'zamen geaddeert hebt, de uitkomst toont hoe veel de gemiddelde veerheit van een glaasje is. Ook kan het gebeuren dat men in het waarnemen de hoogte zoo zeker niet heeft als het behoort, en dat men daar om ook minder of meerder veerheit gezeilt is als men meent, en volgens dien ook minder ofte meerder lyns voor elke myl zeilens uit loopen zoude als de rekening uitwyst; maar door dien 't geen men (in 't hooghte meten) den eenen dagh te veel heeft, den anderen dagh te weinigh krygt, zoo is het goet dat men 't zelve eenige achter een volgende dagen onderzoekt, op dat, indien men tusschen het eene en andere etmaal een weinigh onderscheidt in de uitlooping des lyns bevindt, men voor elke myl, door middeling, de ware maat magh krygen, 't welk aldus gedaan wort: Teikent de voeten, en duimen, die ghy in een iegelyk etmaal bevonden hebt dat de lyn in een glaasje voor elke myl uit loopen moet, telt die te zamen, en deelt dan de somme door zoo veel als ghy getallen t'zamen getelt hebt, de uitkomst toont hoe veel dat de middelbare uitloopinge der lyn in een glaasje voor elke myl bedraaght, die het Schip met eenige voortgang in 't etmaal zeilen magh. Men zoude de lyn ook aldus konnen merken, als men een zant-looper gebruiken wilde, die juist ettelyke malen, welke bekent zyn, in 't etmaal uit zoude loopen, dat is, wiens tydt van eens uit te loopen bekent ware. Volgens de ondervindinge van Snellius zoo begrypt een graad der breedte (dat is 15 Duitsche mylen) 28500 Rynlandtsche roeden, en een roede op 12 Rynlandtsche voeten gestelt zynde, zoo bedraaght een gemeene Duitsche myl 22800 voeten. Laat nu de zant-looper effen een hondertste deel van een uur loopen, dan zal die in 't etmaal 2400 maal uit loopen; dit zoo zynde, dan zegge ik: 2400 zantloopers geven 22800 voeten, (dat is de langte van een myl) wat geest 1 zant-looper? komt 9½ Rynlandtsche voeten: en zoo veel zal het Schip voort zeilen in de tydt van een glaasje, als het in 't etmaal een myl voortgang heeft, en zoo menigh myl als het Schip in 't etmaal zeilt, zoo menigh maal 9½ voeten zal ook het zelve Schip in de tydt van een glaasje zeilen. Insgelyks by aldien uwe zant-looper 95 maal in een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uur uit loopt, zoo zal men voor elke myl 10 voeten vinden. Maar of het gebeurde dat men ongestadigh weêr had in een zelve etmaal, en dat het Schip ook ongestadigh voort ging, zoo zoude men aldus de gezeilde veerheit in 't etmaal konnen vinden: Laat de lyn, als vooren, uit loopen, en ziet hoe veel mylen het Schip met ieder bevonde voortgang in 't etmaal zoude zeilen; neemt ook waar hoe veel tydts ieder voortgang duurt: dit bemerkt zynde, zoo vermenigvuldight een iegelyks voortgang met zyn tydt, en telt de getallen, die uit de vermenighvuldiging voort komen, te zamen, deelende de somme door de tydt eens etmaals, de uitkomst toont de gemeene voortgang, gelyk als, by voorbeeldt, in dit Tafelken getoont wordt.
Laat ieders voortgang in 't etmaal wezen, als in de eerste kolom geteikent is: de voortgang, die op ieder tydt geduurt heeft, neem ik zoo veel uuren te wezen, als in de tweede kolom staat: en ieder voortgang door zyn tydt vermenighvuldight wezende, komt gelyk in de derde kolom gestelt is. De getallen van de derde kolom tot malkander getek zynde, komt 696: de zelve gedeelt door 24 uuren, komt 29 mylen voor de gemeene voortgang des Schips in 't etmaal. Dus doet men met alderhande voortgangen, en tyden, die zulke onderscheiden voortgangen hebben, en zoo bekomt men de veerheit die het Schip in 't etmaal zeilt. Wanneer dan alzoo de gegiste koers, en veerheit, met alle moogelyke vlyt waargenoomen is, zoo gebruikt men die als de ware koers, en veerheit, daar uit besluitende, op wat lengte en breedte men gekomen is: en indien de breedte, die men door hooghte meten bevindt ter plaatze daar men gekomen is, met deeze gegiste breedte over een komt, zoo houdt men dat de koers en veerheit wel gegist is; maar zoo men verschil vindt, zoo is daar in gemist, het zy door't loopen der stroomen, of anderzins. Deeze fout wort dan aldus vergoedt: Men neemt de waargenomene breedte voor de ware breedte, en men behoudt ook de gegiste lengte voor de ware lengte; want daar is geen reden om te twyffelen aan de breedte die men door het hooghte meten bevindt, als men het zelve wel gade slaat: desgelyks is'er geen reden waar om men eerder oostelyker als westelyker, ofte westelyker als oostelyker, dan de gegiste lengte, is. Hoe men door gegeven koers, en veerheit, de breedte en lengte van de bezeilde plaats vindt, staat nu te volgen. Dewyl de aardt-kloot een kloots-rondt lichaam is, en dat een Schip, zeilende een bepaalde koers, alle middagh-linien met gelyke hoeken doorsnydt, zoo volght daar uit dat de streek, die een zeilendt Schip maakt, geen groot rondt is, 't en ware de koers Zuiden ofte Noorden strekte, of dat men in de aardt-kloots middel-lyn was, en dan zyn koers Oost ofte West nam; maar deeze streek, indien men buiten de linie is, en dat men Oost ofte West aan zeilt, zal een klein rondt zyn, wiens middel-punt een der assen des aardt-kloots is, gelyk zulks klaar genoegh van zich zelven blykt: en alle andere koerssen, tusschen het Zuiden of Noorden, Oosten of Westen, vallende, beschryven een krom-streek, of een spirale linie; dit kan afgenoomen worden uit deeze figuur. Laat l m n o de aardt - kloot zyn, n l den evenaar, of de linie, m en o de as-punten, of polen, m r o, m q o, m p o, m d o, enz. eenige middagh-linien, en laat r x y a b c t de streek zyn, die een Schip zeilt met een geduurige koers; dit dus zynde, zoo is het zeker, dewyle deeze streek alle middagh-linien met gelyke hoeken doorsnydt, dat is, dat de hoeken m r x, m x y, m y a, enz. even zyn, dat de streek r x y a b c t een krom-streek, of een spirale linie is, die altydt de as m nadert, maar nooit genaakt (wiskonstiger wyze gesprooken). Om dan de veranderde lengte en breedte te vinden, wanneer men een myl voort gezeilt is, zoo aanmerkt de driehoek r x q, waar in men drie bekende palen bevindt, namentlyk, de hoek r, zoo veel als de gezeilde koers buiten het Oosten of Westen is, de hoek q recht, en r x een myl ofte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 minuten; hier mede vindt men q x de veranderde breedte, en q r de veranderde lengte, voor een myl veerheit, als men van de linie af zeilt. Desgelyks, om de veranderde breedte en lengte te vinden, als men van x noch een myl voort zeilt, zoo aanmerkt wederom de driehoek x y z, die men bevindt even te zyn aan de driehoek r x q, daar om is dan de veranderde breedte y z even aan x q; dit gedaan tot x q, ofte y z, komt de veranderde breedte voor twee mylen veerheit y p: ook vindt men x z even aan r q te zyn; maar om dat x z een klein rondt is, zoo is de veranderde lengte van x z meerder als van r q: om deeze te vinden, zoo zeght: Hoek-maat van m x geeft de gevonde x z of r q, wat geeft hoek-maat m q van 90 graden? komt q p de veranderde lengte van de tweede myl; dit gedaan tot r q, komt de veranderde lengte voor twee mylen veerheit r p: en zoo vindt men voorders de veranderde breedte en lengte van drie, vier, vyf, enz. mylen. Merkt: men moet de driehoeken zeer klein nemen, anders zoude daar uit een merkelyke misslagh ontstaan, dewyle men kromme linien voor rechte onderstelt. Deeze veranderde lengte en breedte dan op alle streken, en van myl tot myl gevonden zynde, worden in een Tafel in order gestelt, en deeze werdt de krom-streeks Tafel genoemt. Maar deeze maniere is zeer moeijelyk, en doch niet volmaakt; ook kan de zaak met lichter moeite tot meerder volmaaktheit gebraght worden, 't welk geschiedt door de kaarten van de wassende graden, op volgende wyze: Als men in een platte pas-kaart de middel-lyns graden der langte hare eigentlyke maat geeft, en de zuiden noord-streken; die op een iegelyke breedte buiten de middel-lyn zyn, even-wydigh trekt, zoo veel boven haar natuur uitgerekt, als de hoek-maat van 90 graden meerder is dan de scheel-boogs hoek-maat der zelver breedte, gelyk uit het voorgaande is af te meten, en als men een iegelyke graad of minut der breedte mede zoo veel boven haar natuur, of eigentlyke maat, in evenredigheit vergroot, als de natuurlyke langte op die zelve breedte boven haar eigentlyke maat vergroot wort, zoo zal ook die platte pas-kaart met de wezentlyke gekromstreekte aardt - kloot over een komen. Om dan de grootheit van een iegelyke wassende graad te vinden, zoo telt de scheel-booghs hoek-maat der breedte, daar een iegelyke graad begint, tot de scheel-booghs hoek-maat der breedte, daar de zelve graad eindight, en noemt de helft der somme de middel hoek-maat van de scheel-boogh der breedte; dat bekent zynde, zoo zeght, voor een grondtregel, aldus: Gelyk middel hoek-maat der scheel-boogh van een iegelyke graad der breedte, tot hoek-maat van 90 graden, alzoo de grootheit van een gelyke graad der breedte, tot de grootheit van de zelve wassende graad. Maar recht-hoeks hoekmaat is middel evenredigh tusschen een gestelde booghs sny-lyn en zyn scheelbooghs hoek-maat, daarom zeght: Gelyk recht-hoeks hoek-maat, dat is 100000, tot middel sny-lyn van een gestelde breedte, alzoo de grootheit van een groot rondts minut, gestelt op 100000, tot een gestelt vergrootend minut, 't welk hier het getal der sny-lyn blyft. Hier zyn minuten gestelt, om dat, zoo men op graden zyn rekening maakte, de zelve eenigh verschil zoude onderworpen wezen. Zoo men dan de middel sny-lyn van een minut neemt, het zelve zal de vergrootende breedte van het eerste minut der aardt-kloots middel-lyn zyn; hier toe gedaan de middel sny lyn van 2 minuten, komt voor de vergrootende breedte van 2 minuten; hier toe wederom gedaan de middel sny-lyn van 3 minuten, komt de vergrootende breedte van 3 minuten, alles van de linie gerekent, en zoo voorts van minut tot minut in order gestelt zynde, zoo heeft men de Tafel der vergrootende breedte: doch om dat men gemeenlyk maar tiende deelen van minuten rekent, en hier een minut op 100000 deelen gestelt is, zoo snydt men, na het verzamelen der sny-lynen, de vier laetste letteren af, eer men die in de Tafel stelt. Om dan door deeze Tafel een kromstreeks Tafel te maken, zoo werkt men als volght:Laat a b een zuid- en noord-streek beteikenen, a d de linie, a c de gegeven streek, of koers, en a c een myl, of 4 minuten; dit aldus zynde, zoo zegge ik: Gelyk recht-hoeks hock-maat a g, tot de veer-heit a c, 4 minuten, alzoo hoek-maat, die de koers buiten het Oost ofte West is, te weten f g, tot het verschil der breedte c e. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Desgelyks, om het versehil der lengte te vinden, zoo zeght: Gelyk halve middellyn a i, tot de vergrootende breedte van de gevonden breedte c e, ofte a b, alzoo de raak-lyn, die de koers buiten het Zuiden ofte Noorden is, te weten i h, tot het verscheel der lengte b c, ofte a e, in tiende deelen van minuten. Even eens, nemende a c voor 2, 3, enz. mylen, ofte 8, 12, enz. minuten, vindt men het verschil der lengte a e, en der breedte a b: dit dan gerekent op ieder streek, zoo heeft men de begeerde krom-streeks Tafel. De Tafel van de Oost- en West-streek wort aldus gemaakt: Laat a b de linie zyn, a c een Zuid- en Noord - streek, b e een graad, d e zyn Ga naar margenoot*scheel-boogs hoek-maat; daar om zeght, als voor getoont is: Gelyk scheel-booghs hoek-maat van b e, te weten d e, tot recht-hoeks hoek-maat a b, alzoo 4 minuten, verscheel der lengte voor ieder myl veerheit in a b, tot de veranderde lengte voor ieder myl in d e. Of zeght, tot meerder lichtigheit: Gelyk recht-hoeks hoek-maat tot sny-lyn van b e, alzoo de veranderde lengte voor ieder myl in a b, tot de veranderde lengte voor ieder myl in d e. De veranderde lengte van een myl bekent zynde, zoo kan men door vermenighvuldiging de veranderde lengte van 2, 3, 4, enz. mylen krygen. Desgelyks zoo men d e voor 2, 3, 4, enz. graden neemt, zoo vindt men de veranderde lengte op die breedte als boven. Dit dan gevonden zynde, en in order gestelt, zoo heeft men de Tafel van de Oost-en West-streek. De orde der krom-streeks Tafelen is aldus: Boven aan staat de hoeveelste streek dat deeze Tafel is: in de eerste kolom staat de veerheit in mylen, van de linie af te rekenen: in de tweede kolom staat de veranderde breedte op die veerheit: en in de derde kolom staat de veranderde lengte. Het gebruik is dusdanigh: Wanneer (by voorbeeldt) gegeven is de streek, de veerheit, en de breedte van de plaats daar men af gezeilt is, zoo vindt men aldus de veranderde lengte, en de bekomen breedte: Zoekt in de Tafel van u gezeilde streek, in de kolom der breedte, u af gezeilde breedte, daar neffens zult ghy vinden een getal mylen, hier by doet u gezeilde mylen; behoudt ook de langte die ghy vindt neffens u af gezeilde breedte: zoekt dan voorders in de kolom der mylen dat getal mylen 't geen ghy door de voorgaande optelling bekomen hebt, daar neffens zult ghy, in de kolom der breedte, vinden op wat breedte ghy gekomen zyt; en trekt van de lengte, die ghy hier neffens in de kolom der lengte vindt, de voor behouden lengte, de rest toont de veranderde lengte: en door verkeerde werking kan men, wanneer andere palen gegeven zyn, de onbekende palen vinden. Doch dewyl men zulks genoeghzaam kan vinden alleen door de Tafel der vergrootende breedte, zoo is 't onnoodigh de krom-streeks Tafelen te maken: zal dan toonen hoe zulks wort gedaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Voorstel.Gegeven zynde de langte en breedte van twee plaatzen, om dan de koers en veerheit te vinden. Laat a d een Zuid- en Noord - streek zyn, a g een Oost- en West-streek, a en c de gegeven plaatzen, b c het verschil der lengte, en a b het verschil der breedte. Dit dus zynde, zoo zoekt het verscheel der vergrootende breedte aldus: Zoekt in de Tafel der vergrootende breedte de vergrootende breedte van a, als ook van b, en trekt de minste van de meeste, de rest toont het verschil der vergrootende breedte. Dit gevonden hebbende, zoo zeght: Gelyk het verscheel der vergrootende breedte, namentlyk a b, tot recht-hoeks hoek - maat a d, alzoo het verscheel der lengte, in tiende deelen van minuten, b c, tot d e, raak-linie van de hoek b a c, voor zoo veel de koers buiten het Zuiden ofte Noorden is. De koers en breedte dan bekent zynde, zoo zeght: Gelyk hoek-maat van 90 graden a d, tot het verscheel der breedte in minuten a b, alzoo sny-lyn des booghs a e, daar de koers buiten het Zuiden ofte Noorden is, tot de veerheit a c. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Voorstel.De breedte en lengte van de eene plaats, met de koers en veerheit, bekent zynde, om dan de breedte en lengte van d'andere plaats te vinden. Laat wederom a g een Oost- en West-streek zyn, a d een Zuid- en Noord-streek, a de plaats, wiens breedte en lengte bekent is, b a c de koers-hoek, en a c de veerheit. Dit dus zynde, zoo zeght: Gelyk recht-hoeks hoek-maat a f tot de veerheit a c, alzoo hoek-maat f h, die de koers buiten het Oost en West is, tot het verscheel der breedte c i: dit gedaan of afgetrokken tot ofte van de breedte der plaats a, komt de begeerde breedte der plaats b. Zeght wederom: Gelyk recht-hoeks hoek-maat a d, tot het verscheel der vergrootende breedte tusschen a en c, dat is a b, alzoo raak-lyn des booghs de, die de koers buiten het Zuiden ofte Noorden is, tot het verscheel der langte b c, in tiende deelen van minuten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Voorstel.De breedte van twee plaatzen, met de lengte van d'eene plaats, en de koers tusschen beiden, bekent zynde, om dan de lengte en veerheit van d'andere plaats te vinden. Laat deeze figuur even als de voorgaande zyn. Ik zegh dan: Gelyk recht-hoeks hoek-maat a d, tot het verschil der breedte a b, alzoo de sny-lyn van d a c, dat is a e, tot de veerheit a c. En gelyk recht-hoeks hoek-maat a d, tot het verschil der vergrootende breedte tusschen a en c, dat is a b, alzoo raak-lyn van b a c, dat is d e, tot het verschil der lengte b c, in tiende deelen van minuten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Voorstel.De breedte en veerheit van twee plaatzen, met de lengte van d'eene plaats, bekent zynde, de koers en lengte van d'andere plaats te vinden. Uit de bekende breedte, en veerheit der plaatzen, vindt men hoe veel de koers buiten het Zuiden ofte Noorden is, door deezen regel: Gelyk het verschil der breedte, tot hoek - maat van 90 graden, alzoo de veerheit, tot sny-lyn des booghs, die de koers buiten het Zuiden ofte Noorden is. Door de bekende koers, en breedte der plaatzen, vindt men de lengte, als in het derde Voorstel geleert is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Voorstel.De breedte van twee plaatzen, op een breedte leggende, en de veerheit bekent zynde, het verschil der lengte te vinden. Laat d e een groot ronts boogh wezen, als van het middel rondt des aardt-kloots, b het afgezeilde, en c het bekomen punt, op de breedte b d Oost en West van malkander leggende in een klein rondt, beschreeven uit het zelve middel-punt met de halve middel-lyn a b: de gezeilde veerheit is b c, eh het verschil der lengte e d. Zulke reden als nu de klein ronts half middel-lyn a b tot de groot ronts half middel-lyn a d heeft, zulke reden heeft ook de klein ronts boogh b c tot de groot ronts boogh d e; maar a d is recht-hoeks hoek-maat, en a b scheel-boogs hoek-maat van d b, daar om zeght: Gelyk scheel-booghs hoek - maat der breedte a b, tot recht-hoeks hoek - maat a d, alzoo de gezeilde veerheit b c, tot de veranderde lengte d e. Doch om dat recht-hoeks hoek-maat middel evenredigh is tusschen de sny-lyn van een gestelde boogh, en zyn scheel-booghs hock-maat, daar om zeght voor een gront-regel: Gelyk recht-hoeks hoek-maat tot sny - lyn der breedte, alzoo de gezeilde veerheit b c tot de veranderde lengte d e. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Voorstel.De breedte van twee plaatzen, op een breedte leggende, en het verschil harer lengte bekent zynde, de veerheit te vinden. Laat in de voorgaande figuur bekent zyn de breedte d b, of e c, en het verschil | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der lengte van de twee plaatzen b c, te weten d e; om dan de veerheit b c te vinden, zoo zeght, door verkeerde reden van het voorgaande, voor een grondt-regel: Gelyk recht-hoeks hoek-maat a d, tot scheel-booghs hoek-maat der breedte a b, alzoo het verschil der lengte de, tot de veerheit b c. Uit de voor verhaalde stellingen blykt dan klaar wat koers men zeilen moet, om tot een begeerde plaats te komen; en dat de konst der Stuurluiden tot de uiterste volmaaktheit zoude gekomen wezen, indien men op de koers, en veerheit, vast betrouwen moght. Wanneer men dan een reis aan neemt, moet men dagelyks een punt in de paskaart teikenen, en overleggen wat koers men behoorde te nemen, om alle ongevallen voor te komen. Men moet naerstig op de gelegentheit der landen, en ondieptens letten. Men moet ook dagelyks boek houden van de voortgang des Schips, stellende voor aan in de eerste kolom de dagh der maandt; in de tweede, de gezeilde streek; in de derde, de gegiste veerheit; in de vierde, de gegiste breedte; in de vyfde, de gegiste lengte; in de zesde, de bevonden breedte; in de zevende en achtste werdt gestelt hoe veel dat men door de stroomen oostelyker ofte westelyker gist te zyn gedreeven, als men bemerkt dat de stroom zekerlyk oostelyk of westelyk is; in de negende stelt men de mis-wyzing van 't compas; in de tiende, wat streek de wint gewaait heeft; en eindelyk in de elfde kolom, wat weêr men gehadt heeft; ook by wat plaatzen men gekomen is. Hier door zal men allengs de zee-vaart tot meerder volmaaktheit konnen brengen; want men zal kennis krygen van de passaat-winden, van de koers en kracht der stroomen, van de mis-wyzing der compassen, enz. De stroomen worden veroorzaakt voornamentlyk door de Maan, die de zee doet vloeijen en ebben, als ook door de winden: wy zullen van elks een weinigh spreken. Het is door ervarentheit bekent op wat tydt het volle zee is aan zommige plaatzen, te weten, op de tydt der nieuwe en volle Maan, het welke men in verscheide Tafelen aangeteikent vindt. Het is ook bekent dat de Maan, na zyn middel-loop, dagelyks 48 minuten verachtert, dat is ruim ⅘ van een uur. Zoo men dan de dagen na de nieuwe ofte volle Maan met 4 vermenighvuldight, en dit met 5 deelt, zoo toont de uitkomst hoe veel uuren het gety dien dagh later komt. Maar zoo iemandt het zelve nader begeerde, die zal rekenen hoe veel tydt de Maan later aan 't middagh-rondt komt als de Zon, op de begeerde dagh, ofte zulk verscheel des tydts in een dagh-tafel, daar toe berekent, zoeken, en 't zelve doen tot de tydt der volle zee op eenige gestelde plaats, de somme toont de tydt der volle zee. Tafelen op te halen, waar in de loop des waters in alle gewesten gemeldt werden, zoude van te langen omhaal zyn: late derhalven hier alleenlyk volgen zekere vaste grondt, waar na men bemerken kan den toestandt der ebbe en vloedt op eenige na by zynde en binnelandtsche plaatzen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De getyden van 't water, als de Maan nieuw ofte vol is, op de na volgende zee-plaatzen.Ten 6 uuren: voor Texel of Mars-diep, ter Goude, Bremen, en Hamburgh, als mede tot Beverwyk. Ten 7 uuren: Texel op de ree. Ten acht uuren: tot Wieringen. Ten 9 uuren: voor 't Vlie, Kolhorn, de Vriesche kusten, en voor de Eems. Ten 10 uuren: Eertswout, en Medenblik. Ten 11 uuren: tot Duinkerken. Ten 12 uuren: Enkhuizen, Groeningen, Embden, Delf-zyl, voor de Wezer en Elve, en tot Oostende. Ten 1 uur: Hoorn, Edam, Vlissingen, ter Veer, en Sluis. Ten 2 uuren: voor het Ty op Pampus, Monikkendam, voor de Maas, en Middelburgh. Ten 3 uuren: Amsterdam, Rotterdam, Dort, Zierikzee, en ter Goes. Ten 4 uuren: Zaandam, en Bergen op Zoom. Ten 5 uuren: tot Sparendam. Ten 6 uuren: als boven, als mede tot Antwerpen. Alle quartier Maans is 't op de gemelte plaatzen, op de zelve uuren, laegh water; daar om komt het hoogh water elke dagh 48 minuten, of ruim ¾ uurs, later. Dit moet een Stuurman wel in acht nemen, wanneer hy in eenige haven wil inloopen, of over eenige ondiepte zeilen, op dat hy door te weinigh water geen ongemaklyde. Merkt: Als de wint een wyl tydts uit het landt gewaait heeft, en daar na uit de zee komt, dan komen de vloeden vroeger, en de ebben later: en als de wint een wyl tydts uit de zee gewaait heeft, en daar na uit het landt komt, dan komen gemeenlyk de ebben vroeger, en de vloeden later als haar behoorlyke tyden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanmerkens waerdigh is het geene Ga naar margenoot+Q. Curtius schryft van de ebbe en vloedt der zee, die de scheepelingen van Alexanders vloot in d'uitgang der rivier de Indus ontmoeten, tot wien ik den leezer zende. Van de passaat-winden heeft men door ervarentheit dit volgende geleert: Van Nederlandt tot de Canarische eilanden zyn de winden veranderlyk: van de Canarische eilanden zuidwaarts heeft men gemeenlyk een noord-oosten passaat-wint: in January, February, en Maert, waait deeze passaat tot op 4 graden noorder breedte, daar den zuid-oosten wint begint; in April tot op 5 graden noorder breedte, daar den zuid-oosten wint begint; in May op 6 graden, in Juny op 8 graden, en in July op 10 graden noorder breedte, daar de zuidelyke wint begint; in Augustus tot op 11 graden noorder breedte, daar de zuidelyke en wel zoo westelyke wint begint; in September tot op 10 graden, daar de zuidelyke wint begint; in October tot op 8 graden noorder breedte, daar de zuidelyke en wel zoo oostelyke wint begint; in November tot op 6 graden, en in December tot op 5 graden noorder breedte, daar den zuid-oosten wint begint: tusschen deeze passaat-winden is de wint gemeenlyk ongestadigh. Deezen gezeiden noord-oosten passaat-wint waait ook van de Canarische eilanden tot de Caribische eilanden, en voort in West-Indien. Van Caap Florida na de Barmudes, en voorts na de Vlaamsche eilanden, heeft men veel westelyke winden. Op de kust van Angola heeft men geduurigh zuidelyke winden. Van Caap de Bona Esperance na S. Helena, Ascention, en voorts tot de Linie, waait de wint gemeenlyk zuid-oost. Op de kust van Brasil waait de wint van September tot Maert veeltydts oostelyk, of wel zoo noordelyk; en van Maert tot September, omtrent het zuid-oosten. Tusschen de 28 en 35 graden, zuider breedte, zyn veel veranderlyke winden. Bezuiden 35 of 36 graden, zuider breedte, heeft men gemeenlyk een westelyke passaat-wint; doch houdt in January, February, en Maert, geen vaste regel. Beoosten de Caap de Bonne Esperance heeft men, bezuiden 36 graden, zuider breedte, veel westelyke winden, die tot het Landt van de Eendracht toe waaijen, en hoe men zuidelyker komt, hoe deeze wint harder waait; doch in January, February, en Maert, heeft men omtrent de Caap de Bonne Esperance, en 100 ofte 200 mylen daar beoosten, veel veranderlyke winden, die ook dikmaals oostelyk waaijen. Beoosten Madagascar, de geheele Indische zee door, tusschen de 10 of 11 graden, en de 28 oste 30 graden, zuider breedte, heeft men een oostelyke passaat-wint. Tusschen de Linie, en de 10 of 11 graden, zuider breedte, waait de wint van April tot November oost ofte zuid-oost, en van November tot April westelyk, doch in December het hartste. Tusschen Madagascar en de kust Coffala begint het zuidelyk mousson gemeenlyk omtrent het midden van Maert. Op de kust van Magadoxa, Arabia, Persien, Suratte, Goa, Malabar, en over de gantsche zee benoorden de Linie, begint het zuid-west mousson gemeenlyk in April, en duurt tot het begin van October, met rouw weêr; en van October tot April waait de wint noord-oostelyk, met droogh weêr. Op de kust van Cormandel begint het noord-oost mousson gemeenlyk in October, of in 't laatste van September, ook wel in 't begin van November, en duurt tot d'eerste nieuwe Maan in January; als dan begint de landt-wint, uit den westen, noord-westen, en noord-noord-westen, te waaijen: deeze landt-wint heeft men de gantsche maandt van Januarius door, en maakt de waling of weiffeling van 't mousson, zoo dat de wint in Februarius breedt uit het landt en uit de zee waait: het zuidelyke mousson begint in Maert. Op de kust van Java, en de eilanden daar beoosten, rekent men het westelyke mousson van November tot April, en van April tot November rekent men het oostelyk mousson. In de Molukkes begint het zuid-oost mousson in April, en duurt tot October; en het noord-weste ofte noorder mousson begint in October, en duurt tot April: gelyk ook van Java noordwaarts, langs de oost-zyde van Sumatra, binnen banks door, na Jamby, en voorts door de Straat van Sabon, na Malacca: desgelyks van Poule-panjang na Patania, en Siam: als mede na China, Piscadores, en Japan. Bekent zynde hoe de passaat-winden waaijen, zoo kan men daar gissing op maken, om de reis op het spoedighste voort te zetten. Door deeze passaat-winden, en het ebben en vloeijen der zee, kan men ten deele overleg maken van de koers der stroomen. Tot voorbeeldt: Dewyl van de Canarische eilanden zuidwaarts een noord-oosten passaat-wint waait, zoo dryft de zelve het water zuid-west aan; en den zuid-oosten pas- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
saat-wint, die van Cabo de bone Esperance noordwaarts waait, dryft veel waters noordwest aan: zoo dat het water elkander omtrent de Linie, of tusschen de kust van Guinea en Brasil, ontmoet, en trekt ten deele om de Oost; maar het meeste water loopt om de West, en wort voorts na de noord-kust van Brasil, en Indie, gevoert. Merkt: De eb en vloedt verandert dikmaals dit gewoonlyk loopen des waters, en hier op is te letten; want als de Maans werking met de parssing der wint over een komt, en deeze beide het water op zetten, of neder drukken, dan valt de stroom snelder: doch op naauwe wateren werkt de Maan meest alleenigh, en daar worden de dagelyksche op gaande en mede gaande tyen gebruikt. Zal hier mede van deeze stoffe een einde maken, hoewel noch veel van de stroomen, en stuur-konst, te zeggen zoude vallen, dewyl d'ervarentheit in deeze zaak de voornaamste leer-meester is. Den Onder-stuurman staat het toe, den Stuurman behulpzaam te zyn, en hem te onderschragen in het werk: ook zoo den Derde-waak. Kleine Koopvaardy-scheepen voeren alleen eenen Stuurman, maar zware Scheepen twee. Wanneer een Lootsman te scheep is, zoo moet die op de gronden, en landt-verkenning passen, als ook op de loop van het water en stroomen. Uit deeze Landts havens moeten de Loots-luiden de Scheepen een myl weeghs in 't gemoet komen, en wie by de eerste, tweede of derde ton eerst aan boort komt, ontfangt minder loon. Wegens hun ampt en handel zyn veele wetten ter neder gestelt, die striktelyk werden naar gekomen. Hun plicht is, de zee-gaten, welke het verloopen veel onderworpen zyn, steedts te gaan peilen. Zy vermoogen geen kleine Scheepen voorby te varen: voeren witte vlaggen, en dragen ken-tekenen in 't zeil, wat getal van Loots-luiden te scheep zyn. By ys-gang genieten zy dubbelt loon. In het peilen der grondt gebruiken de Loots-luiden byzondere kunst-woorden, als O Tertepa, Notsche, Effen grondt, Naalt-grondt, Geen grondt, enz. Zy moeten wel voorzien zyn van goede zee-kaarten, om alle havens, en klippen, wel te konnen verkennen. Een Lootsman oordeelt wanneer het anker gesmeten moet werden, en wanneer het gelicht dient te zyn. Het loot, dat uit geworpen, en waar mede de diepte der gronden gepeilt wort, heeft de gestalte van een kegel, en is onder met smeer bestreken, om de aart der grondt te konnen bezien, waar uit dan de plaats daar men is verkent wort. Zommige zyn van gevoelen, dat de Ouden zich ter zee hebben geschikt, en gestiert, na de verwen en aart van zant, en aarde, die zy, onder de kiel, op de grondt bevonden. Hondert vadem touw, of diepte, vereischt een loot van acht pondt, by goet en stil weêr: drie pondt touw vereischt tien pondt loot, by goet weêr: vyf pondt touw, by onweêr, vereischt twaalf pondt loot: twee hondert vadem diepte, by goet weêr, vereischt zes pondt loot, en acht pondt touw: doch dit zy te verstaan, als het Schip ten anker leght; want anderzins moet het loot wel zes of acht maal zwaarder zyn: en dit alles volgens de langwylige ondervindinge. De reden van dit vermeerderende gewight, is, dat de zwaarte die zakken zal in gewight moet overtreffen het water dat de zelve beslaat: hoe langer touw, hoe meerder plaats in 't water beslagen wert, en, by gevolgh, hoe zwaarder het loot moet zyn. In gevalle de plaats, welke het touw en loot in 't water beslaat, zoo veel weeght, wanneer die vol water is, als het touw en loot te zamen, dan zal het loot niet zinken, maar blyven hangen. Het peil-loot overtreft zelden de zwaarte van zes-en-dertigh ponden, daar touwen van acht hondert, of duizent vadem, op zyn alderlangst, aan gesteken werden: laeger gronden peilt men niet. Hoe dieper gronden, en hoe meerder vaert het Schip heeft, hoe zwaarder loot vereischt wert. Het afdryven der stroomen brengt dikmaal groote dwalingen by in 't pylen van de gronden. Blancanus, en Leo Baptista, peilen gronden, met een gal-noot te laten zinken, welke, als op de grondt raakt, schielyk na boven botst, terwyl zy de tydt, die de noot onder water is, met een water- of zant-looper afmeten; gelyk by gemelte Schryvers volmaakter is te zien. Welke wyze van doen, myns bedunkens, veel zwarigheden na zich sleept; want het loode haaksken, daar de noot aan hangt, kan de zelve zeer licht ontsnappen, zoo door de stroom, als andere dingen, die hem in het dalen ontmoeten konnen: behalven dat de uur-loopers onwis gaan, en het Schip diende stil te leggen, om de noot waar te nemen als hy ryst. De Schryver houdt boek, of aantekeninge, van al dat tot het Schip behoort, en van alles dat in en uit het Schip gaat, als mede van alle de eet-waren: schryft de namen van het boots-volk op, nevens hunne geboorte-plaatzen: stelt de beveelen van den Kapitein in geschrift, en plakt die aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de mast: moet dagh-schrift houden van alles wat in 't Schip geschiedt, rakende den dienst van 't Landt: houdt de rolle van het volk klaar: leest alle maandt den Artykel-brief het volk voor: magh geen geschenken trekken van 't volk, dat by hem aangenoomen wert. Hy moet wel zorghvuldighlyk aantekenen wie scheep komt te sterven, haar goederen opschryven, en rekening daar van houden, als die voor de mast verkocht werden: als mede, wie uit den dienst gelaten, of daar in genoomen wert. By alle gelegentheit (zynde west-waarts buiten de bocht van Vrankryk) heeft hy aan zyne Betaals-heeren over te schryven den toestandt van schip en volk. Hoe minder gelt hy aan het volk verschiet, hoe dienstiger dat het zy; doch nimmer verleght hy meerder gelt aan iemandt van de bootsgezellen, als het vierde van de soldye. Hy moet de aantekeningen houden van schulden, die tusschen den een en den ander op het Schip worden gemaakt. Al wat op den geheelen toght aantekenens waerdigh voor valt, zelf het getal der gedane schooten, heeft hy op te schryven, en op zyne overkomst aan den Zee-raadt te behandigen. By de namen der geenen die buitens landts komen te verloopen, zyn zy gewoon een galge te zetten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Byzondere Instructie, waar na hen zullen hebben te gedragen de Schryvers op 's Landts Scheepen van oorloge, boven het geene zy-luiden, neffens andere Scheeps-officieren, en gemeene bootsgezellen, volgens den algemeinen Artykel-brief, gehouden zyn.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eedt voor de Schryvers.Ik beloove ende zweere de Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit, alhier residerende, boven den eedt, by my gedaan op den algemeinen Artykel-brief, ook deeze byzondere Instructie punctuelyk te achtervolgen, zonder daar van in eenige wyze af te wyken, directelyk ofte indirectelyk, om eenige giften, gaven, eigen-baat, ofte gunst van iemandt, maar my hier in te quyten als een vroom en trouw Schryver voor het beste van 't gemeene Vaderlandt toe staat, en behoort te doen: Zoo waarlyk helpe my Godt almachtigh. Allen Hooft-officieren is 't gevoeghlyk zich te houden achter de groote mast; voor de zelve, en onder de gemeene man te verkeeren, strekt hen tot oneer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den Schryver volght de Chirurgyn, of Heel-meester, in rang, en aanzien, te scheep, wien op 's Landts Scheepen een Onder-meester, en knecht toegevoeght is. Zyn kist moet wel voorzien zyn van alle noodige werk-tuigen der konst, nevens heel- en genees-middelen in overvloedt. Hy moet zelve wel geoeffent zyn, en zonder voorgaande proeve niet aangenoomen werden. Hy voorziet zich van alzulke heel-middelen, als oirbaar zyn tegen ziekten, die te scheep veel voor vallen, gelyk als scheur-buik, die veroorzaakt wert uit stilte, haveloosheit, ongemak, en oude kost, waar voor het eeten van tamerinde een goet genees-middel is: loop, herkomende uit groote hitte, en het eeten van veel vruchten: water-zucht, en heete koortzen, spruitende veeltydts uit ongezonde landt-winden: wormen in de beenen, zoo de reis na de heete landen leit: versterving in de leden, zoo het op Groenlandt, of andere koude gewesten, is aangezien. Onder krankheden, die de zee mede brengt, is de zee-ziekte geen van de minste, schoon niet gevaarlyk, als by ongemeene toevallen: hier zyn weinigh genees-middelen tegen, als zich stil te houden, en dwars scheeps plat neder te leggen, een goede eet-maat te houden, en lange gewoonte van 't zee-varen. De oorzaak van deeze ziekte schynt niet anders te zyn als een onmatelyke beweging in de maagh, waar door de waterige en vlietende stoffen in de zelve na de mondt van de maagh geschudt worden, daar het braken en walgen door veroorzaakt werdt, voornamentlyk als dit waterige met gal, zoute en scherpe dampen, vermengt is. De beweging, die het Schip doet, brengt duizelingen aan het hooft, door welke duizelingen de maagh dan in zyn gewoonlyke beweging gestut wert; want veele zenuwen, die uit het hooft spruiten, komen in de mondt van de maagh te eindigen. Meer aanstoot zal iemandt van deeze quale hebben, als hy met het gezight na vooren van het Schip ziet, dan als hy met de nek daar heen staat; want dus werden de dampen meerder na de mondt van de maagh gedreven: ook meerder als het Schip over kleine dan over groote baren gaat; want korte golven doen het Schip meerder schudden als groote. Ook zal men nuchteren zoo veel noodt van deeze ziekte niet hebben, dan als men gegeten heeft. Geduurende het geveght zit de Heel-meester in de kombuis, of in de bottelery, alzoo hy daar de meeste plaats heeft. De verwondde brengt men in de bottelery, daar een gat in 't schot tegen de kombuis aan komt, waar door men de gequetsten tot den Meester brengt, als hy in de kombuis zit: en door dit gat wert in 't gemeen de spys gereikt. Een maal daaghs voeght zich de Meester voor de groote mast, onder 't verdek, daar ieder, die verwondt is, en gaan kan, tot hem komt, en zich laat verbinden: met uitroepen werdt dan zyn komst de maats bekent gemaakt. Zyn kist moet op een bequame plaats in 't Schip staan, daar zy minst bewoogen werdt. In 't veghten houdt hy zyne yzers aan 't vuur, en de zalven klaar. Men heeft althans in 't slaan genoegh-zaam zeil-doek, dekken, en hooft-kussens gereedt, om de verbondene daar op neder te leggen. Alle quetzuren, die de matroozen door 't scheeps-werk bekomen, is de Meester gehouden te heelen, zonder daar voor byzonderen loon te genieten. Als'er een Genees-meester te scheep is, zal de Heel-meester met hem te rade gaan, en zyn goetdunken volgen. De kranken te scheep moeten van hun baks-gezellen gedient en waargenoomen worden. De verstorvene worden in haar kombaers genaait, ('t en ware men dicht by landt was, en hun begroeve) en met een schoot aan stuur-boort over boort gezet; want aan bak-boort iemandt over boort te zetten, is by matroos oneerlyk: hier om wort'er ook in 't af-loopen van de ree groot verschil gehouden: en alle krengen, die scheep komen te sterven, worden aan bak-boort in zee gezet. Die by nacht sterft, wort 's morgens na het gebedt over boort gezet: die by daagh sterft, 's avonts na het avont-gebedt. De Hoogh-bootsman, en Schieman, passen op het touw-werk, schooten, en halzen: houden de takels klaar, korten en lengen: splitzen het verbroken touw-werk, woelen en binden ook het zelve. Deeze zyn als Onder-schippers: en ieder heeft een makker, maat of ampt-genoot. De eerste past op al wat aan de groote mast betreft, en zyn maat op de bezaans mast. De tweede past op 't geene tot de fokke-mast behoort, en zyn maat op de boegh-spriet. Hun ampt is ook, de goederen, die scheep komen, te doen over heissen, en wel acht te slaan dat de zelve geen ongemak lyden in het over komen. Zy bezorgen de raas, en doen die vast maken, zoo, dat zy altydt klaar zyn. Zy slaan goede acht dat het Schip net en rein blyft: dat geen tabak, als voor de mast, gezoogen wert, en zulks met hoorentjes op de py- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pen, op dat geen brandt daar door werde veroorzaakt. De Timmerman moet zich zelven van werk-tuigen voorzien, noodigh tot zyn konst, om te braeuwen, 't Schip dicht te houden, 't verbrokene te hermaken, enz. waar toe hem noodigh is hout, masten, pek, teer, roet, loop-riet, mosch, werk, en diergelyke. Hy moet het Schip steedts lappen daar het noodigh is: houdt proppen gereedt: zuivert de pompen, en houdt die klaar. Hy moet wel toe zien, als hy eenige reeten of scheuren in 't Schip dicht maakt, voornamentlyk die onder water zyn, dat hy 't hout niet te veel peutert of klopt, op dat zich geen grooter opening ontdekke, daar het Schip meerder onheil van te verwaghten zoude hebben. Een Konstapel dient moedigh en dapper te zyn, en wel geoeffent in zyn konst. Hem moet de grootte van zyn bussen, nevens de kracht van het kruit, wel bekent zyn. Deezen alleen staat het toe 't geschut te hanteeren, en in de kruit-kamer te gaan, mitsgaders alzulke Bosschieters, als hem werden toegevoeght. In 't laden doet hy zyn stukken binnen boort loopen. Het kan niet ondienstigh zyn dat by ieder stuk, op perkement, de namen der Busschieters worden geschreeven, welke den Konstapel zyn toegevoeght, om op de zelve te passen. De Konstapel draaght zorge over het oorlogs-tuigh. Hem is een maat en amptgenoot toegevoeght. Zy moeten het buskruit tydelyk keeren, en by goedt weêr te droogen zetten. Als men ten anker komt moeten zy op het touw passen, en het zelve bekleeden, op dat het zich niet schadeloos vyle. Een Konstapel-behoort goede gissinge te konnen maken van de vlugt des kogels, wetende dat de kogel korter over water als over landt vliegt. Men geeft aan een stuk, schietende 2 pont yzer, 1½ pont kruit, en van 2 tot 12 pont toe, ½ pont meer voor ieder pont yzer. Andere rekenen de zwaarte van 't kruit na de zwaarte van de stukken, gevende voor ieder 40 pont spys, in metale stukken, 1 pont kruit: in yzere stukken maakt men voor ieder 500 pont spys, 1 pont kruit. Hy stelt de zwaarte van de kogels boven ieder schiet-poort, zuivert de bussen steets wel, en houdt zyn wissers en lepels rein. De zwaarste stukken zet men onder in het hart van 't Schip. Eer men laadt, blaast men gemeenlyk de stukken met een weinigh kruit af. De kardoezen en kogels moeten wel aangezet zyn, op dat zy uit de stukken, en in zee, niet komen te rollen. Men maakt de monden der stukken, als men huns niet noodig heeft, met houte proppen toe, en besmeert die wel met roet, tegen 't inwateren. De kardoezen verdeelt men, ieder na zyn aart, in byzondere kisten, die wel gemalt werden. De schroot-zakskens naait men van stevigh pomp-leder. De Konstapel doet zyn kruit in tonnen, en die wel dicht met huiden dekken. De wielen der roopaerden doet hy met zeep smeeren. Tusschen twee stukken zet hy een balie water, en nat de zelve om de zevende of achtste schoot. Als de stukken heet zyn heeft men minder kruit van nooden, dan als zy kout zyn. Hy ziet de schooten wel af, en mikt liever onder als boven het vyandts Schip; want aldus zal de kogel beter komen te raken. Vuur-werken, die men tot den vyandt wil over brengen, moeten onder in het Schip bewaart werden, tot dat men huns noodigh heeft, om alle onheilen te weeren. Tot vuur-werken te scheep konnen de pieken, daar vuur-bundels voor aan zyn, niet ondienstigh wezen, zoo wel om den vyandt met de scherpe punten te beledigen, in 't enteren, als om de Scheepen zelve in brandt te steken: als ook de pylen, die voor scherpe punten hebben, om te hechten, en omwoelt zyn met zakskens, gevult met vuur-voedzel, om brandt te verwekken: men bezet de schachten deezer pylen ook wel met haakskens, om in de zeilen der vyanden te blyven hangen. Een oudt stuk linnen, gedoopt in brandewyn, en uit een stuk geschooten, heeft veel maal groote schade met aansteken van de zeilen gedaan. Glaze flesschen, en gevulde vuur-potten, daar brandende lonten aan hangen, welke de stoffe ontvonken als de kruik verbrooken is, werden onder 't enteren veel gebruikt, en uit de marssen in des vyandts Scheepen geworpen: als ook smook- en stink-potten, met granaten; welke het bequaamste van een langwerpige vorm zyn, om door de tralie-luiken in het Schip gestoken te konnen werden: nevens vuur-ballen, welke uit de handt, of wel uit slingers, geworpen konnen werden. Als men draat- en ketting-kogels op de stukken zet, heeft een Konstapel te letten dat de ketting onverwart op het midden van 't stuk komt te leggen. Als men gloeijende kogels schiet, zet men een dichte houte prop op het kruit, en een bundelken nat werk, of linnen, op dien prop, dan laat men de kogel in loopen, welke aanstondts geschooten dient te werden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Klompen van een gemengde pap, uit kalk, hamer-slagh, bus-kruit, steen, kogels, enz. t'zamen gekneedt, en uit de bussen in 's vyandts Scheepen geschooten, hebben zomtydts grooten dienst gedaan. Stang-kogels, en bouts, worden gebruikt om het rondt-hout te vellen, doch meer by de Engelschen als Hollanders, alzoo deeze veel na de masten en zeilen gewoon zyn te schieten, en die meest in het hart van 't Schip. De kalven in de roopaerden behooren dervoegen gestelt te zyn, dat men het geschut dompen en heffen kan, na den eisch. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volght een wydt loopiger ontwerp van de Busschietery, en Zee konstapels ampt.Een goet Konstapel moet kundigh zyn in al 't geene het geschut aangaat: hy behoort kennis te hebben van de stoffe daar het geschut van gemaakt wort, en van de kracht des zelfs: van de veerheit die een stuk beschieten kan: van de grootte en zwaarte des kogels: van de kracht van het buskruit, en hoe veel noodigh is tot een proef- storm- en dagelyksche schoot. Wat de stoffe des geschuts aangaat, op zee wert veeltydts yzer gebruikt, doch het beste geschut is van metaal. Men heeft zedert weinigh tydt gevonden het maken van houte stukken, die tot 6 pont yzer schieten: deeze zyn licht om te hanteeren, en bestaan uit vier stukken hout, heel net in den anderen gevoeght, en met sterke touwen bewoelt, zynde van binnen bekleedt met een kopere buis; edoch, vermidts geen ondervindinge van hare deught hebbe, kan daar van niet loffelyks melden. Om een yzer stuk te maken voeghde men voortyts alleen verscheide dikke yzere staven aan malkanderen, welke omgordt wierden met yzere banden, der wyze als de tonnen omgordt zyn; maar der zelver gebruik niet zonder gevaar zynde, heeft men een middel gevonden om die te gieten van yzer, of koper. De yzere stukken bederven lichtelyk, en de kopere zyn niet sterk genoegh, indien niet gemengt werden met tin. De menginge dan van deeze stoffe is aldus: Men neemt negen deelen geel koper, en drie maal zoo veel root koper, en vier deelen fyn tin. Andere doen by 100 pont koper 10 pont tin, en 8 pont loot: andere by 60 pont koper 10 pont tin, en 8 pont latoen, of geel koper: zommige doen by 100 pont koper, 5 pont tin: eindelyk zyn 'er die 200 pont latoen doen onder 1000 pont koper, en een weinig tin. Een metaal stuk, 48 pondt yzer schietende, weeght omtrent 7000 pont: een 24 ponder weeght omtrent 4050 pont. Men kan uit de koleur, door 't geluidt, en uit de hardigheit, bekennen of de stoffe goet is. Zoo de stoffe geel is, is 't een teken dat'er te veel latoen onder is, en daar om te zwak het geweldt des kruits te verdragen. Zoo de stoffe wit is, dan is'er te veel tin onder, en daar om te bros: 't geen men ook bekennen kan door het geluidt; want als dan is het geluidt helder en zilverachtigh. Indien de stoffe zacht is, zoo is'er te veel loot in, of te weinigh tin. De beste stukken zyn van koleur tusschen geel en wit, en hardt van stoffe: het geluidt is wat dofachtig; doch de proef-schoot geeft de beste verzekering. D'ervarentheit heeft noch niet volmaakt geleert hoe verre een stuk, van gegeven langte en wydte, schieten kan, als het met een gegeven gewight buskruit geladen is. Men weet alleenlyk dat een stuk van middelbare langte verder schiet, als een dat korter of langer is; de reden daar van houdt men deeze te zyn: indien het stuk korter is, dat de kogel noch al de kracht van 't buskruit niet ontfangen heeft eer hy uit het stuk gevloogen is: en langer zynde, verliest het buskruit een gedeelte van zyn kracht eer de kogel uit het geschut gekomen is. Ten tweeden weet men dat een stuk verder schiet als het eenige graden verheven is, dan als het horizontaal zy gestelt, en dat een stuk op 45 graden verheven het verdtste toe draaght. Ten derden heeft de ervarentheit geleert dat een stuk over het landt verder schiet als over het water: waar van de reden sehynt te wezen, dat het water vochtiger dampen uit werpt als het landt, welke dampen de vlught des kogels verminderen. Men zeght dat een stuk geschut verder schiet indien het achter uit loopen belet is, dan als het vryelyk en los achterwaarts kan loopen, uit reden dat alzoo minder beweging over gegeven wert. Hier komt in aanmerking, en zulks niet ondienstigh, hoe men de zwaarte der kogels, na gelang harer middel-lynen, zal vinden. Om dit dan te weten, zoo doet als volgt: Neemt een kogel die wel rondt is, het zy van yzer, loot, steen, of andere stoffe, van welke ghy de zwaarte onderzoeken wilt, en deelt zyn diameter in 100 gelyke deelen, zoo zal een kogel, wiens middel-lyn 126 deelen is, 2 pondt wegen; een kogel, welkers middel-lyn 144 deelen is, zal 3 pondt wegen: en zoo voorts, volgens deeze nevens gaande uitgerekende Tafel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit dusdanige Tafels wort een Tal-stok gemaakt, waar mede des kogels zwaarheit te bespeuren is. Het buskruit wert op deeze wyze beproeft: Men leght een weinigh op papier, en ontsteekt het zelve, zoo het dan alles in damp op gaat, of zoo het haastelyk op gaat, zonder veel rook, met een blazing, en met een heldere vlam, zonder eenige tekens te laten, en zonder het papier te beschadigen, dan is het buskruit zeer goet, en krachtig, anders, zoo alle deeze dingen niet gevonden worden, is'er eenigh gebrek in. Het graauwachtige, dat wat na de roode kant strekt, wort voor het beste gehouden. Om het buskruit te maken neemt men 6 pont 8 loot gezuiverde salpeter, 29 loot zwavel, en 1 pont 8 loot, of wel 1 pont, vuil-boomen kolen. Andere nemen 6 pont 4 loot ruige salpeter, 29 loot gesmolte zwavel, en 1 pont 5 loot kolen, met wyn-edik bevochtight. Andere nemen 6 pont zuivere of gebroken salpeter, 28 pondt zwavel, en 1½ pont vuil-boomen kolen, met wyn-edik bevochtight, en 24 uuren laten arbeiden. Zommige nemen 6 pont 8 loot zuivere ruige salpeter, 28 pont reine zwavel, 1 pont en ½ loot kolen, 't zelve als vooren latende arbeiden. Men moet ook wel acht nemen op de toestandt der korrelen, of die vast, grof, of fyn zyn, na den eisch. Van oudts maakte men buskruit zonder korrel, gelyk het zelve als noch in China wert gemaakt. Alle metale of yzere recht-loopende stukken, die haar behoorlyke even-maat hebben, en van 1 tot 8 pont yzer schieten, worden beproeft met zoo veel kruit als de kogels zwaar zyn; die van 8 tot 16 pont schieten, met ¾ van de zwaarte der kogels; die van 16 tot 48 pont schieten, met ⅔ van der zelver zwaarte. De dagelyksche schooten zyn, van 1 tot 8 pondt yzer toe, ¾ van de zwaarte der kogel aan het kruit, en zoo voort tot 18 pont naar advenant; doch van 18 tot 48 pont toe, des kogels halve zwaarte. Wat de storm-schooten aangaat, daar toe wort kruit genoomen na 't oordeel van de Konstapel, en na gelegentheit van het zelve. Zal echter eenige mate geven van het vullen der kardoezen: Men geeft aan de stukken, schietende 2 pont yzer, 1½ pont kruit, en deeze worden van haar dagelyksche schooten niet vermindert; en van 2 tot 12 pont toe geeft men ½ pont meer voor ieder pont yzer, dat de kogels meerder als 2 pont wegen: voorts van 12 tot 48 pont toe geeft men 13⅓ loot kruit tot ieder pont yzer dat het stuk schiet, naar uitwyzen van deeze Tafel.
Zommige rekenen de zwaarte van het kruit na de zwaarte van de stukken, gevende voor ieder 300 pondt spys 1 pondt kruit tot een proef-schoot, wel verstaande van metale stukken: tot een dagelyksche schoot, voor ieder 400 pont metaal, 1 pont kruit: en tot de storm-schooten met metale stukken, volgens deeze Tafel.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van yzer geschut neemt men tot een proef-schoot voor ieder 400 pont dat het stuk weeght 1 pont kruit: tot een dagelyksche schoot, voor ieder 500 pont spys 1 pondt kruit: tot een storm-schoot kan men zich gedragen na de voorgaande Tafel, nemende in plaats van 400 pont metaal, 500 pont yzer; voor 800 pont metaal, 1000 pont yzer, en zoo voort. Als de grootte van de mont bekent is, om dan te weten hoe veel pont yzer, loot, of steen, het stuk schiet, zoo let op deeze Tafel.
en de twee derde deelen, te weten b i, de begeerde speeling, indien de kogel niet boven 10 poet yzer is; maar hooger in gewight zynde, dan zoude de speeling te groot wezen: derhalven neemt op de tal-stok de af-standt van 12 tot 15 pondt, en houdt dat voor een algemeene wint-speeling tot alle stukken, schietende boven de 12 pondt yzer; en zal als dan een stuk, schietende 18 pont yzer, geboort wezen op 22 pont; van 24 pont yzer, op 28 pont; van 48 pont yzer, op 54 pont, enz. Ook zyn'er veel metale stukken, welke op de Scheepen gebruikt worden, die wat minder voor het speelen van de kogel hebben, te weten: men geeft haar ¼ van een duim, en dat tot alle stukken, hoedanigh de zelve zouden mogen wezen; zulks dat een stuk, geboort zynde op 14 pondt, schiet 12 pondt yzer; dat geboort is op 21 pondt, schiet 18 pondt yzer; dat op 27 pondt geboort is, schiet 24 pondt yzer, en zoo voort. Na welke order een Konstapel zyn mallen kan maken, om met behoorlyke voorzightigheit de kogels tot alderhande stukken toe te passen. Indien u een stuk te vooren quam, dat zeer verroest, en tot gebruik onbequaam was, zoo zult ghy het laden met schaars een lepel vol kruit, als het stuks lading twee lepels is, neemt dan een boon grootte salpeter ofte camfer, en laat dat boven het laad-gat in, doet daar dan laad-kruit op, en steekt het met een loopendt vuur in de brandt, zoo zal de roest van het stuk af vallen; laad het dan op de proef, zoo zal het stuk, afgeschooten zynde, klaar en zuiver wezen. Een vernagelt stuk kan op deeze manier gezuivert worden: Laad het stuk met de helft van 't kruit dat het tot zyn dagelyksche schoot van nooden heeft, en zet het wel aan met een aanzetter, neemt dan een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rondt hout, dat even in het stuk past, en wel sluit, maakt daar een groef in, en dryft dat hout (dat omtrent een cubit lang moet zyn) wel vast in het stuk, met de groef onder, strooit dan kruit langs het stuk door de groef, en steekt het voor in de tromp aan, maar wacht u wel voor de prop en nagel. Men kan het zelve ook door deeze manier doen: Maakt een sterk water, aldus: Neemt een half mutsje sterke edik, 4 oncen salpeter, 1 once zout, 4 oncen Spaans groen, en 1 half mutsje lyn-zaat-olie, doet het t'zamen in een aarde pot, kookt het daar in drie of vier uuren lang, zonder over te zieden, en laat het dan in een flesch in de Zon staan; strykt met dit sterk water u nagel door het laad-gat henen, dan zal de zelve verteert en opgegeten worden, en door deeze middel zal het stuk weder zuiver, schoon, en goet tot het gebruik bevonden worden. Het eerst dat een voorzightigh Konstapel behoort te doen, komende op een nieuw Schip, is, dat hy alle stukken wel van buiten af deelt, en beziet of de zelve haar behoorlyke evenredigheit hebben, en ook wel getempert ofte gemengt, als mede of die goet van stoffe zyn. Hy moet met een lepel en wisser de stukken wel zuiveren, en schoon afnemen, op dat'er geen oudt kruit, zant, stukskens oudt yzer, of andere dingen, die de stukken schadelyk zouden mogen zyn, op komen te blyven. Hy moet ook al de stukken van binnen wel betasten, en bezien of zy klokwys, bankigh, of puttigh zyn. Hem staat ook te onderzoeken hoe veel pont yzer dat elk stuk in 't by zonder schiet, stellende de zwaarte van de kogel boven de schiet-poort van elk stuk, op dat de zelve nomber daar na weder op de kardoezen magh gestelt worden. De stukken wel onderzocht en gezuivert zynde, zal hy de zelve met een halve lepel kruit af blazen, en wederom wel wisschen eer hy laadt; ook de stukken niet laden, 't en zy met een kardoes, welke wel achter aan gebraght moet worden, zettende op de kardoes een hechte prop, latende als dan de kogel daar op rollen, en dan weder een prop op de kogel, op dat de zelve door 't slingeren van 't Schip niet uit rolle. Moet ook de stukken niet wegh zetten, voor en aleer hy de mont der zelver wel dicht met een houte prop toe gemaakt, en met roet besmeert heeft, voor 't inwateren: het zelve moet ook gedaan worden aan 't laad-gat van de stukken, eer men het dek-loot daar op leit. Als de stukken geladen, en wegh gezet zyn, moet men tot ieder stuk in 't byzonder ten minsten vier-en-twintigh kardoezen vaerdigh maken, te weten twaalf gevult, en twaalf ongevult, op dat die, des noodigh zynde, met der haast gevult konnen worden. Hy moet ook goede zorge dragen, zoo lang hy in 't kruit doende is, dat alle brandende lonten binnen scheeps-boort uit gedaan zyn: moet ook zyne kardoezen in de tonnen en kisten wel sorteren, op dat de zelve in der haast, des noodt, mogen aangebraght werden. Men moet ook alle de kogels wel mallen, en die geene, welke van verscheiden gewight zyn, elk byzonder in een kogel-bak van den anderen leggen; stellende voorts mede op ieder bak de zwaarte der kogels, die daar in zyn. Men moet ook de schroot-zakskens tot het boven-geschut by tydts gereedt maken. De beste schroot-zakskens zyn die met pomp-leer genaait, met lichte houte bodems aangepent, en met musket-kogels gevult zyn; want zulke dringen door, en doen groote schade omtrent 's vyants volk, gelyk d'ervarentheit genoeghzaam heeft geleert. Wanneer het gebeurt dat'er eenige nieuwe poorten in de Scheepen moeten gehakt worden, zoo moet men wel zorge dragen dat de zelve recht boven of omtrent de balk komen, zoo 't moogelyk is, ook niet hooger of laeger dan de voorgaande poorten, en dat zy ruim genoegh zyn voor het speelen der stukken, op dat, zoo het gebeurde dat'er een stuk uit het ropaert geschooten wierdt, met der haast weder een ander in de plaats gestelt magh worden. De ropaerden, op hare wielen staande, moeten zoo hoogh komen, dat de bovenkant van de zelve recht op en neder komt te staan op de helft van de poort, zoo kan men de stukken gevoeghlyk stellen waar men wil. De Konstapel moet ook wel zorgh dragen dat de kruit-tonnen met ledere huiden gedekt zyn; als mede dat de wielen der ropaerden wel met zeep gesmeert worden; dat ook de touwe en houte wisschers wel vaerdigh by der handt zyn. De kruit-tonnen magh men boven de vier weken niet laten leggen zonder omkeeren, of de salpeter zoude daar van ontzakken. Ook moet alle vier maanden het kruit weder van de stukken af genoomen en de zelve vars geladen worden. Men moet ook wel acht nemen op de lonten, kaerssen, en vuur, op dat daar door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen ongeluk omtrent de kruit-kamer geschiede. Hy moet goede aantekening houden van alle gereedtschap tot het geschut, als kruit, kogels, lont, enz. wat men daar af verbezight, en noch tegenwoordigh voor handen heeft, op dat hy daar na goede rekening doen magh, waar het gebleven is. Een Busschieter moet, in 't bejegenen van eenigh vyandt, tusschen elke twee stukken een ton, of baly, met water zetten, in de welke, na dat'er zeven of acht schooten met een stuk gedaan zyn, de wisscher gedoopt, en uitgeslagen wort, het welk de stukken zeer koel en zuiver houdt, als de zelve daar mede gewischt worden. Hy moet ook, by alle moogelykheit, wel toe zien, dat hy niet schiet zonder te raken, op dat de vyandt, door te veel schadelyke mis-schooten, niet gesterkt worde. Doch op dat een jong en eerst aan komende Konstapel weete hoe dat men een goede schoot op de Scheepen kan doen, zoo let op 't geene volgen zal: By aldien de Scheepen, daar op ghy te schieten hebt, binnen het water-pas van des kogels vlugt zyn, zoo leght beide uwe duimen achter op de broek van 't stuk, en recht over het laad-gat des zelfs, in dier voegen, dat ghy met uwe duimen een verzight-gat maakt omtrent de grootte van een erret, door welks verzight ghy achter van de broek recht over 't laad-gat heen oogen moet, tot voor over het midden van de tromp des stuks, en voorts tot omtrent op 3 of 4, ja wel op 6 of 8 voet, na gissing, voor het vyandts Schip in 't water neder, zoo zal dikmaals de opening, of de holligheit van 't stuk, water-pas op het hart van 't Schip aan leggen: zoo haast ghy dan vuur hebt laten geven, en dat het beneden-geschut is, zoo gaat terstondt recht voor het stuk uit de poort leggen, en beziet waar de kogel neder valt, of watert, en wat verschil dat'er is tusschen de vlught van de kogel en u voorgaande verzight, op dat alzoo de andere navolgende schooten met naerstigheit daar op mogen verbetert worden. Maar indien des vyandts Schip buiten het water-pas van des kogels vlugt is, zoo neemt hem terstondt met u gezight, als vooren, op de kimmen van het water, of recht in 't hart: by aldien het nu in 't jagen was, en ghy in twyffel zyt of u stuk wel toe werpen zal, zoo zet u vuist achter op de broek van het stuk, in dier voegen, dat ghy recht over de top van uwen duim oogen kondt, tot voor over de middel-kant van des stuks tromp, en voorts in des vyandts zeilen; doch dit geschiedt meest met het boven-geschut: derhalven, de schoot gedaan zynde, zoo gaat terstondt achter op het ropaert van 't stuk staan, en ooght de kogel na, op dat, als voor gezegt is, alle mis-grepen mogen gebetert worden. Het werdt by de Italiaansche Busschieters, in 't bejegenen van hun vyandt, voor groote wetenschap gehouden, dat, wanneer men de laagh geeft, alle de ballen op een plaats komen te raken in des vyandts Schip; waar om zy veeltydts zoo lange wachten met lossen tot dat recht voor de man zyn. Dit na den eisch gedaan, zal dikmaal den vyandt met een laagh te gronde doen gaan. Om zulks te doen, zoo dienen alle de bussen na het midden gedraait te zyn, alleen de middelste wederzydts stalrecht tegen 't hart van des vyandts Schip over. Men dompt de stukken, of zet de zelve water-pas, na welgevallen. Doch om dat dit draaijen der bussen, en lossen van kogels, beter vertoont als gezeght kan werden, zoo beziet het nevens gaande Italiaansche Fregat, waar in de bussen lossende vertoon, en hunne ballen doe werpen op een wit d. Binnen scheeps boort magh geen gesmolte materie van vuur-werken toebereidt worden, maar aan landt; want hoe gevaarlyk het zelve is, heeft d'ervarentheit genoegh geleert. Ook mogen geen vuur-werken, in het slaan tegen den vyandt, boven op 't Schip, in de kajuit, of onder de kompanje gebraght worden, maar moeten tot de tydt dat men die noodigh heeft om laegh in de kruit-kamer, kombuis, of bottelery gehouden worden; want anders zyn daar van groote onheilen te verwaghten. Nademaal het een der voornaamste punten van de Busschietery-kunst is recht op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een begeerde plaats te schieten, zoo volgt hier iets daar van, tot onderrecht: Laat, by voorbeeldt, A B C drie punten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vuur-werken die men te Scheep gebruikt.Neemt gemeene halve pieken, of drie-lingen, en naait onder het scherp der zelve langwerpige zakjes, van maakzel als een struis-ey, bewoelt die onder en boven wel vast om de piek, doch zoo, dat de punt vry uit steke, en laat'er boven een gat in, om de stoffe daar in te doen, vult die dan met deeze stoffen: Neemt 1 pont fyn gestooten kruit, ½ pont salpeter, ¼ pont bereide solfer, ¼ pont kamfer, en een handt vol zaag-meel vart zacht hout. Ofte neemt 4 pont grof buskruit, 1½ pont gezuiverde salpeter, ½ pont Grieks pek, 1 pont levende folfer, en ½ pont kamfer. Bestrykt die stoffe dan met deeze volgende stoffen: Neemt 1 pondt pek, ¼ pondt colephony, ¼ pont lyn-zaat-olie, ¼ pont solfer, en 3 oncen terpentyn, smelt dit te zamen in een aarde pot: de zakjes hier mede bestreken hebbende, zoo zult ghy zeer treffelyke vuur-spiessen bekomen. Wanneer ghy deeze pieken gebruiken wilt, zoo maakt daar twee laad-gaten in, en roet die op met fyn gevreven kruit, of stookt het vuur daar in met het stop-werk, 't welk mede zeer goet is. Deeze vuur-spiessen zyn geen van het minste geweer, wanneer men by nacht des vyandts Scheepen meent te enteren; want door haren schrikkelyken brandt geven zy licht genoegh van haar, om te zien waar men loopt, springt, of gaat. Doch men moet altydt wel voor hem zien, en zorge dragen, zoo wanneer daar tien of twaalf vuur-spiessen zyn, dat men als dan twintig of dertig mannen met goet handtgeweer daar onder vermengt, zoo met pistolen als enter-bylen: als ook, dat ieder spies-drager verzien zy met een goede sabel, pistools, en een goede enter-byl: als mede, dat men noch eenige vuur-spiessen vaerdigh houdt, om tegen dat de voorste half verbrandt zyn, met de zelve kloek-moedighlyk daar op in te enteren. En by aldien het gebeurde dat men zulke kloek-moedige tegenstrevers hadt, dat men weder te rugh moest wyken, zoo kan men evenwel in 't wederkeeren deeze spiessen aan alle kanten in 's vyandts Schip schieten en steken, alzoo dat het aan alle zyden in de brandt staat, speelende dan weder met kanon, musketten, en pistolen, het welke zoo grooten verbaastheit, en verwarring, onder haar zal maken, dat het qualyk om te zeggen, of te gelooven is, by aldien alle voor verhaalde dingen met goede order, en voorzightigheit, aangeleit worden. Men woelt ook wel klap-bussen, gevult met kogels, voor aan deeze spiessen, welke dan 't gebruik van pistolen hebben, en, los springende na dat in 's vyandts Schip gestoken zyn, veel schade aan de om en by staande mannen komen te doen; behalven dat men met de punt, zeer scherp zynde, den vyandt mede groote schade kan toebrengen. Dikmaal worden daar ook wel kleine granaten voor aan gemaakt, gelyk mede in de pylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om vuur-pylen te maken, die men uit stale bogen schieten, en uit de handt werpen magh, zoo als voor deezen gebruikt zyn geweest.Neemt van de pylen die tot de stale bogen gemaakt zyn, welke voor wel scherpe harpoenen moeten hebben, naait onder deeze harpoenen langwerpige zakjes, of ronde, en kantige, omtrent van grootte als een kloek zwanen-ey, bewoeit die onder en boven wel vast, als vooren verhaalt is, en vult de zelve met alzulke stoffe, als van de vuur-spiessen gezeit is. Smelt dan pek, en harpuis, onder malkander vermengt, bekleedt de zakjes daar mede, en maakt'er boven twee laad-gaten in: als men die dan gebruiken wil, zoo roet de gaten op met fyn laad-kruit. Deeze pylen zyn van grooten dienst, by aldien zy met goede voorzightigheit ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bruikt worden; want ondertusschen dat men met de vuur-spiessen in 't werk is, kan men deeze pylen van boven tot beneden in de zeilen schieten, en zy konnen met geen water gebluscht worden, waar door den vyandt gedwongen wort tot over geven, of moet noodtzakelyk alle zeilen in 't hol laten loopen, om den brandt te smooren. Tot het vernielen der zeilen door deeze vuur-pylen, is zeer dienstigh dat men de schacht der zelve met haakskens bezet, om des te beter te hechten. Zommige nemen een oudt stuk linnen, of een oudt hembt, dat nat makende in brandewyn, steken het dan in een stuk, en schieten daar mede in 's vyandts zeilen; 't welk den vyandt groote afbreuk doet, en zelden mist. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om glaze flesschen, en vuur-potten, te maken, en te gebruiken.Neemt flesschen van omtrent een kanne nats, en bestrykt die met deeze volgende stoffen: Neemt pek 1 deel, lyn-zaat-olie ¼ deel, terpentyn ⅛ deel, gemeene solfer ¼ deel, reuzel ¼ deel, laat dit te zamen smelten, neemt het dan van 't vuur, en roert'er een deel buskruit in, bestrykt de flesschen hier mede, en overkleedt die daar na met fyn werk, bedroopt de zelve dan weder met de voorsz. stoffe, en plakt'er eenige eindtjes lont aan; vult de flesschen dan met deeze volgende stoffen: Neemt 1 pont salpeter, 1 pont buskruit, ¼ pont solfer, ¼ pont harpuis, besprengt dit een weinigh met lyn-zaat-olie, en doorwerkt het wel met de handen, vermengt dan eenige kleine balletjes van de harde vuur-stoffe daar onder, omtrent zoo groot dat de zelve gevoeghlyk door de hals van de flesch konnen gedaan worden, stopt dan de hals boven wel vast toe met een prop van kork, en doet daar wasch over, om voor het water bevrydt te zyn. Deeze flesschen zyn zeer gereedt om uit de marssen in 's vyandts Scheepen onder eenigh volk te werpen; maar noch beter, wanneer men eenige Scheepen meent te enteren, daar zeilen over getrokken zyn, en men vreest dat daar onder eenigh kruit moght verborgen zyn; want als men de zelve van boven neder werpt, zoo breken zy aan stukken, en de lonten, die daar om heen hangen, ontsteken de vuur-stoffen, en met eenen de balletjes, die zoo geweldigh heet en sterk in 't branden zyn, dat zy het zeil-doek ten eersten door booren, zoo daar onder dan eenigh buskruit verborgen is, dat zal ten eersten op vliegen, waar na men dan aanstondts enteren magh, buiten alle gevaar van het kruit, daar men anders voor moght vreezen. Deeze flesschen werden op de alderbequaamste wyze aldus bereidt: Men vult een vat tot het derde van zyn inhoudt met wel gezifte ongebluschte kalk, de rest van het vat vult men met fyn grein poeder, en mengt dit wel onder een, nevens een weinigh solfer, en terpentyn; deeze stoffe wert dan in potten gedaan, die dicht geslooten, en in 's vyandts Scheepen geworpen zynde, aan stukken vallen, en door de aangehangen lonten in brandt vliegen, het welke groote stank en ongemak veroorzaakt. Men neemt ook wel glaze flesschen met lange halzen, die men vult met fyn kruit, bolus Armenicus, Mercurius sublimatus, en korrelen rondt glas; doch in de halzen wert traagh brandende stoffe gedaan, om zoo tydt te hebben van binnen 's vyandts boort geworpen te werden. Men mengt ook wel stukskens yzer, en kleine hant-granaatkens, onder het kruit; doch dan moeten de flesschen een wyde hals hebben, en met aangehangen lonten ontsteken worden. Men maakt mede eenige vuur- en stink-potten vaerdigh, in gedaante van gemeene moes-potten, welke gevult worden met ⅔ goet gekarrelt kruit, en ⅓ drooge kalk, aan welkers hals en ooren men de lonten vast maakt: deeze moet men werpen onder hoopen volks; want zy maken een groote vlam, en stuivinge van de kalk omtrent de oogen der vyanden, zoo dat die menighmaal daar door verhindert worden haar zelven te redden, door dien het gezight, 't welk het tederste lidt in 's menschen lichaam is, het byten van de kalk niet verdragen kan: zy zyn ook zeer schadelyk, behalven de brandt die de zelve van haar geven. Andere bereiden deeze stink- en vuur-potten uit 10 pont vernis, 6 pont levende solfer, 2 pont hars-olie, 1 pont salpeter, 1 pondt olibanum, 6 oncen camfer, en 14 oncen brandewyn: dit op zyn pas gemengt, en ontstoken, veroorzaakt een onuit blusschelyken brandt. Wanneer men deeze stoffe in de potten giet, doet men werk en oudt linnen daar in drinken. Deeze stink-potten worden ook wel bereidt uit camfer, buspoeder, solfer, salpeter, en sal armoniacum, gemengt met olie, of vet. De monden van alle deeze potten werden met zeil-doek gedekt, en rondt-om geteert. Men kan ook ballen maken, die onuit-blusschelyk branden, als de zelve op de scheeps overloopen geworpen worden: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deeze bereidt men van salpeter, buspoeder, solfer, colophonium, camfer, en sal armoniacum, van ieder even veel, gemengt en gekneedt met olyf-olie. Hier by kan men noch handt-granaten gebruiken, die bereidt worden als volght: Men laat eenige ronde ballen gieten, die van binnen hol zyn, 't zy van koper, yzer, ofte glas, omtrent zoo groot als een kogel van 8 pont yzer, ¼ duim rondtom dik, gelyk gemeinlyk te scheep gebruikt worden, (anderzins maakt men die na welgevallen) waar in geschroeft konnen worden drie stale pennen, voor scherp, van gedaante als voet-angels, om in het hout te hechten: deeze ballen vult men met goet fyn gekorrelt kruit: de pypen, die daar in steken, om de inhoudende stoffe te doen ontvonken, worden gevult met trage vuur-stoffe, en wel vast in gepakt: men moet ook wel toe zien dat de pypen van gelyke holligheit en lengte zyn, op dat men die op het tellen des te zekerder kan wegh werpen: deeze pypen, gevult zynde, moeten tot het midden in de granaten gesteken konnen worden: zy moeten ook wel styf en vast sluiten in het gat van de granaat: en eer men hen gebruikt, moet men eerst een pyp, zonder granaat, die op gelyke mate aangevult is, in de brandt steken, en zien hoe veel men op gemeine mate tellen kan, eer dat de zelve uitgebrandt is: als dan kan men de granaten met goede voorzightigheit, als der zelver pyp op 10 of 12 tellens na uit gebrandt is, wegh werpen; want zoo men de zelve eerder wegh wierp, zoude men licht met zyn eigen munt betaalt worden. Derhalven doen alle bequame werk-tuigen wel goede dienst, als zy maar recht en mannelyk gebruikt worden. De yzere ballen dienen gegooten te zyn van bros yzer, om te lichter van malkander te springen, en te verbryzelen. De kopere worden vermengt met tin, en spiljauter. Die van glas moeten 1/7 der dikte van haar middel-linie hebben. De pypkens die men in de granaten steekt, hebben 2/9 van hun middel-linie: de lengte zy ⅔ van de zelfde diameter. Deeze pypkens worden gevult met pek, colophonium, terpentyn, en wasch. De ballen zelf worden gevult met kruit, solfer, salpeter, enz. en boven op met werk. Het gedeelte des pyps dat in de bal komt, moet rondtom doorboort zyn met kleine gaatjes, om te lichter aan te gaan: eer men haar gebruikt worden zy met dikke proppen gestopt, om het gevaars wil; maar als men die werpen zal, het zy uit slingers, handen, of anderzins, kan men een brandende lont voor in douwen, doch zoo, dat het de stoffe niet raakt, en aan des zelfs eindt een lootje hangen, het welke, wanneer de granaat, linie-recht neder vallende, grondt raakt, het brandende deel inwaarts doet gaan, en zoo den bal aan einden vliegen. Deeze granaten werden dikmaal rondtom bezet ofte ombonden met kogels, gelyk ook de rugh van de bol, omgooten zynde met warm wasch, en colophonium, waar over men een zeil-doek naait, en dan werden zy weder vast ombonden. Gelykerwys de granaten van verscheiden uiterlyke gestaltens worden gemaakt, zoo zyn de stoffen, waar mede men de zelve vult, ook van verscheide menginge, en de wyze van gebruiken is mede onderscheidelyk. Op onze Kryghs-scheepen werden de granaten meest uit de handt geworpen; doch ik vermeine dat uit slingers de veilighste middel zoude zyn. Uit vaste werk-tuigen kan men te scheep, om haar beweginge, geen streek houden. Behalven deeze springende granaten, zyn mede dienstigh vuur- en brant-ballen, die wel niet springen, maar echter alles, dat vuur trekt, ontsteken, en tot het vernielen van zeilen konnen gebruikt worden. Deeze werden mede verscheidentlyk bereidt, zoo wel van metaal, als andere lenige stoffe, gelyk leder, en doek; ook van steene potten, gevult met licht brandende stoffe, wel bewoelt of ombonden, en besmeert met hars, pek, of wasch. Zy werden ook verscheidentlyk in 's vyandts Scheepen geworpen, zoo door geschut, als met handen, slingers, en andere werk-tuigen. Hare gedaanten zyn afzonderlyk. Ik zal my af houden van volmaaktelyk hare bereidinge te beschryven, kortheit zoekende, om dat zulks meer het werk van een konstigh Vuur-werker, als van een Scheeps-konstapel is. Gelyk mede niet zal spreken van de bereidinge des grouwelyken vuurs, 't geen het Grieksche genaamt wert, 't welk noch onder noch boven water gebluscht kan werden, als alleen door edik, om dat des zelfs gebruik te scheep weinigh te stade komt, en men met minder kosten uitwerken kan, 't geen te water, om eenige Scheepen aan te steken, van nooden is. De Russen belegerden een maal Constantinopolen met 1000 Scheepen, doch wierden alle verjaaght door het genoemde Grieksche vuur. Zekere Callimachus wort de vinder daar van gezeght te zyn. Potten vol lymigen olie worden dienstig te scheep by de handt gehouden, om in des vyandts Scheepen te werpen, en de verdekken door de gladdigheit onbruikbaar te maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bequaamste gedaante van stink-potten, granaten, of andere beslooten vuur-werken, is langwerpigh, om dat men de zulke beter door de tralie-luiken kan steken, en niet van nooden heeft het ruim op te hakken. Zy dienen insgelyks zoo gemaakt te zyn, dat niet aangetast noch uitgedooft konnen werden, na dat uit de handt geworpen zyn. Een goet Scheeps-busschieter behoort mede te weten het bereiden van vuur-bundels, op dat men die, wanneer het de noodt vereischt, in des vyandts Scheepen magh werpen, en de zelve zoo doen vergaan. Hy neeme dan 8 deelen solfer, 2 deelen colophonium, 4 deelen salpeter, 1 deel zwart pek, 1 deel wasch, en 1 deel terpentyn, mengt dit alles in een kopere of yzere pot, en laat het te zamen smelten, werpende dan oudt droogh lywaat, werk, of diergelyke, in den pot, en laat dat alle die stoffen in drinken, windende het dan, noch warm zynde, om houte knuppels, en ombindt die daar na wel vast met yzer- of koper-draat. Dit bereidtzel zal zoo wel onder als boven water branden, en niet uitgebluscht konnen werden als met zant, aarde, of overgestolpte wasch; derhalven is het zeer bequaam om vuur en brandt te verwekken, en zeer dienstigh om in des vyandts Scheepen geworpen te worden, als men van wil is die te vernielen. Het zal ook strekken tot volmaakter kennisse van een Konstapel te water, dat hy goede kogel-bundels, en bussen, weet te bereiden, welke men op 't kanon zet, wanneer men van wille is den vyandt sterke af breuk in volk te doen. Neemt hier toe 4 deelen zwart pek, 1 deel colophonium, 1 deel wasch, en 1 deel solfer, met een weinigh terpentyn; doet dan daar toe 8 deelen kalk, 4 deelen poeder, en 1 deel hamer-slagh; giet daar by kleine kogels, steenen, spykers, enz. dit tot een pap gemengt, in buskens gegooten, en uit het geschut in 's vyandts Scheepen geworpen, brengt groote schade by. Men drooght ook deeze stoffe wel, en kneedt die tot klootjes, welke, in 't geschut geworpen, een goede uit werking doen. Deeze stoffe brengt men ook tot bundelkens, bindende veel kleine kogels in zakskens by een, die men dan met de eerste pap bestrykt. Wanneer men draat- en ketting-kogels op de stukken zet, moet men in acht nemen dat de ketting onverwart in de midden komt, en de kogels aan de zyden. Een Konstapel moet voorzightigh zyn wanneer hy met gloeijende kogels zal schieten, het geene wel zelden op onze Scheepen geschiedt, doch by de Engelschen in den laatsten oorlogh veel in gebruik is geweest. Als dan het geschut op zyn pas geladen is, zoo zet daar een houte wel sluitende prop op, en, om gerustheits wille, steekt daar dan weder een bundel nat linnen of werk op; nat daar na de bus zelve wel ter deegh met de wisscher, stelt hem na eisch, en laat dan de kogel daar op rollen, die aanstondts moet gelost werden. Men zet ook wel kopere of blikke doosjes in de mondt van het kanon, daar men de heete kogel in voeght, en zoo aan voert. Van wat nuttigheit deeze gloeijende vuur-ballen zyn, kan ieder oordeelen, voornamentlyk wanneer zy in de kruit-kamer, of anderzins in drooge stoffe komen te vallen. De wyze hoe men smook- en stink-potten, of ballen, bereidt, behoort een goet Busschieter ter zee mede niet verholen te zyn. Tot het eerste neemt 4 pondt harde scheeps pek, 2 pont teer, 6 pont colophonium, 8 pont solfer, en 36 pont salpeter, smelt dit te zamen, daar na doet'er noch by 10 pont gestooten houts-kool, 6 pont hout-zaaghzel, en 2 pont raauwe antimonium: deezen sop moet wel geroert werden, en daar dient hennip of oudt lywaat in geworpen te zyn: maakt deeze stoffe dan tot ballen, of doet die in flesschen en potten: 't zy dan dat ghy de zelve met de handt of met eenigh werk-tuigh werpt, als zy maar wel in brandt zyn, zoo zullen zy een zeer grooten en onlydelyken rook binnen 's vyandts boort veroorzaken. En om te maken dat de stank d'overhandt behoudt, zoo neemt 10 pont zwarte harde pek, 6 pont week pek, 20 pont salpeter, 8 pondt solfer, en 4 pondt colophonium, als dit te zamen gesmolten is, doet'er dan by 2 pont houts-kool, 6 pont schraapzel van paerde-hoeven, 3 pont assae foetidae, 1 pont sagapenum, en 1 pont spathulae foetidae, als dit gemengt is, doopt men daar werk of oudt linnen in, tot dat alles daar van gelyk als ingedrenkt is, en geeft hen dan eene gestalte na welgevallen, als boven. Deeze menginge zal een onverdragelyke stank veroorzaken. Smookende en brandende kogels zyn mede zeer dienstigh te scheep, om de houte zee-kasteelen in vuur te zetten. Neemt daar toe solfer, zwart pek, hars, en terpentyn, van ieder even veel; neemt dan een steene of yzere kogel, werpt die in de boven genoemde gesmolten stoffe, en als de zelve wel dik daar van besmeert zal zyn, zoo rolt hem in buspoeder; dekt dan de kogel met lywaat, en werpt hem weder in de voornoemde pap, daar na in 't kruit, en omwindt hem weder als vooren, zoo lange, tot dat hy zyn vereischte grootte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zal bekomen hebben. Indien ghy wilt dat de zelve veel rook, tot stikkens toe, van zich geven zullen, zoo neemt holle kogels, vult die met kruit, en maakt dat zy aan brandt gaan wanneer in 's vyandts Schip vallen; en dus zal niemandt omtrent die ballen durven komen, om de zelve te blusschen, of te weeren. Zy moeten wel vast met yzer- of koper-draat omwoelt werden, op dat de aangekleefde stoffe bestendigh blyve. De Konstapel moet bezien of de kogels die hy gebruikt wel rondt zyn, want die houden de beste loop. Hy slaat ook wel acht op het weêr in 't hoogh of laegh stellen van het geschut: heldere lucht belet de geschooten bal zeer weinigh; maar regen, damp, of mist, doet de kogel dalen, en, by gevolgh, den loop verkorten: ook gaan in 't algemein de kogels korter en laeger over het water, als over het landt, waar op hy te letten heeft. Hy gebruike veeltydts stang-kogels, en bouts, om het rondt-hout te vellen, en de gebouwen te ontdoen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volght kortelyk op wat wyze de kogels door de lucht gaan, getrokken uit de schriften van den hoogh geleerden Galileus.Men onderstelle dan, met Galileus, een loop des tydts van zeker gegeven punt a vertoont te werden door de spatie a b, waar in men neemt de twee tyden a d; a e, en h i zy een linie, waar door het bewoogen uit het punt h, gelyk als het eerste beginsel van zyne beweging, af daalt, met een evenmatige val, en de spatie h l zy af geloopen in de eerste tydt a d; maar h m zy de spatie waar het valt in de tydt a e. Ik zeg, dat de spatie m h tot de spatie h l is in een dubbelde reden van de tyden e a tot a d, ofte dat de spatien m h, h l, de zelfde reden hebben als de quadraten e a, a d. Men stelle hier toe de linie a c, een hoek makende met a b, en uit de punten d e zyn getrokken de paralellen d o, e p,waar van d o zal vertoonen de snelste graad van bekomene vaert in het punt d, van de tydt a d, en p e de grootste graad van bekomene snelte in 't punt e, van de tydt a e. Maar om dat bewezen is (zeght Galileus) van de afgeloopene spatien, dat die met malkanderen gelyk zyn, waar van het eene af loopt met een gelyke vaert uit een rust, en het ander, dat in de zelfde tydt af loopt van een gelyke beweging, wiens snelte de helst der grootste vaert in de beweging bekomen. Hier uit blykt, dat de spatien m h en l h de zelfde zyn, als die, welke met gelyke bewegingen vallen, en wiens sneltens zouden zyn als de helfte p e, o d, als zy afgedaan wierden in de tyden e a, a d. Als dan getoont wert dat deeze spatien m h, l h, in een dubbelde reden zyn der tyden e a, d a, zoo is 't begeerde voldaan. Maar in myn vierde Propositie (zeght Galileus) is bewezen, dat de bewoogene dingen, die met gelyke beweging vallen, onder zich een gecompozeerde ofte gemengde reden hebben, uit de reden van haar vaert, en uit de reden van haar tydt: doch deeze reden van haar vaert is de zelfde met de reden van de tydt, (want wat reden de helft van p e heeft tot de helft van o d, of de geheele p e tot de geheele o d, die heeft a e tot a d) daar om zyn de gevallene spatien in dubbelde reden tot de reden der tyden. Hier uit blykt ook, dat de zelfde reden der spatien dubbelt is tot de reden van de graden der grootste snelheit, te weten van de linien p e, o d, dewyle p e tot o d is, gelyk e a tot a d. Alle deeze bewyzen zyn klaar, wanneer een ydel onderstelt wert, daar in de lichamen bewoogen werden; want zoo men aanmerkt den toestel van het geheele al, zoo als het zelve is, zullen eenige veranderingen in deeze bewyzen, en rekeningen, ingevoert moeten werden; maar om dat het zelve weinigh verschil aan brengt, hebbe ik die dus in haar wezen willen laten staan. De vermaarde, en naauwste na-speurder der nature, R. Descartes, gevoelt, en schryft van deeze stoffe aldus: De vallen (zeit hy) geschieden niet met oneven getallen, (gelyk Galileus meent) als 1, 3, 5, 7, enz. want dit kan niet waar zyn, of men moet eerst twee valsche zaken vooronderstellen; het eene is, dat de beweginge by trappen wast van het alderlangzaamste af, en gaat door alle de trappen van snelte; het andere is, dat de tegenstandt van de lucht niet en belet. Wat het eerste belangt, de lichamen krygen in het eerste oogenblik een stooting van de fyne stoffe, even als een bal een beweging van een kolf kryght, of als een zwaarte van een mensch neder gestooten wort: maar men kan de snelte van de zware lichamen, zoo als die in 't begin neder dalen, niet bepalen, want zy hangt af van de snelte en kracht der fyne stoffe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deeze snelte neemt in 't begin, als het lichaam valt, zoo veel af van de reden der sneltens, daar de lichamen mede dalen, (volgens Galileus, want een lichaam in de rust a heeft, by voorbeeldt, reedts de beweging, of neiging, als b c, door de stooting der fyne stoffe, als gezeght is) als het
klein driehoeksken a b c af neemt van den driehoek a d e, zoo men stelt dat de linie b c de snelte des eersten oogenbliks vertoont, waar mede een lichaam zoude aangedaan zyn, als het begint te vallen, en d e die van de laatste oogenblik: daar by komt, dat de fyne stoffe in het begin des eersten oogenbliks de lichamen stoot, en geeft hen een trap van snelte; daar na in het tweede oogenblik stoot die wederom, maar een weinigh minder, zoo dat de lichamen noch by kans een trap van snelte ontfangen, en zoo voorts met de volgende oogenblikken, het welk zoo in 't begin zeer na een dubbelde reden geeft; maar deeze reden vergaat geheel, wanneer zy veele vademen gevallen zyn, en dan vermeerdert de snelte niet meer, of immers zeer weinigh, want alle maghten werken meerder of minder, na dat de voorwerpen meerder of minder gestelt zyn hun gewelt te ontfangen: doch het is zeker dat een steen niet zoo wel gestelt is, om een nieuwe beweginge ofte vermeerderinge van snelte te ontfangen, wanneer zy reedts snel beweeght, als dat die noch zeer langzaam bewoogen wort. Wat de tegenstandt van de lucht belangt, deeze tegenstandt is veel meer als de lichamen snel dalen, dan als die noch weinigh beweginge hebben, en dat kan maken dat de lichamen, die neder dalen, gekomen zynde tot een zekere trap van snelte, niet meer of weinigh toe nemen; en de lichamen die van lichte stoffe zyn komen eerder tot deeze trap van snelte, als die welke zwaarder zyn. Men bevindt ook dat de lichamen, die met een groote snelte opwaarts bewoogen worden, onvergelykelyk rasser klimmen in het begin als op 't einde, doch zy dalen zoo merkelyk rasser niet op het laatste als in 't begin, voornamentlyk als de stoffe zeer licht is. Doch niet tegenstaande alle deeze aanmerkingen dadelyk en op de waarheit gegrondt zyn, konnen de zelve geen zoo groot letzel aanbrengen, dat men daar om de voornoemde rekeningen zoude verwerpen, en haar gebruik mispryzen, welke de oeffeninge ons geleert heeft, en bevestight is door het gezagh van veele geleerde mannen. Als een recht op geworpen lichaam op zyn hooghste gekomen is, zoo zal de werpende beweging in de tydt die het lichaam in 't klimmen besteedt heeft het tweevondt zyn van de hooghte des hooghsten standts. Laat a b de worp zyn, b de hooghste standt, en b c even aan a b: ik zegge, dat het lichaam, niet zwaar zynde, door dekracht des worps tot c zoude gekomen zyn; want als het lichaam op zyn hooghste is, zoo moet de vaert tot nederdaling even aan de bewegende of werpende kracht zyn, anders zoude het lichaam noch ryzen, ofte al aan 't dalen zyn. Dit zoo zynde, laat (zoo 't moogelyk waar) het lichaam door de kracht des worps, zonder zwaarte aangemerkt, tot aan d gekomen zyn, zoo zal de val d b zyn, en door 't voorgaande zal de vaert tot nederdaling het tweevoudt van b d zyn, in zulk een tydt als tot de beweging besteedt is; maar de werpende kracht a d is even aan deeze vaert, en daar om a d het tweevoudt van b d, of a b is even aan b d, het welke valsch is, om dat b c even aan a b gestelt is: derhalven blyft het voorgestelde vast. Een schuins op geworpen lichaam, op zyn hooghste zynde, heeft door zyn zwaarte even zoo veel ruimte gevallen, als de hooghte des hooghsten standts. Laat de worp langs a b geschieden, zoo het lichaam niet zwaar is, maar zwaar zynde, alzoo de vaert der daling altydt ver-meerdert, langs de kromme lyn a c, c zy de hooghste standt, en laat door c getoogen zyn b d rechthoekigh op de horizontale of water-passe a d: ik zegge, dat b c is even aan c d. Om dit te bewyzen, zoo laat ons aanmerken dat de worp niet langs a b geschiedt, maar van d na b, met zoo veel minder beweging; want de water-passe beweging komt hier niet in aanmerking, dewyle dit vertoogh alleen van de ryzende beweging afhangt. Dit dan zoo zynde, zoo is ons voorstel openbaar genoegh bewezen in de naast voorgaande voorstel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kromme linie, die een schuins op geworpen lichaam door zyn beweging beschryft, is een parabel, of brant-snee, wiens top is op de plaats daar het lichaam op zyn hooghste is. Laat de werpende kracht van a na b zyn, c de hooghste standt, en b c d rechthoekigh op de horizontale a d: ik zegge, datde kromme linie a c een parabel is, en c zyn top. Laat getoogen zyn c e evenwydigh met a d, en a e met c d; deeze c e zal a b doorsnyden in k, alzoo dat a k en k b even zyn, om dat b c en c d even zyn: Laat nu a k en k b in eenige gelyke deelen gedeelt zyn in s, r, p en q, en door deeze punten de evenwydige linien met b d, te weten f e, h g, k i, p l, en q n getoogen, deeze linien snyden de linie c e ook in gelyke deelen in o, m, k, h en f: voorders, dewyl de deelen a s, s r, n k, k p, p q en q b gelyk zyn, zoo zyn ook de werpende bewegingen door deeze deelen gelyk, om dat deeze beweging eenparigh is. Desgelyks blykt, door het geene uit Galileus aangemerkt is, dat s e 1 zynde, r g 4, k i 9, p l 16, q n 25, en b c 36 zal zyn, te weten, als de vierkanten der tyden: voorts, dewyl b c en a e elk 36 is, zoo is ook q o en f s elk 24, en p m met h r elk 12 deelen; hier door vindt men voor o n 1, voor m l 4, voor k i 9, voor h g 16, voor f e 25, en voor e a 36, te weten, een progressie van quadraat-getallen, en daar om (door de natuur van de parabola) is de kromme linie a c een parabel, volgens Apollonius, en andere. Op de zelve wyze zal men ook voor t u 1, voor w x 4, voor y z 9 vinden, en zoo voorts, als c t, t w en w y even aan c o gestelt zyn, daar om zyn ook de punten u x z in de zelve parabola: waar uit ik dan besluite, dat de wegh van de geworpen zwaarte een parabel is, en c de top. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste vervolgh.Hier uit volght, dat op gelyke tyden, voor en na de hooghste standt, het lichaam even hoogh en even verre van de top c zal zyn, en dat dien volgens de ryzende en dalende bewegingen even zyn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede vervolgh.Het blykt ook, door de natuur der parabola, dat a b een raak-lyn is van de zelve, om dat b c en c d even zyn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde vervolgh.Indien van eenigh punt in de parabel e een raak-lyn getoogen is, als e f, en dat een lichaam geworpen wort langs e f, met een kracht, die tot de kracht, waar mede hier voor langs a b geworpen was, is als e f tot i b, e i h evenwydigh met d b zynde, zoo zal de beweging door de zelve parabel e c geschieden; want dewyl e f een raak-lyn is, zoo is f c even aan c g:Voorts, dewyl de macht, waar mede het lichaam langs a b bewoogen was, is tot de maght, waar mede het zelve langs e f bewoogen wort, (door het gestelde) als i b tot e f, zoo geschiedt de beweging van i na b, en van e tot f, in gelyke tydt; daar om is de tydt van de beweging van a tot b, tot de tydt der beweging van e tot f, als a b tot i b, of, 't geen het zelve is, als a d tot e g; maar het quadraat a d is tot het quadraat e g, als c d tot c g, door de natuur van de parabel, of als b c tot f c, (om dat c d en c g even aan b c en f c zyn) zoo is dan ook de val b c tot de val f c, als het quadraat des tydts tot het quadraat des tydts, en daar om zal ook het lichaam, aldus geworpen zynde langs e f, door het punt c gaan, als hier voor bewezen is: en nademaal f c even aan c g is, zoo zal c de hooghste standt en de top van de parabel zyn, en dien volgende zal de laatst gestelde worp door de zelve parabel gaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vierde vervolgh.Hier uit volght ook, dat de kracht in een gegeven punt van de parabel is tot de kracht in een ander punt, als een gedeelte van haar raak-lynen tusschen twee evenwydige linien, die evenwydigh met b d zyn, te weten, de kracht in a is tot de kracht in e, als i b tot e f, of als i l tot e k. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gegeven zynde de hooghte des hooghsten standts van een recht op gerworpen lichaam, en de streek van een schuinsche opwerping, die door gelyke kracht geworpen wort, de parabole linie te vinden, door welke het schuins op geworpen lichaam beweeght. Laat a b de loot-lyn rechte worp zyn, b zyn hooghste standt, a c de gegevene streek, waar in, door gelyke kracht als in de worp a b, een lichaam van a na c bewoogen wort, de parabel a f h te vinden.Trekt op a b het half ront a d b, dat de linie a c in d doorsnydt, en door d getoogen de horizontale e d f; daar na zy d f even aan d e, en getoogen c f g rechthoekigh op de horizontale a g h; eindelyk zy g h even aan a g, zoo zal f de top van de parabola zyn, f g de hooghte, en a h de breedte: hier uit volght dan lichtelyk de wyze om de gantsche parabola te beschryven. Laat, tot bereidinge, getoogen zyn de linie b d. Uit het voorgaande blykt, dat het recht op geworpen lichaam, zonder zwaarte aangemerkt, in de tydt des hoogsten standts, het tweevoudt van a b zoude bewoogen zyn, zoo is dan de tydt die het recht op geworpen lichaam besteedt om op zyn hooghste te komen, tot de tydt die het ander lichaam besteedt om van a tot c te komen, als het dubbelt van a b tot a c, of gelyk haar helften, te weten als a b tot a d: voorders, dewyl de driehoeken a d b en a e d gelykformigh zyn, hebbende een gemeene hoek a, en elk een rechte hoek a d b en a e d, zoo is a b tot a d als a d tot a e, en dien volgens a b tot a e als het quadraat op a b tot het quadraat op a d, volgens Euclides, of gelyk het quadraat des tydts die het recht op geworpen lichaam besteedt heeft om op zyn hooghste te komen, tot het quadraat des tydts die het ander lichaam besteedt heeft om tot c te komen; maar de val van het recht op geworpen lichaam is a b, gelyk hier voor getoont is, en a e is gelyk c f, daar om is het quadraat des tydts die het recht op geworpen lichaam besteedt heeft, tot het quadraat des tydts der beweging van a to c, als de val a b tot c f, en dien volgende zal het lichaam dat schuins op geworpen wort door f gaan: en nademaal f c even aan f g is, zoo zal f de top van de parabel zyn, gelyk alreedts bewezen is. Eindelyk, om dat (als getoont is) de ryzing en daling gelyk zyn, zoo zal het lichaam ook door h gaan, en daar om zal a h de breedte zyn, 't welk te bewyzen stondt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste vervolgh.Hier uit volght de wyze om de veerheit van de worp te vinden; want, nemende alleen het viervoudt van e d, dat zelve zal het begeerde zyn, om dat a h vier maal de lengte van e d is, als voor is bewezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede vervolgh.Hier uit volght ook, dat de worp, welke langhs een streek, die 45 graden boven den horizont verheven is, gedaan wordt, als hier a d, het verdtste toe draaght, om dat g d langer is als eenige andere loot-lyn rechte linie op a b, zynde de halve middel-lyn. Desgelyks volght ook, dat de worpen, die even veel graden onder of boven de 45 graden zyn, even verre toe dragen, als hier de worpen a e en a c, om dat f e en h c gelyk zyn. Eindelyk volght noch, dat de veerheit des worps a d is tot de veerheit des worps a e of a c, als de lengte der linie g d tot de linie f e of h c. Dit voorgaande wel verstaan zynde, kan men 't zelve lichtelyk tot het schieten toepassen; want het geen hier van werpen in 't gemeen gesprooken is, kan men ook aan het schieten toepassen, dewyl het een zelve zaak is. Doch om kortelyk, uit de voorgaande stellingen, iets daar van te spreken, zoo zegh ik eerstelyk, dat een kogel, uit een stuk schuins op geschooten, een parabola zal beschryven. Ten tweeden blykt dat de ryzing en daling gelyk is, en dat dien volgende de kracht over berde de zyden des hooghsten standts ook mede gelyk is. Ten derden zoo is de kracht, die de kogel op ieder punt in zyn wegh heeft, bepaalt; welke kracht het minste is als de kogel op zyn hoogste is, en hoe verder van de hooghste standt, hoe de kogel meerder kracht heeft. Ten vierden, indien bekent was hoe hoogh een recht op staande stuk schieten kon, is een middel aangewezen om de wegh te vinden die een schuins gestelt stuk schieten zal, als mede, hoe hoogh | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 513]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de kogel vliegen, en waar die op 't hooghste wezen zal. Eindelyk blykt de wyze om lichtelyk de veerheit van een schoot uit te vinden: als ook, dat een stuk op 45 graden verheven het verdtste kan schieten: daar benevens, dat een stuk even veel onder of boven 45 graden gestelt zynde even verre toedraaght. Aldus kan men lichtelyk een Tafel maken, en op alle schooten van graad tot graad berekenen hoe verre de vlught des kogels is, gestelt zynde dat de kogel 1000 deelen verre vliegt, als het stuk op 45 graden gestelt is, (doch verstaat door deeze veerheit, de af-standt tusschen de mondt van 't stuk en de plaats daar de kogel even zoo hoogh boven den horizont komt als de mondt van 't stuk gestelt is) welke Tafel dan op deeze wyze gemaakt wort: Men stelt voor de radius, of recht-hoeks hoek-maat, van 90 graden 1000, dat is, men snydt over al in de Tafel sinus, ofte hoek-maats Tafel, de twee laatste letteren af, indien recht-hoeks hoek-maat van deeze Tafel berekent is op 100000 deelen, gelyk gemeenlyk gebruikelyk is; en dan heeft men maar voor de schoot van 1 graad boven den horizont, of 89 graden, te nemen de hoek-maat van 2 graden; voor 2 graden, of 88 graden, de hoek-maat van 4 graden; voor 3, of 87 graden, de hoek-maat van 6 graden, enz. te weten, altydt het dubbelt getal der graden die het stuk verheven staat, indien het zelve niet boven 45 graden verheven is, of het dubbelt van 't scheel-boogh van 90 graden, zoo het stuk boven de 45 graden verheven is, gelyk in de volgende Tafel te zien is.
De Zeilmaker maakt nieuwe zeilen, en herstelt de veroude. Kuipers slaan op de vaten acht, verhinderen het lekken der zelve, stouwen de ledige wegh, en verpompen of ontladen die, des noodigh zynde. De Quartiermeesters te water zyn zoo veel als de Corporaals te landt: ieder moet op zyn beurt, zoo wel by dagh als by nacht, met zyn quartier volks boven wezen. Zy moeten letten dat de glazen van de man te roer niet eerder omgekeert werden, dan als de zelve uit geloopen zyn. Als een uur-glas uit is, dan wert'er een klop aan de klok gegeven. Als de Kok schaft moeten zy boven komen, om ieder zyn spys toe te dragen, en te zien dat'er niets verlooren gaat. Zy slaan acht dat de uitkyk voor op zyn werk wel waar neme. Als het quartier uit is, porren zy de Provoost, welke daar op het quartiers volk dat volght boven doet komen. Ook ontsteken zy de lichten. Op ieder Schip zyn zy gemeenlyk drie, en zomtydts ook wel vier in getal. Zy passen op boot en sloep, die bestuurende, ieder in zyn quartiers tydt, en geven last, wie van de maats vallen zal. Zy schikken 't volk aan de bras, en gebieden luidts keels. By noodt staan zy aan 't roer, het zy in geveght, of op gevaarlyke gronden. Wanneer geëntert wordt, moeten de Quartier-meesters goede acht nemen dat buiten noodt geen volk entere, als alleen wiens quartier te enteren staat, op dat binnens scheeps geen ongeval kome te ontstaan, door te grooten iever, dat ieder, graagh op de buit, in 's vyandts Schip wezen wil. Het is gebeurt, als den Heer Admiraal Cornelis Tromp, toen Kapitein, een Engelsch Koopvaardy-schip enterde, en veroverde, dat al zyn volk, behalven hy met noch twee mannen, van welke den eenen gequetst was, over sprong in de prys, en dat'er dertigh man der vyanden in 't Schip van den Admiraal wierden gejaaght, welke, indien zy moed hadden gehadt, met het zelve zouden hebben konnen wegh zeilen, dewyle dat meer bezeilt was als het veroverde Schip; doch den manhaften Tromp alleen, met den sabel in de vuist, joegh hen alle tot in het kabel-gat, wierp het luik daar op, en dekte het lucht-gat met zyn lichaam, riep ondertusschen de gequetste man, want de andere stondt aan het roer, deed zich spykers brengen, en sloegh het luik toe, waar na hy met een schoot sein aan zyn volk gaf van over te komen. Deeze Quartier-meesters dragen mede zorg, dat by vechtens tydt de verwondde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 514]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanstondts naar beneden gedragen, en de neder geschootene haastigh buiten boort gezet werden, om geen verslagentheit aan de over geblevene te veroorzaken. Waar by aan te merken is, dat het zee-volk, als iemant doot geschooten wert, den zelven aanstondts in zee zetten, zonder hem van kleederen te berooven, gelyk te landt by de soldaten meest althans plagh te geschieden. De Quartier-meesters moeten ook acht slaan op de geene die aan boort komen, en de vreemde weeren. Hun ampt is mede, de kranken te bezorgen, op het tabak rooken acht te nemen, en ongeregeltheden te verhoeden, zoo veel in hun is. Het geheele scheeps-volk wert verdeelt in drie quartieren, dus met een Onduitsch woort benaamt, welke onderscheiden werden met de naam van des Prinssen, Graaf Maurits, en Graaf Ernst quartier. In 't eerste quartier gebiedt de Luitenant, of de Opper-stuurman: in het tweede, de Onder-stuurman, of de Schipper: en in het derde, de Schipper, of de Derde-waak. Deeze gebiedts verdeiling hangt aan de wil des Kapiteins, waar om de Luitenant daar dikmaal van verschoont blyft. De wacht ter middernacht wert genaamt de honde-wacht; want het valt moeijelyk die waar te nemen. Des avonts wert de wacht op gezet na het believen van den Kapitein, des Zomers veeltydts met de nacht, en des Winters een uur of drie na het vallen van den dagh: de laatste wacht duurt des morgens tot het vroegh schaffen toe: van die tydt af tot aan het tweede schaffen is het de eerste dagh-wacht, welke van dat volk waargenoomen werdt wiens quartier het eerste is na de laatste nacht-wacht: de tweede dagh-wacht duurt van het tweede schaffen af tot den avondt toe, en zoo lange na het laatste schaffen, tot het den Kapitein gelieft de nacht-wacht op te zetten, 't geen geschiedt met het opsteken van de trompet, slaan der trom, of ook wel met het uitroepen van een Provoost. Dit vertoeven, of liever deeze tydt tusschen het avondt-schaffen en het op zetten van de wacht, wert by de zee-luiden de plat-voet genaamt. En dus verwisselen de beurten, zoo dat nu op deeze, dan op geene de middernacht-wake valt. Nevens de voorgenoemde Hooft-officieren waken onder hun te gelyk, in ieder quartier, eenige der minder Officieren, als de Hoog-bootsman, Schieman, Konstapel, enz. By de Opper-stuurman waakt de Schiemans-maat; by de Onder-stuurman waakt de Schieman; by de Schipper, of de Darde-waak, waken de Bootsmans- en de Konstapels-maat, en ieder heeft zyn Quartier-meester by zich. In ieder quartier zyn de Busschieters en mast-klimmers even sterk, en het volk is in al de drie quartieren gelyk verdeilt. Altydt moet zich een quartier volks boven houden, en wanneer dat'er, in tydt van noodt, over al geroepen wert, dan moet al het scheeps-volk boven komen. De Corporaal, of anders Commandeur over de soldaten, moet het handt-geweer schoon doen houden, en, slaags zynde, de soldaten aanvoeren, ook de musketten bezien, of die, na den eisch, met kogels zyn geladen: hy stelt schildt-wachten uit voor de kajuit, en aan de val-reep: ook geeft hy bevel, dat ieder zyn patroonen klaar heeft. De Provoost slaat alle wan-ordres en ongeregeltheden, die de matroozen plegen, in acht; daar hy den Kapitein, of Luitenant, kennisse van doet hebben: let wel dat de maats geschiktelyk eeten, geen spys over boort werpen, en de plaatze, daar zy schaffen, schoon houden: dryft het volk tot haar werk aan: sluit de moedwillige, op 't bevel van den Kapitein, in het galjoen en boeijens: past op, dat ieder in zyn wacht boven is: roept de quartieren uit, 't geen geschiedt met het slaan van een stok op de groote mast, zeffens uitroepende welker wacht het is: dwingt d'onwillige in 't gebedt te komen: laat niet toe dat iemandt ongeschoent in de kooy leght, noch zyn water binnen boort maakt, natte kleederen ongetrapt laat leggen, of getier en geraas make: ook straft hy de jongens. Als te scheep eenige straf ter uitvoering wort gestelt, en dat'er geen scherp-rechter is, dan moet alle man de handt daar aan slaan, op dat niemandt het verwyt te hooren heeft. Als men iemandt kielt, wort de raa gestreken, daar de lyder op gezet wert, en met een touw (zwaarte aan zyn voeten hebbende) onder door het Schip gehaalt: de Konstapel, en Bootsman, maken hem met servings vast. De Bottelier reikt de spyze uit aan de Kok, die hem de Kapitein ter handt doet stellen, en het bier, of den drank, aan de matroozen. Hy neemt acht op de eet-waaren, en weert de bedervinge, zoo veel moogelyk is. Van den toestandt der eet-waaren heeft hy de Scheeps-hoofden steets te waarschouwen, op dat, by gebrek, de Ga naar margenoot*eet-maat langzaamlyk, en niet plotzelyk vermindert worde: hy verdeelt de zelve in 't byzyn van den Luitenant. De Bottelier is een maat, of mede-gezel, toegevoeght, die zynen arbeidt onderschraaght. Op de Scheepen van 't Landt plegen de Kapiteins voor ieder van de eerste vyftigh man 7 stuivers te genieten, voor de tweede | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 515]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vyftigh ieder 6½ stuiver, en voor alle boven dit getal 6 stuivers tot kost-gelt 's daaghs. Doch op Koopvaardy-scheepen bezorgen de Reeders de leeftocht voor hun volk. De Varschebalie maakt de spys schoon: hy klopt en weckt de stok-vis, en verlucht de zelve dikmaal, die zulks meer noodigh heeft als andere spyze, eensdeels, omdat zy de myt zeer onderworpen is, anderdeels, om dat zy boven en voor de handt leght, alwaar zy de meeste beweging ontfangt, en by gevolgh de verderving meer onderworpen is. Ga naar margenoot+Gort, en erweten, hoe dichter gehouden, en hoe vaster gepakt, als maar zuiver en droogh in de tonnen zyn gedaan, hoe dat beter bewaart zullen werden: het verluchten der zelve is niet noodigh, zoo lange de tonnen niet geopent werden; maar als die eens geopent zyn, moet het verluchten dikmaal geschieden, anders is'er gevaar van klonteren, en verderven. Meel moet wel verzorght, en dikmaal gekeert werden; want het bederft eerder als koorn. Het vleesch, en spek, moet wel voorzien blyven van pekel: alle vaten die lekken moeten dicht gemaakt, en voort weder opgevult werden. Gerookt spek, en broot dat hardt is, moet dicht en droog blyven, en hoe 't minder geroert werdt, hoe beter. Indien men vaten maakte, hooger als gemeen, die in vier of vyf bodems verdeelt waren, en als tot ieder bodem een opening of kraan was, doch zoo, dat de nattigheit van boven tot beneden moght door zypen, en men de bodems stelde dat zy'er uit genoomen konden werden, gebruiks halven, dan zoude men zoo wel gepekelt vleesch, als drank, langer als gewoonlyk in de zelve goet konnen houden; waar van de oorzaak is, dat dusdanige vaten minder zouden bewoogen worden, en meerder beschut blyven voor de uitterlyke lucht, als andere. Water, 't geen stinkt, kan met kloppen, en in de lucht te stellen, ook met in werpen van leem, of pot-aarde, die daar door gewrongen wert, gezuivert werden. Als men oudt en stinkent water kookt, zal het beter geur bekomen. Wanneer het water bitter is, vermengt men 't zelve met een weinigh meel, het welke, als 't gezonken is, het water een zoeter smaak zal doen hebben. De spons-gaten van de water-vaten werden met blik gedekt; doch wanneer het water begint te stinken, zoo heeft men die te doorbooren, want als het lucht kryght zal 't minder stinken. Om in noodt versch water te bekomen, zeght Plinius, zal men huiden, en beeste-vachten, nevens het Schip buiten boort uit steken, en vergaderen zoo den dauw, en damp uit der zee, welke zoet zullen bevonden werden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om zout water zoet te maken.Volgens bericht, my gedaan, giet men in een kopere of yzere distilleer-ketel een tonne zout water, en strooit daar in 1 pont fyn gestooten talk, zynde een aart van taay glas, anders Marien-glas genaamt; als dat te zamen wel omgeroert is, moet men een goet vuur onder de ketel stoken, en het water braaf laten opkoken, stoppende de zelve boven dicht toe, dat'er geen waassem uit kan vliegen: dan zal het water, 't geen door den alembyk uit loopt, zoet en goet zyn, en op de grondt van de ketel zal men het zout vinden, dat gebruikt kan werden. Om vuil zoet water in zee goet te maken, moet men de tonnen, daar het in is, boven op 't Schip in de lucht leggen, en gieten in ieder ton 1½ once Spiritus salis, latende dat zoo 24 uuren stil staan, als dan zal het water klaar, en zoo goet zyn als het van te vooren geweest is. Het water moet niet zonder onderscheit aangetast worden, maar het zuiverste dient eerst gebezigt, en het dikke moet men laten zinken, het geene in 't gemeen, na dat gezet is, en gewerkt heeft, zyn voorige geur bekomt. Het water moet in vaten met yzere banden zyn geslagen. Eer men de vleesch- en water-tonnen vult, is het dienstig dat de zelve met wyngaart-bladen, of andere zuure nattigheit, omgespoelt werden: dit zal zoo wel het water als 't vleesch duurzaamheit aan brengen. Het vleesch moet by koudt weêr gezouten worden, en de pekel, of ander pat, bedekt zynde met gesmolten vet, zal het voor verrotting bestendigh doen blyven: ook moet het dikmaal herpekelt worden. Het broodt moet zomtydts gedrooght en verlucht worden. Het bier, dat op de Scheepen gedronken wert, dient wel gehopt te zyn: het beste is, 't geen in de Lente of Gras-maant gebrouwen wort. Erweten, en boonen, die zeer hardt zyn, zal men doen stampen, en zoo de maats voor zetten. Den kranken behoort men de harde scheeps spyze te onthouden, en zachter voedtzel te geven. De Kok moet net en rein zyn over de spyze die hy kookt: het water, of brandt-hout, moet hy niet onnuttelyk verdoen: nat zyn schouw dagelyks: schaft niet voor dat hy bevel van den Kapitein heeft: trekt de bel wanneer het volk zich neder zal zetten om te eeten. Des Maandagh 's mor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 516]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gens schaft hy in 't gemeen gort voor de vroegh-kost; 's middaghs witte erweten, en stokvis; 's avondts weder het zelfde: en zulks tot Donderdagh toe, wanneer men 's morgens gort schaft; 's middaghs spek, of vleesch, en graauwe erweten; 's avondts dan graauwe erweten, en stokvis: op Vrydagh, en Zaturdagh, werdt even-eens geschaft als op Maandagh: Zondagh 's middaghs wert'er spek of vleesch geschaft, en de rest dan als op Donderdagh 's morgens: geen dagh uitgezondert of daar wert gort geschaft. Op veele Koopvaardy-scheepen werdt een-en-twintig maal gort geschaft in eene week, voornamentlyk op die, welke om de Oost, of op Vrankryk varen, daar spek of vleesch op gezette dagen wordt by gevoeght. Op zommige Scheepen van oorlogh wert nimmer vleesch geschaft, 't en ware het zelve hier of daar aan landt varsch gekocht konde werden. Spek houdt men nutter als vleesch voor de zee-luiden, om dat het beter goet blyft, en van beter verteering is als het oude vleesch. In zommige plaatzen schaft men aan de scheepelingen gedrooght ossen-vleesch, tot stof gemalen. De drank in de Noort- en Oost-zee is bier, op verdere tochten enkel water, of water met edik vermengt. Kaes, boter en broodt, wort wekelyk by mate aan het volk uitgedeilt; doch boter wert niet geschaft, als op toghten die niet verre zyn, en dan een half pont ter week, nevens het dubbelt van kaes. Op zommige Scheepen wort geschaft als volght: Zondagh, voor zes persoonen aan een bak, de vroeg-kost, een bak grutten, met pekel-haring: 's middaghs, een bak graauwe erweten, en een pont vleesch, of een half pont spek voor ieder hooft: des avondts wederom graauwe erweten. Op Maandagh, Dingsdagh, en Woensdagh, 's morgens een bak grutten, met een pekel-haring voor ieder man: des middaghs, en 's avonts, een bak groene erweten voor af, en dan stokvis met doop. Donderdag, de vroegh-kost, een bak grutten, met een pekel-haring, als vooren: des middaghs, een bak graauwe erweten voor af, en elk een pont vleesch voor dien dagh: 's avonts een bak graauwe erweten. Vrydagh, en Zaturdagh, gelyk als op Maandagh, enz. Ieder man kryght vyf pont hardt broot ter week, een pont kaes, en een half pont boter; ook bier zoo veel zy drinken mogen. Zomwylen wort 'er ziet-haring geschaft op de vis-dagen. Levendige eenden zyn dienstiger te scheep als hoenders; want zy houden beter vleesch, en leggen meerder eijeren. De Kok is gehouden het vet, of smout, van 't vleesch komende, zoo het eetbaar is, by de grutten te doen, voor de maats: het vuile smeer wert aan het Schip verbezight. Hem is een Maat, of Onder-kok, Varschebalie, en een Jongen toegevoeght. De Trompetter, en Tamboer, moeten zich laten hooren, wanneer iemandt van aanzien aan boort komt, of daar van gaat. De Matroozen dienen trouwen arbeidtzaam te wezen, ook hun aanbevoolen werk stil en zonder twist te doen: zy moeten de Scheepen lossen en laden, de zeilen af en aan slaan, varsch water, hout, en alle nood-wendigheden van landt halen; in 't kort, zy moeten alles doen 't geen hun belast wert van den Kapitein, Luitenant, Schipper, enz. Het is hen dienstigh dat zy in de konst van zwemmen wel geoeffent zyn, want zulks hen dikmaal te passe komt. Uit de Matroozen werden eenige tot Busschieters verkooren, welke daar toe de bequaamste werden geoordeelt, die ieder op haar toegevoegde stukken moeten passen, wiens soldy dan ook dikmaal boven die van de gemeene Matroozen wert gestelt. De Matroozen, als ook de Soldaten, kiezen onder zich ieder een maat, of medegezel, om elkander by ziekte, of andere onderlinge noodtzakelykheden, behulpzaam te zyn: zy bergen hare plunje, indien het noodigh is, in eene kist, en dienen zoo malkander. De kisten, die de bootsgezellen, en soldaten, te scheep gebruiken, hebben haar gezette mate, die zy niet moogen te boven gaan. Wanneer 's nachts de quartieren uit zyn, werdt het volgende Roer-zang van twee matroozen gezongen, die d'eene voor en d'andere achter onder het verdek staan, en dat vaers om vaers, op 't bevel van de Quartier-meester.
Roer-Zang.
HIer zeilen wy met Godt verheven;
Godt wil ons de zonden vergeven,
Onze zonden, en onze misdaat:
Godt is ons troost, ons toeverlaat.
Quaart, quaart, te roer, een ander quartier
Te wake gaat. Godt verleent ons hier
Geluk, en behouwe reis, om veer,
Geluk, en behouwe reis, mooy weêr,
En voor windt, blydt scheiden, klaar gezight,
Goed' voorspoedt: Godt houd' ons in goede plight.
Godt bewaart doch dit goet, en schip,
Voor een steen-bergh, en voor een klip:
Godt bewaart kiel, roer, mast, steng, en wandt;
Want dit staat doch altemaal in Godes handt.
Godt den Heer wil dit schip bewaren,
En alle maats, die daar meê varen,
Voor zee, voor zant, voor vuur, voor brandt,
En voor den helschen boozen vyandt;
Ook voor alle quaat gezelschap.
En is'er ook hier een quade knaap
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 517]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 't schip, die houdt Godt voor zyn hoeder,
Eert vader, moeder, zuster, en broeder.
Ay komt'er uit al met der spoet:
Ziet datje jou geen zeer en doet!
En voor alle quaat ons Godt behoedt,
Godt bewaart ons voor een quaat gemoedt.
Her uit quartier, in Godes naam,
Verlost de man te roer, zoo quaam
Ik vry, ook van myn dienst ontbonden.
Godt maakt my vry van al myn zonden.
Zy voegen dikmaal hier noch deeze en andere regels achter: Niemandt zal daar in de helle,
Als de Kok met zyn gezelle,
En de Bottelier met zyn maat,
En 't mannetje dat met 't stokje slaat.
Varschebalie, goede heer,
Styght uit uw kooy, en doetje geen zeer,
Vervarscht u vis, enz.
doch gâ de zelve verby, als niet betamende vermengt te zyn met een stichtigh liedt. En dus werden de bootsgezellen, welkers wacht aanstaande is, door dat gezang opgewekt. Ieder matroos is gehouden te roer te gaan; en indien iemandt des onkundigh is, die moet een ander, op zyn eigen kosten, in zyn plaatze stellen. De man te roer moet zyn oogh gestadig op het compas hebben, en de handt aan de kolder-stok, makende dat de kiel van het Schip met de loop die men houdt gestadigh op een streek is. Des daaghs moeten de matroozen by beurten, na het bevel van den Kapitein, op de mast klimmen, en uitkyken, met belosten van belooninge, zoo iets gewenschts in 't oogh krygen, 't zy schip, of landt. De Soldaten moeten de bevelen van hunne Opper-hoofden nakomen, en goede acht op haar geweer hebben. Zy zyn gehouden de schooten en halzen te helpen aanhalen, als ook de smyt waar te nemen. Deeze worden veeltydts voorzien met een pey en bult-zak. Zee-soldaten zyn te keuren voor gezette landt-soldaten. Deeze volgen de Hoop-loopers, of half-wassen braassems, van 16 tot 18 jaren oudt: zy doen mannen werk, en verdienen weinigh meer als de jongens. De Jongens vegen het Schip schoon, als ook de bak, en doen ander scheeps-werk, op bevel van d'Officiers, en bootsgezellen, wien zy ter tafel dienen: zy brengen de spyze op, en schenken den drank. Al het scheeps-volk moeten zy wel ten dienste staan; doch ieder is zoo hier als daar be scheiden. In 't slaan dragen zy kruit en loot aan, en luisteren in 't ruim of het Schip ook doorboort werdt. Hun werk is ook, op de vlaggen, bezaan, en kruis-zeil te passen. De Zwabber is die geene welke met een dweil het Schip door gaat, en alle onreinigheden opdrooght. Zoo daar vrye luiden op de Scheepen bevonden werden, die zyn schuldigh de scheeps-wetten te onderhouden; doch zy behoeven geen werk te doen, als in groote noodt. In geveght houdt zich de Kapitein boven, met een gedeelte van het volk, die te gelyk op de zeilen passen. De Luitenant stelt hy by 't geschut. De Schipper stelt hy elders, 't zy mede by het geschut, of dat die opzight hebbe op de zeilen, en touwen. De Stuur-man moet op het roer passen. Alzoo te deezer plaatze niet ongevoeglyk oordeele eenige byzonderheden, die ter zee, by storm, en schip-breuk, den zeeman voor komen, ten toon te stellen, zal eenige weinige hier in lasschen. By over zware storm, en dat men zorgt het Schip te verliezen, is 't dienstigh het zelve te lichten, en de zwaarste lasten eerst over boort te werpen, tot het geschut en masten toe; doch als men de masten kerst, dan staat wel te letten dat de touwen gelykelyk afgesneden werden, op dat de mast niet tegen 't Schip slingere, en schade aan het zelve toebrenge. Als'er een hoek is boven te zeilen, en dat men, indien men daar beneden quam te vervallen, het Schip staat te verliezen, dan moet men alle de zeilen by zetten, en niet kerven, op dat veel windt-vang het Schip by de windt op houde, en de gevaarlyke hoeken, of kapen, te boven doet komen. Het lichten, en kerven, dient als de Scheepen lek werden, of dreigen te zinken. Als een Schip noodtwendigh stranden moet, is 't dienstigh alle zeilen by te zetten, en zoo het zelve recht scheeps hoogh op 't droogh te zetten; maar zoo het klippen zyn waar tegen men aan komt, dan is de minste zeilaadje best, om de verbreking des wraks te minder te maken. De ervarentheit leert, wanneer dat'er Scheepen gestrant, of ergens op een hooge grondt gebleven zyn, en boven water uit steken, dat die geene, welke zich by en op het wrak houden, meerder malen geborgen worden, als die zich in een boot, of met zwemmen van het Schip begeven; want de boots slaan veeltydts om, en de zwemmers worden door de barning overstolpt. Om zich zelfs van een zinkent Schip in diep water te behouden, is noodigh, zich haastigh, eer het vol water is, daar van te begeven, 't zy met zwemmen, of in een boot, om dat een zinkent Schip zoodanigh na zich zuight, dat alles wat'er om- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 518]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trent is ingeslokt wert, en onder 't water raakt. By storm in een boot zynde, om zich te behouden, is eenighzins noodigh dat men de zelve aan wederzydts boorden eenparig doet dragen, gelykelyk uit roeit, en hem althans met zyn neus tegen de baren zet, op dat hy, dwars zees komende, niet overstelpt werde. Wanneer een boot om slaat, is niet dienstiger als zich te zamen rondt-om aan de kimmen van de omgekeerde boot vast te houden, doch zoo, dat wederzydts even veel menschen hangen, om de zelve in gelyke zwaarte te houden, en niet te doen zinken. Als eenigh zee-volk, in gevaar zynde, met een boot in zee zwerft, kan men dienstigh een dryf-zeil maken, om de zelve recht te houden, en voor stroom af te doen dryven. Als men in een open Schuit, of Jacht, by lyfs gevaar, voor anker rydt, en zorght door het over stortende water in de grondt te raken, is dienstigh het zeil over 't vaartuigh heen te spannen, en zoo her water uit te keeren. Met lang bot rydt men best. Als men het in de grondt ryden te gemoet ziet, of daar voor zorght, dan moet het anker uit de byt, en het zeil geheist. Die zich op masten of houten van gebleven Scheepen zoeken te lande te brengen, is't veeltydts dienstigh, zich met touwen daar aan vast te binden. Ook is mede zeer dienstigh, zich aan een in de grondt zittende wrak, als men zyn zelfs daar op houden, en het lyf bergen wil, vast te binden, om van 't over stortende water niet af gespoelt te werden. Dat men zich achter op een blyvendt Schip houdt, is veel tydts beter als voor, om dat het daar hoogst is; doch men moet altydt wel letten, zich te voegen daar de minste slagh van water is, en laten het liever over de rugh als over de borst gaan. Door 't hakken van gaten in de buik der omgeslagen Scheepen is menigh mensch geborgen; doch dit dient alleenlyk in binne-wateren, en by buijigh weêr, op dat, als de vlaagh haastigh over is, en men toegang tot de omgeslagene vaar-tuigen kan krygen, de menschen door den ingekapten bodem, of zyde, daar uit moogen gehaalt worden: Met lange lynen, om het lyf gebonden, wert'er mede menigh mensch geborgen, 't zy dat die van de wrakken af gaan, en aldaar vast gemaakt werden, of wel dat de lynen van landt met een voor-stroom toe gezonden zyn. By voorval van grooten noodt, en dat men willens is om 't Schip te doen stranden, tot redding van die daar op zyn, is het den Schipper, en Gebieders, te raden, niets te doen zonder toestemming van alle de bootsluiden, en, is 't moogelyk, niet zonder schriftelyke verklaring: gelyk in den jare 1636 geschiede, als het Schip van de Holsteinsche Gezanten op 't Caspische meir strande. Men strandt niet voor en aleer men ten einde touw is, en zoo veel bot geviert heeft als moogelyk is, dat het touw komt te breken, en geen ander overigh zy, of dat het Schip te lek is om langer boven gehouden te konnen werden, 't zy met balien of pompen, of dat men zorght voor anker in de grondt te ryden. Als men genoodtzaakt is te stranden, om dan het leven van 't volk te bewaren, moet zulks dienstigh met hoogh water geschieden, maar om het Schip te bewaren, met laegh water; want met hoogh water strandende, komt het volk te eerder op droogh, en met laeg water is'er hope van het Schip weder vlot te krygen. Wanneer men, by te zwaren storm, gezint is te ankeren, om Schip en leven te behouden, dient wel in acht genoomen, dat men aldaar ankert waar de grondt anker-vast is, en het anker niet sleept; ook, zoo 't moogelyk is, daar de wint het meest van de wal af waait, verre van alle blinde klippen: alwaar men ook niet stranden moet, zoo het te myden is, gevaars halven. Blinde klippen zyn kenbaar aan het branden van de zee. Als een Schip dreight te zinken, en de Schipper het zelve niet verlaten wil voor dat van 't zinken kan getuigen, kan men een lange lyn aan 't Schip binden, en zoo met de boot rondtom roeijen, tot dat het zinke, of behouden blyve; want zoo men op 't Schip blyft, moet men met het zelve zinken, wegens het zuigen van 't water. Een Admiraal dient niet te groot zeil te maken, om dat alle Scheepen niet even wel bezeilt zyn, en dat door te hardt zeilen de zwakke Scheepen uit haar leden, en van elkander zetten, zoo als de ondervindinge heeft geleert. Wanneer in 't jaar 1683 groote schade aan 's Landts Scheepen van oorlogh geschiede, is 't gebeurt dat zeker Kapitein zyn Schip behielt, met een zeil onder het zelve door te halen, en hooy daar in te leggen; welk hooy in de gaten zoogh, die onder in 't Schip waren, en alzoo de zelve stopte. Andere hadden hunne Scheepen met touwen omwonden, of omwoelt, en braghten de zelve alzoo behouden binnen. Behalven dat men door het ombinden van touwen een Schip in zee aan elkander | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 519]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kan houden, en dat men met onder geslagene zeilen gaten kan dicht maken, zoo kanmen noch in zee (doch het dient dan wel stil weêr te zyn) gaten, of reeten, en kleine openingen, onder water aan het Schip stoppen, met een zeil te nemen, het zelve vol gaten te prikken, en wol, of eenige losse en bolle ruighte, daar door te halen, en dan dat alzoo doorstekene of gelardeerde zeil tegen het gat aan te houden; als dan zal 't gebeuren dat door het zuigen van 't water, dat in 't Schip loopt, de wol daar in zal schieten, en zoo het gat stoppen. Met een lap te doen zakken onder water, te weten, waar eenigh gat of opening is, en dan het Schip aldaar tegen de windt te zetten, kan men het zelve gat stoppen, en dicht houden. Het is weinigh tydt geleden dat een Engelsch Schip, komende uit Oost-Indien, 't welk onder lek was, en reedts zonk, behouden wiert, met de zeilen onder de kiel om te halen, en voorts te pompen. Als de Koopvaardy-scheepen, die met zout zyn geladen, lek werden, weet den zee-man daar onder door te graven, en het Schip zomtydts te redden. Als een Schip by ongeval op een laeger wal leght, en gevaar van stranden heeft, is 't dienstigh de mast te kerven, te weten, als men meint het Schip noch aan't anker, en van de drooghte te houden; maar als een Schip reedts op het drooge zit, is het dienstiger de mast te laten staan, want die houdt het zelve te beter by elkander; en zoo men de mast als dan kapt, staat het Schip lichter te barsten. Men moet echter de mast niet lichtelyk kerven, want dan is alle hope verlooren om met de zeilen van de wal te geraken. Het mast kerven moet met groote omzight geschieden; want zonder mast zyn geen hoeken boven te zeilen. Doch by te grooten storm loopt een Schip, de masten op hebbende, te meer gevaar van stranden. Men moet het kappen der masten dan wel zoo lang uitstellen als moogelyk is; doch door te traagh kerven zyn in 't jaar 1684 merkelyke ongemakken bespeurt. Als men lang in zee, en het kabel niet veel te water geweest is, dan is men wel gewoon het zelve te versteken, om dat de voor-einden zomtydts verrotten; door dit verzuim gong het kostelyke Oost-Indisch Schip Tidor verlooren, in 't jaar 1684. Als men zonder roer stuurt, moet men de voor-zeilen gebruiken, en passen op het brassen der touwen, dan deeze dan geene. Zwaar geladen Scheepen konnen veel zeil dragen, en dat maakt de zelve stevigh; doch zy slingeren zeer, en gaan diep. Het is een groote misslagh, 't geene by ondervindinge hebbe bespeurt, de Scheepen op droogh, hoe zaght de modder is te laten leggen; want zulks doet hen de rugh in buigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de Zeil-steen, die het Compas zyn wezen geeft.De kracht, en genegentheit, (om zoo te spreken) die de Compas-naalt heeft, van na het Noorden en Zuiden te wyzen, bekomt en leent hy van de Zeil-steen; waar om het niet buiten-spoorigh zal zyn, kortelyk iets van deezen edelen steen hier in te lasschen. Het is naauwlyks vier hondert jaren geleden, dat de kracht van deezen steen by de werelt bekent is geworden. De Italianen zyn de eerste geweest, welke zich, op het weg-wyzen van deezen steen, in 't ruime nat dorsten begeven, en zulks na den voorgang van Jean Gira Amalphi, in de dertiende eeuw. Hen volgen de Spanjaarts, die de eilanden van Canarien daar mede op deden. Met reden wert gegist, dat dien zee-man, welke het alder-eerst in America lande, en tot Madera met weinigh gezonden aan quam, daar hy aan Columbus, den Genuees, zyn toght verhaalde, het gebruik van 't Compas en Zeil-steen heeft gehadt: deeze wert Andalozo geheten, die eenige voor een Portugees, en andere voor een Biscajer nemen. In 't jaar 1492 heeft Columbus zyn eerste toght gedaan. Wel is waar dat de Magneet, of Zeil-steen, en veele van zyn eigenschappen, van alle eeuwen af bekent zyn geweest. De Rabbinen melden, dat deeze steen niet alleen den Hebreen bekent is geweest, maar ook, dat die gebruikt zy geweest in het bouwen van de Hutte des Verbondts. Uit Plutarchus is klaar te besluiten, dat de Egyptenaren niet alleen den Magneet hebben gekent, maar zelfs dat zy van zyne trekkende kracht kundigh zyn geweest. Zy stelden zware Magneet-steenen dier voegen in hare Tempelen, dat eenige daar onder gestelde lichamen van yzer, zoo men wil, als een verbeelde Zon, en Maan, in de lucht quamen te hangen; gelyk valschelyk van Mahomets doot-kist wert verhaalt. Lucianus schryft, dat de Priesters van de Syrische afgodin haar afbeeldtzels in de lucht deeden hangen, door kracht van den Magneet. Men wil ook, dat Jeroboam hier door de gemeente van Israël tot afgoderye verlokte, wanneer hy insgelyks het kalf in de lucht zoude doen hangen hebben. Homerus, Plato, Aristoteles, Pythagoras, en andere, stemmen eenhellig toe, dat by | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 520]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Ouden kennisse zy geweest van veele eigenschappen deezer steen. Doch Pythagoras, die nochtans een onderzoeker van alle verborgentheden was, meldt het minste niet van dat het Noordt wyzen deezes steens aan de oudtheit bekent zy geweest. Andere zyn van gevoelen, dat deezen steen aangebeden is geweest, en dat het Heidendom waande eenige goddelykheit daar onder te schuilen. Het zyn mede raadtzelen, of de scheepelingen op de vloot van Salomon het gebruik van 't Compas hebben gehadt, voornamentlyk om dat de gewesten, waar heen en waar langs deeze vloot heeft gezeilt, zonder het zelve te bevaren zyn geweest. Ga naar margenoot+Ophir wert, na alle waarschynlykheit, gelooft geweest te zyn het landt van Pegu, Siam, of de West-kust van Sumatra: en Malacca is misschien de groote koop-stadt, daar men gout, elpen-been, apen, en alle die waaren ventede, welke de dienaars van Salomon mede gebraght hebben; want aan de West-kust van Sumatra wort het gout noch heden in tamelyke veelheit gevonden, ja zoo, dat een man, maar alleen een halve dagh zoekende, zoo veel kan vinden, als hy in vier of vyf dagen tot zyns zelfs onderhoudt van noode heeft: doch alle leeftocht is aldaar zeer goet koop te bekomen, en het lichaam wert met geen kleederen gedekt. Maar de soberheit van deeze menschen doet het gout daar schaars zyn; want alzoo zy bykans niet van noode hebben, begeven zy hen tot luiheit, en begeeren geen gout meer te verzamelen dan haar tot den dagelykschen onderhoudt noodigh is, en zulks maar voor een kleinen tydt: broodt en water is hun spys, benevens inlandtsche visch, en vleesch, die zy zelver vangen, zonder dat iets van buiten in halen, of begeeren. De praal in huizen is daar mede uitgebannen, zynde die alleen maar van inlandtsche stoffe gemaakt. Wat iever aangewendt is, om pracht, hovaardye, en geldtgierigheit, onder die menschen te brengen, zy blyven echter sober, en verachten alle uitlandtsche kostelykheden, als ook vreemde lekkernyen, kostelykedraght, deftige huizen, en toetakelingen: niets kan haar bewegen om te scheiden van haar oude eenvoudige wyze van leven, zy blyven naakt, sober, vreed-zaam, en zyn met weinigh vernoeght; en hier om is 't dat zy het goudt in overvloedt te zoeken achter laten, schoon steedts van de uitlanders daar om werden aangezoght. Het gout is daar te vinden op de stranden, in 't geberghte, in de vlieten, en al-om: het wordt by kleine greinen en brokjens verzamelt. Zonder twyffel zyn van oudts, ten tyde van Salomon, mynen geopent geweest, die nu, om de gemelde redenen, beslooten en vervuilt blyven. Staat aan te merken, dat het gout zoeken aldaar met uitlandtsche menschen zeer gevaarlyk is te doen, wegens de ongezontheit der lucht, en gront; weshalven de Nederlandtsche scheepelingen, die jaarlyks op de stroomen voor deeze landt-streeken komen te leggen, veel versterven, welke noch meerder gevaar zouden loopen, indien zy de aarde op het landt quamen te roeren: en wat vreemde slaven men tot noch toe aldaar heeft gebraght, die zyn de zelve sterffelykheit onderworpen geweest. Dit landt dan, naar allen schyn, het oude Ophir zynde, zoo is 't besluitelyk dat de inboorlingen moeten veraart zyn, of de oude stammen verstorven, of vervoert, en andere menschen van elders her gekomen, die zich daar ter neder hebben gestelt, van soberder inborst zynde als de oude, 't en ware dat Salomon de inboorlingen tot graven had gedwongen. Och of de Sumatrasche eenvoudigheit, en soberheit, by meerder volk-aart nagevolght wiert! Dus is 't mede gegaan by die van Chili, in Baldivia, en daar her-om, welke voor hondert jaren in zeer kostelyke gout-mynen arbeidden, en jaarlyks groote schatten uit braghten; doch nu is het gout by hun veracht, en wert verwaarloost, de mynen alle zyn verdonkert, toe geworpen, en met opzet bedorven, en zulks uit deezen inzighte, door dien zy zagen dat de Christenen om 't gout, zoo zy oordeelden, hun steedts den oorlogh quamen aan doen, en dat de zelve al-om de volkeren, by wien gout te vinden was, lastigh vielen, en tot het zoeken onophoudelyk aandreven: Het gout, zeiden zy, is der Christenen Godt, die willen wy verdelgen, dan zullen wy van haar daar om niet meerder lastigh gevallen werden. Wanneer de Hollandtsche West-Indische Maatschappye, voor omtrent veertigh jaren, een vloot Scheepen na dit Baldivia, ('t geen toen noch niet was overheert van de Spanjaarts) in de Zuit-zee gelegen, af zondt, op welke togt Brouwers zee wiert ontdekt, dus genaamt na de Leidtsman van die Scheepen, ten einde zy aldaar een handel zouden zoeken te vestigen op de Americaansche landen, buiten bezit van Spanje, aan de zelve Zee gelegen, wiert den scheepelingen, en soldaten, (zoo men zegt) wel scherpelyk belast, dat zy, gekomen zynde aan Baldivia, van gout niet zouden reppen. Deezen aanslagh liet zich in den beginne wel aanzien: men quam daar gelukkelyk aan, en kocht, by vermangeling, een stuk landts, meenende daar een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 521]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterkte, met verlof der inlanders, op te werpen: doch by de doot van den Overste, en op argh-waan, als of de Baldivianen vreesden, dat men, als het kasteel gebouwt zoude zyn, van den gout-handel moghte spreken, en hen beledigen, (want zy zeiden, voor gout te schrikken, en dat niet te zoeken, of te lieven, wegens de wreetheden, die men hare voor-ouders daar om hadde aangedaan: ook wert gezegt, dat na Brouwers doot onvoorzigtelyk van dien handel wiert gerept) braken onze lants-luiden op, verlieten de plaats, en quamen behouden tot Brasilia weder aan; op wiens komste aan 't Recif een hulp-vloot, om d'eerste te volgen, gereedt lagh, door welken, zoo zy die hadden in gewaght, den geoorlofden handel gewisselyk gevest hadde geweest. Dus magh het misschien met die van Sumatra oulings mede zyn gegaan, te weten, dat zy de gout-groeven verdorven hebben, om van de uitlanders niet meer geplaaght, en gedreven te werden, daar in te sloven. En na allen schyn zullen de nazaten op Baldivia niet weten dat onder haren grondt gout-schatten verborgen zyn, of dat men die daar uit heeft gedolven. Daar wort gezeght, dat men noch overblyfzelen van 't Joodtsche volk op Sumatra zoude vinden, doch zeer verbastert, die trachten staande te houden, nagelaten te zyn van Salomons vlootelingen, aldaar gevoert. Daar zyn te deezer tydt aldaar ontdekt, in de achter-bergen, zeer veele, en afgryzelyke groeven, die binnen menschen geheugenis niet geroert zyn, schoon dat'er van de zelve veele honderden jaren rugwaarts kennisse zy, en, na allen schyn, gegraven zyn by de dienaars van Salomon. Ailan is een plaats, gelegen in 't begin van de Roode zee, aan Egypten, van waar Salomons vloot vertrok, om na het goutryk Ophir te varen, de welke in Ezeon Geber toegerust, en vervaerdight was, als te bespeuren is 2 Chron. 8:17. en 1 Reg. 9:26. want David hadde, door het onder brengen der Edomiten, de palen zyns Ryks tot zoo verre uitgebreidt: ja David zelve, zoo men Eupolemus gelooven magh, had in de stadt Ailan Scheepen doen bouwen. Ceylon schynt het eilandt geweest te zyn, 't welk Salomons knechten op wegh Ga naar margenoot+aandeden, 't geen van Bochartus in 't breede wert betooght, uit overeenkomste des naams, uit de gelegentheit van het landt, en af-standt van de vaste kust, uit de gestalte van het eilandt, uit de goede toestandt van des zelfs lucht, woestynen, meiren, vruchtbaarheit, en vruchten, als van rys, honigh, gengber, appelen, palm-boomen, metalen, en gedierten, als mede uit het lang leven der inwoonders, gestalte der lichamen, raddigheit, kleinmoedigheit, wetenschappen, godts-dienst, kleeding, aanzien der Koningen, en uit het gebrek van wyn; welke zaken al t'zamen die beide plaatzen, te weten Ceylon, en 't eilandt dat Salomons vloot aan deede, konnen werden toegepast. Het eilandt Ceylon dan wort voor het Taprobana der Ouden gehouden, en de inwoonders werden gezegt overblyfzelen der Chinezen te zyn, die aldaar volk-plantingen hebben gebragt, zoo als het woort Cingalen in de lants taal schynt te beduiden. Van welke Chinezen met veel schyn van waarheit ook gevoelt wert, dat zy tot in America te scheep gehandelt hebben, en dat zy over Corea, en Jetzo, aldaar zyn overgezet geweest. En zoude zelfs Japan een volk-plantinge der Chinezen zyn. Twee honderdt zes-en-veertigh jaren voor de geboorte onzes Heilandts, onder Keizer Xius, begonnen de Chinezen met geheele vlooten Indiën te doorvaren, en zyn gekomen tot Ceylon, en Cingala (eertydts een plaats op Ceylon), dat is, vertaalt zynde, klippen van China; of tot Sinlan (van oudts mede een plaats op Ceylon), dat inwoonders van China gezeght zoude zyn. En 't is aanmerkelyk, hoe op het eilandt St. Laurens, en wel omtrent de boght van St. Clara, de inwoonders de Chinesche taal voor 't meerder deel noch voeren, en wit van vel zyn. Dat men in de Chinesche schriften geen gewagh van deeze Landen vindt, is geen wonder, door dien zy alle menschen, en landtschappen, buiten de hare, verachten, en voor barbaren schelden. Ga naar margenoot+Vier hondert talenten gouts, en meer, ieder talent gerekent op twaalf duizendt goude kroonen, braght Salomons vloot van Ophir tot Jerusalem, behalven zoo veele andere waaren, als in het heilige Boek worden gemeldt. De vloot wiert aan de Roode zee toegestelt, van waar zy, de kusten langs, naar Ophir zeilde: het anker wiert alle nacht geworpen, of de Scheepen tegen landt gezet. Alle drie jaren eens wiert deeze vloot by Salomon afgezonden, ofte zy besteedden drie jaren op de reis, 't geen beide waar kan zyn; want de zee-reizen gongen toen ter tydt traagh voort, voornamentlyk in de gewesten aan 't Roode meir gelegen, alwaar men noch op heden by nacht het niet durft laten door staan, om de veelheit van klippen, en drooghten, die daar werden gevonden. Van plaats tot plaats verkoos men nieuwe scheepelingen, of matroozen, en Piloten, welke kust- en zee-kundigh waren ter plaatze daar de vloot voorby toogh: gelyk ook de Portugeezen, op de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 522]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eerste toght, die zy naar Indiën deeden, van landt tot landt inboorlingen mede voerden, die hen van alle havens, en gelegentheden, onderrichteden. Het toestellen der Scheepen, de onkunde der moussons, of wint-loopen, en de legh-tydt voor den handel, kan de togt van Salomons vloot zeer licht op drie jaren vertraaght hebben. Ulysses maakte mede een zeer lange reis op een korte wegh, van Trojen na Sicilien varende: als ook de Argonauten, die van Thessalien na Colchos voeren. Men nam toen op de Scheepen maar voor een korten tydt leeftocht in, en herspysde van landt tot landt, 't geen de reize zeer vertraagde. Koning Hiram boodt hulp aan Salomon op zyne toght, zondt hem zee-luiden toe, deed ook zyn eigen Scheepen die van Salomon op de reize verzellen, en onder eene vlagh varen. Eenige willen, dat Hiram te gelyk met Salomon zyne Scheepen deede bouwen aan den binnensten boezem van de Roode zee. Doch andere zyn van gevoelen, dat zy beide hunne Scheepen in de Middellandtsche zee lieten bouwen, en dan gesloopt over landt deeden dragen; gelyk men zeght dat noch heden te dier plaatze van de Turken wert gedaan. Tot Tyrus hielt deezen Hiram zyn verblyf, zoo de Schryvers willen. Het is onwaarschynlyk dat hy zyne Scheepen, die naar Ophir voeren, door de Middellandtsche zee, en geheel Africa om, zoude gezonden hebben. Josaphat, Koning van Juda, maakte vriendtschap met Ochozia, Koning in Israël, wiens doen godtloos was: deeze twee zonden vlooten na Tharsis uit, doch Godt verdelghde de zelve. Dit Tharsis wert van veele gezeght het zelfde met Ophir te zyn; doch uit den Propheet Jonas, die te Joppe, 't geen in de Middellandtsche zee leght, in scheepte, om na Tharsis te varen, schynt men te konnen besluiten, dat dit Tharsis zoo verre niet moet af gelegen hebben. De Stadt Caramania, in Cilicien, wordt by zommige voor het oude Tharsis genoomen. Andere nemen Africa voor Tharsis. Men braght van daar elpen-been, apen, en paauwen. Ga naar margenoot+Zommige Joodsche Schryvers zyn van gevoelen, dat het geheele binnen Indiën van oudts Ophir wiert genaamt, na zeker man, voormaals, als een Hooft van volk-planting, uit Syrien na Indien gezonden. Josephus zeght, dat men t'zynen tyde Ophir het Gulde landt noemde: 't geen zommige oordeelen het zelfde landtschap geweest te zyn dat men heden Aurea Charsonesus noemt, op de landtstreek van Malacca gelegen, of wel Sumatra; welk gevoelen wy omhelzen. St. Hieronymus, een schrandere uitlegger der Hebreeusche tale, die in den jare 422 overleedt, heeft door Ophir alleen gout, of louter gout verstaan. Franciscus Vatablus is van meining, dat Ophir Hispaniola zoude zyn geweest, en zulks om de langwyligheit der reize van Salomons vloot goet te maken; doch dit schynt tegen de waarheit te stryden, om dat daar geen elpen-been wert gevonden, noch veele andere waaren, die deeze vloot na Jerusalem over voerde. Rafaël Volateranus gist, dat Ophir het eilandt Sofala, in Ethiopie, geweest zoude zyn; dewyle de inwoonders van Sofala verklaren, dat de gout-mynen aldaar jaarlyks twee milioenen metigals, ieder metigal gerekent op een ducaat, zouden konnen uitleveren. Het gebiedt over dit landt staat aan den Keizer van Monomotapa, dat is den Keizer van 't gout gezeght. In deeze gewesten valt mede veel elpen-been, en alzulke zaken, als de vloot van Salomon, afgezonden uit Ezeon Geber, een haven aan de Roode zee, mede bragt. Dat deeze plaats het oude Ophir geweest Zoude zyn, trachten eenige te besluiten uit oude opschriften, die men noch heden by de goutmynen vindt, en niet verstaanlyk zyn: als mede uit oude gebouwen, die daar oulings aan de mynen, na 't zeggen der inwoonders, by vreemden zyn gesticht: en meest noch, om dat, zoo Thomas Lopez schryft, by de inwoonders boeken en schriften gevonden werden, waar uit men besluiten zoude, als of 't gout door Salomons dienaars aldaar gehaalt was geweest. Daar by komt, dat de zeventigh Overzetters het woordt Ofir, Ofira hebben overgezet, het geene met Sofala bykans in klank over een komt. Andere zeggen, dat Ophir de Philippinsche eilanden geweest zyn; doch met weinigh waarschynlykheit. Ophir, zeght Athan. Kircherus, in zyn Boek, genaamt China Illustrata, is een oudt Koptisch woort, waar mede d'Egyptenaren Oost-Indien benaamden. Zeker man, die lange jaren in Indiën hadde gewoont, heeft my gezeght, dat'er noch hedendaaghs zekere plaats, in de Indische gewesten, omtrent Sumatra, met de naam van Ophir by de Indianen is bekent. 't Is verwonderens waerdig, hoe Ophir heden schier in vergetelheit is gekomen, en dat men aan de rechte plaatze, waar het moghte gelegen hebben, dus twyffelt, terwyl niet alleen Salomon, maar na hem ook andere Koningen van Juda het zelve hebben doen bevaren, tot dat geheel Idumea van Joram, zoon van Josaphat, af viel, waar door de Koningen van Juda namaals | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 523]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen vrye haven meer hadden, om naar Ophir af te scheepen. Van het landtschap Ophir leest men by Gasp. Varrenius in 't breede: en O. Dapper, in zyn beschryvinge van Arabia, spreekt'er aldus van: ‘In Arabie was, na by de Sabeen, ook een landtschap gelegen, Ofir in 't Hebreeusch genoemt: hoewel een ander van Ofir in Indiën, dat heden, volgens eenparigh gevoelen der meeste geleerden, het eilandt Ceilon wort genoemt. ‘Ofir wort in 't Arabisch Aufar gespelt, dat allerrykste of schat-ryk gezeit is: want Uwafura bediedt by de Arabieren overvloedt Ga naar margenoot+hebben. Vuafr, of Vuafra, is in het Arabisch overvloedt en rykdom gezeit: Vuafir, een ryke: en Aufar den allerryksten. Aldus betekent, by Avicenna, Aufar mikdar een rykelyke mate. Hier van is een gout-ryke plaatze in 't Arabisch Aufar genoemt, het geen zoo veel zeggen wil, als het allerovervloedighste en allerrykste. ‘Ofir schynt alzoo genoemt te zyn na Ofir, Jektans elfde zoon, die dit landt misschien met zyne nakomelingen bezeten heeft, en met d'andere zoonen van Jektan in Arabie geweest is. ‘Het landt van Ofir lagh by zekere volken, die Ptolemeus en Stephanus Kassaniten; Diodoor, Gasandiers; en Agatarchides, Kasandriers noemt. ‘De Kassaniten, volgens schryven van Marciaan en Stephanus, woonden op den oever van het Roode meir. Het zelfste getuight Ptolemeus, by wien hunne zeesteden of vlekken, als op een lange streke, Ga naar margenoot+beschreeven worden. De grens-palen der Kassaniten raakten dicht aan Saba, de hooft-stadt der Sabeen. ‘De naam Kassaniten, of Gasandiers, schynt gesmeed te zyn van 't Hebreeusch woort Chasan, of Arabisch Chazan: het welk bezittten en verbergen betekent: van waar, by verkorting, het woort Gaza zynen oorsprong heeft, dat is schat of rykdom, en in 't meervoud getal Machazin: of, gelyk wy spellen, Magazyn: 't welk eigentlyk een plaatze is, waar in goederen en rykdommen worden verborgen. ‘Derhalve, gelyk na den rykdom het landt in 't Hebreeusch Ofir, of op Arabisch Aufar wierdt geheten; alzoo zyn de inwoonders Kassaniten of Gasandiers genoemt, van het woort Chasan of Chazan, dat is schat of rykdommen, die zy in gout, in d'aarde verborgen, bezaten: want zoo d'oude Grieksche schryvers, als Agatarchides, Diodoor, en Strabo, getuigen, was by hen overvloedt van gout, maar schaarsheit van zilver, koper, en yzer: dies zy dat daar tegen aan de gebuur-volken, als Mineers, Gebaniten, en Sabeen, verruilden: te weten, drie gewighten gout tegen een van koper: twee tegen een van yzer: en tien tegen een van zilver. ‘Dit gout waren zy gedwongen voor zulk een geringen prys te verhandelen, eensdeels uit onervaarnis van het te verwerken: ten anderen, om het gebrek der levens-behoeften, die zy daar tegen verruilden. ‘Volgens Agatarchides, en Diodoor, vonden zy het gout, dat zy uitgroeven, overvloedelyken in breede onderaardtsche mynen. Dit gout was niet van zantgout door kunst gesmolten, maar van zelfs gewassen: 't geen de Grieken Apyron noemen, dat is, gout dat zuiver en louter uit de mynen gehaalt wort, zonder dat het in 't vuur behoeft gezuivert of geloutert te worden. ‘Het zelfste gout wiert ook, na den eigen naam der plaatze, Ofir genoemt: want alle de plaatzen der Schrifture, daar van het gout Ofir wort gehandelt, kunnen niet op het Indisch gout geduidt worden. Aldus leest men by Job, cap. 28. vers 16. Zy is niet gelyk het gout van Ofir. Van gelyken op meer andere plaatzen. Maar het is niet waarschynelyk dat aldaar van het Indisch Ofir wort gesproken, dewyl ten tyde van Job, die by-na op een zelve tydt met den aarts-vader Jacob heeft geleeft, de toegang tot die gewesten, zoo verre van Judea gelegen, noch niet geopent was. Ook is van geen Indisch gout te verstaan 1 Chron. 29:4. alwaar men leest, dat David drie duizent talenten Ofirs gout opgeöffert had: want na het verre gelegen Ofir hebben Salomon en Hiram de schip-vaart allereerst ondernoomen. ‘Het lant der Kassaniten braght ook alles voort, en was ongemeen goet; maar wiert gewoonlyk niet gehandthaaft, uit oorzake dat d'inwoonders visschers, en onervaren in alle dingen waren: dies de Kassaniten een plomp, dom, onervaren volk, en zonder kunst geweest zyn. ‘Na dit gout-ryk Ofir in Arabie is misschien het ander Ofir in Indiën genoemt, derwaarts Salomon en Hiram scheepen zonden, om gout te halen: want de Feniciers hadden voor een gebruik, aan nieuwe gevonde plaatzen oude namen hunner landen te geven: behalven dat het gout-ryk Ofir in Indiën met recht dien naam vereischte. Het is waarschynlyk, indien 't Compas by de ouden in deeze gewesten bekent wa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 524]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
re geweest, dat zy het ons, hun nakomelingen, zouden hebben over gelaten; want Ga naar margenoot+dit werk-tuigh is te edel, om door de nevel der vergetelheit overdekt te konnen werden. Plinius, daar hy van de zee-vaart spreekt, rept zelf in't minste niet van het Noordt wyzen deezes naalts; daar om te gelooven is, dat hy daar van niets geweten heeft. In 't verkennen van landen, en stranden, bestondt toen de konst der zee-vaart, en by nacht in het streek pylen by 't gesternte. Daar ontbreken echter geen geleerde mannen, die van gevoelen zyn, dat d'oude werelt het gebruik van 't Compas gehadt zoude hebben, dier voegen als men het zelve heden is genietende; waar toe hen schynt te styven die plaats by Plautus, daar gezeght werdt, Cape modo versoriam, ventus secundus est. Dat is: Neemt het draaijertjen, het is voor de wint. Benevens noch deeze plaats, daar hy zegt: Cape versoriam, & recipe te ad herum. Dat is: Neemt het draaijertjen, en gaat naar de Meester toe. Het welke, myns bedunkens, zeer losse bewyzen zyn; want men vindt te scheep veel dingen, die zich draaijen, en beweeglyk zyn, behalven het Compas: en dit versoria, of draaijertjen, by Plautus, schynt niets anders geweest te zyn als het een of ander werk-tuigh, 't geen men op stak, om te zien hoe de wint was, en of men zoude konnen t'zeil gaan. En by aldien het Compas in gebruik hadde geweest, Virgilius zoude niet gezeght hebben, Ga naar margenoot+Erramus pelago totidem sine sidere noctes. Dat is: Wy dwalen in de zee, de nacht is zonder licht. Zekere Fullerus wil, dat de kracht des Zeil-steens van oudts by Hercules zy gevonden: en Herwartus zeght, dat Hammon de vinder daar van was. De Chinezen houden staande, dat zy al van voor duizent jaren het rechte gebruik van 't Compas hebben gehadt: waar van niets derf bepalen, als onkundigh zynde harer Jaar-boeken. Martyn schynt echter hun gevoelen hier in te styven; want hy zeght, dat by hen, veele eeuwen voor de geboorte onzes Heilandts, de kracht van den Zeil-steen bekent zy geweest: en dat onder de regeering van Keizer Zing, of Chingus, die op het jaar elf hondert en vyftien, voor de geboorte des Heilandts, begon te heerschen, voor de eerste maal Gezanten zyn gekotnen van de Kozinziners, by hen Kiaochi geheten, met een geschenk van een witte Hen, of Fezant; waar voor zy van des Keizers Leer-meester Chericung, dat een groot Sterre-kender was, weder wierden begiftight met zeker werk-tuigh, 't geen van zelfs, zonder ophouden, een onfeilbare wegh naar het Zuiden toonde, zoo wel te water als te lande. Dit werk-stuk wiert Zinan of Chinan genoemt, en met de zelfde letter-greepen geschreeven, daar men heden het Chinesche woort van Zeil-steen, of Compas, mede schryft. De Gezanten volghden dit werk-tuigh, en quamen, na een jaar reizens, weder te huis. Vader Couplet, Jesuit, welke meer als twintigh jaren in China gewoont hadde, heeft my van 't Compas gezeght het geene volght: Het Compas wiert eertydts by de Chinezen genaamt Chì náu kiu, dat is, wyzende het Zuiden: nu noemt men het Chì nán chin, dat is, een naalt die het Zuiden toont: welke naam het voor duizent jaren, onder de Familie van Tanga, heeft bekomen. En de oude Chinesche Schryvers bekennen, dat zy niet weten uit wat oorzaak het Compas, geleght zynde op een wagen, na het Zuiden wyst, werwaarts hy ook reist. Het geene dat wyst is een handt van een mans beeldeken, 't welk de Chinezen gewoon zyn op de Compassen te stellen. Dus verre Couplet. Vermeine echter dit valsch te zyn, dat Marcus Paulus Venetus de kennisse van het Compas uit China tot ons in Europa over gevoert zoude hebben, en zulks in den jare 1260, om dat men inde eerste tyden de Compassen na de Chinesche wyze verdeelde, dewyle men, zoo gezeght wert, voor zynen tydt het zelve in Europa al heeft gebruikt. Vascus Gama meldt, dat, als hy de hoek van Goede hoop ontdekte, hy daar barbaren vondt, die het gebruik des naalts in hare scheepkens ten vollen hadden: en deeze barbaren wisten niet van waar hun de kennisse van het Compas was over gebraght. Doch ik meine, dat zy deeze kennisse uit Europa hebben bekomen, 't zy te landt door Ethiopie, of wel te water langs de Roode zee; want toen Columbus America ontdekte, is de Zeil-steen reedts alom in gemein gebruik geweest, 't welk lange voor de toght van Gama voor viel, te weten op het jaar 1400. Aan Johannes Goja, een Italiaan, gebooren in het Ryk van Napels, wert de vondt van't Compas in Europa toegeschreeven; schoon andere dryven, dat het al voor zyn tydt bekent geweest zoude zyn. Dit is zeker, dat hy d'eerste was die het zelve in Italien tot gebruik heeft gebraght. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 525]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zeker Flavius is in Italien d'eerste schryver van het Compas geweest, al hoewel zommige zich verbysteren, met hem voor den vinder zelve te stellen. Andere geven d'eer van 't vinden des Compas aan Johannes Scholius, een Pool: en andere wederom geven deeze eer aan Gasp. Corterealis, in 't jaar 1500; doch t'onrecht, myns bedunkens. Te vergeefs trachten dan de Franschen zich den lof aan te matigen van het vinden des Compas, schoon Rogerius Bacon zeker brief geschreeven heeft van het Noordt wyzen der naalde, geraakt van den Zeil-steen; want de schriften van Goja, den Italiaan, zyn lang voor de leef-tydt van deezen Fransman geschreeven geweest. Het bewys, 't geen zy van de lelie, die op de rooze van 't Compas staat, trekken, is insgelyks brosch; want zulks dient niet om het Fransche Wapen te vertoonen, maar alleen tot aanwyzing der gewesten op den doos: gelyk men dit teken alom in diergelyke voorvallen veel plagh te gebruiken. Met meerder reden moghten dan de Hoogh- en Nederduitschen zich den lof toeschryven van vinders des Compas te zyn, om dat alle benamingen op de Compassen, geheel Europa over, Italien en Spanje uitgezondert, met Duitsche woorden zyn geschreeven. Goja dan ontdekte deeze dierbare verborgentheit, by geval dat hy een naalde, Ga naar margenoot+die by een Zeil-steen hadde gelegen, door een klein strooitje, of houtje, hadde gestoken, 't geen hy in een bak water deede dryven. Men bespeurt niet alleen, door behulp der Zeil-steen, het gewest daar het Schip na toe geleidt wert, maar zyne afwyzing doet ons ook dikmaal op zonderlyke plaatzen weten, hoe verre men van dit of geene landtschap is. Doch om dat de afwykinge der Zeil-steen van 't Noorden tot noch toe op alle plaatzen niet te recht is waargenoomen, en ook om dat de zelve niet bestendigh, maar veranderlyk is, zoo kan dit niet volmaaktelyk dienen om den af-standt der landtschappen, in zee zynde, te weten. Die geene, welke naar Indiën varen, konnen klaarlyk aan de mis-wyzing van het Compas bespeuren hoe na by landt zyn, wanneer zy op de hooghte van de Kaap van Goede hope zyn gekomen; want aldaar tegenwoordigh 4 of 5 graden noordt-westering aan de mis-wyzing valt. Insgelyks kan men een merkelyke verandering aan 't Compas zien wanneer men op de hooghte van de eilanden Azores komt, alwaar de naalt een buiten gewoonlyke miswyzinge heeft. Doch alle deeze mis-wyzingen veranderen met de tydt; want tot Amsterdam is wel-eer een noordoosterende mis-wyzinge geweest van 9½ graden, daar na van 9 graden, en heden alleen van 2 graden. De declinatie des Magneets, die men meint dat voor zes hondert jaren al bekent is geweest, zoude een zeer nuttige eigenschap zyn, by aldien zy na den eisch konde gebruikt werden; ja men zoude daar door den af-standt van de pool zelfs by de duisterste nachten konnen verkennen. Hier toe zoude noodigh zyn, dat een gestreken naalde op een beweeghlyk punt even stalt-wightigh wiert gestelt, dier voegen, dat zy zonder hinder ryzen en dalen konde: en dus zoude men konnen zien dat de naalde zich verhief, naderende aan de pool, en dat zy daalde, als daar af week. De naam van Magneet komt her, of van de vinder zelve, of van de plaats daar die gevonden is, 't geen in Magnesia geweest zoude zyn. Lucretius zeght:
Quem magneta vocant patrio de nomine Graji,
Magnetum quia sit patriis de finibus ortus.
Dat is op Duitsch:
Men noemt hem een Magneet, van't Grieksche vaderlandt;
Want in 't Magneten landt men hem het eerste vandt.
Zoo Plinius wil, is het een Herder geweest die hem eerst van der aarde op nam, en zyne kracht bespeurde. Plato dryft, dat Euripides hem zyn name gaf. Hy wert mede van veele Schryvers de Hercules-steen genaamt, om zyne kracht, en uitstekende eigenschappen. By veele wert hy de Heracleasche steen genaamt, om dat Heraclea een stadt van Magnesia is geweest: ook de Lydische steen, om dat Lydium insgelyks een stadt van het zelfde landtschap was. De Magneet werdt onderscheiden in mannelyke en vrouwelyke kunne: die van het mannelyke geslachte heeft de meeste krachten, is veelverwigh, wort in onderscheide gewesten gevonden, en tot veele qualen heel- en geneesbaar geoordeelt. Carus, de Epicureische Poëet, tracht het trekken der Magneet te verklaren, met te zeggen, dat uit de steen zekere kleine lichamen vliegen, die het yzer omvatten, met het welke zy weder te rugh gaan van waar zy komen, dat is aan den steen. Andere nemen hare toevlught tot onbekende eigenschappen, en wonderen, om den aart deezes steens te verklaren. Paracelsus gevoelde, dat de kracht in de Sterren schuilde, welke van eene en de zelfde eigenschap zouden zyn als de Zeil-steen; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 526]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waar om zy zich onderling zochten te vereenigen, 't geen het trekken zoude veroorzaken. Andere halen de reden uit het gesternte de Beer, en zeggen, dat het zelve begiftigt is met een kracht, die de steen na zich doet trekken. Andere gevoelen, dat op den aardtbodem onder de pool bergen van Magneet-steen gevonden werden, die haars gelyken, de geheele werelt over, na zich trekken. Robbert de Engelschman meint, dat de steen noch trekt, noch getrokken wert, in het wyzen na de pool, maar dat zy door een verborgen genegentheit mikt, en zich slechts na de polen toe keert. Andere vlieden tot verborgene geesten, 't geene belachchelyk is: gelyk ook alle de boven genoemde gevoelens op losse gronden zyn gevestight. Doch wie lust heeft alle de eigenschappen van den Magneet beter opgelost te zien, vervoege zich tot de boeken van den wydt-beroemden, en nooit volpreezen Renatus Descartes, daar hy vernoeginge, deezen aangaande, Ga naar margenoot+zal vinden. Wel is waar, dat ter eerster opslaan de preuven duister zullen schynen, als afhangigh van het geheele gestel des werelts; waar om die naerstigh dienden te werden bespiegelt en doorzien, als iemant het recht begryp daar van begeert te genieten, en de duisterheden verklaart te zien, zonder het welke de schroef-stukjes, die door de lucht zweeven, en van het eene as-punt tot het ander vliegen, nevens de gemeene sleuven, die in den Magneet-steen, en het yzer, werden gevonden, wonderen zullen schynen te zyn. Voor dat men kennisse hadde van de naalde op een punt te doen draaijen, en het Compas dus te bereiden, zoo als men het zelve heden in 't gebruik bevindt te zyn, deede men de naalt, in een beslooten kom, op water dryven, welke zich aldus na het Noorden wendt, even als of zy op een punt verheven stondt, en dreef. |
|