Aaloude en hedendaagsche scheeps-bouw en bestier
(1970)–Nicolaas Witsen– Auteursrechtelijk beschermdArchitectura navalis et regimen nauticum
Vierde Hooftstuk.
| |
[pagina 45]
| |
Ararat, of Cordie, spraken, houdt Strabo dat ten deele Arabisch is geweest. Corcur is op 't Arabisch een lang Schip gezeght; waar van deeze volken hunnen naam van Cordiers schynen behouden te hebben, alzoo de Arke zich daar eerst ter neder zette. Het woort Baris is op 't Arabisch uitgang gezegt; met welke naam de bergh Ararat by veele Schryveren staat bekent, om dat Noach daar uit de Arke gong. Oliarius, in zyn Reis-beschryving, zegt, dat d'Armenische Christenen, tot Schamachie, hem een kruis vertoonden, lang een half elle, 't geen zy zeiden van Noachs Arke gemaakt te zyn. De plaats daar d' Ark ruste, en Noach de deure opende, wierdt by d'Armeniers Apobaterion genaamt, dat is gezegt, plaatze des uitgangs, zoo Josephus getuight. Josephus Gorion verstaat door't geberghte Ararat het geheele landtschap Iberia, en dat deel van Scythia 't geen legt van 't Armenische gebergte, en de poorten des Kaukasus, tot aan den Tanais, en het Meotische meir. Ararat wordt mede; enkelyk in de heilige Schrift voor het Armenische gebergte genomen. Hieronymus wil, dat de Arke in Armenie by Araxes heeft gestaan: Ararat, zeght hy, is een veelveldig landtschap, daar de vliet Araxes door vloeit, van groote vruchtbaarheit, aan de voet van den bergh Taurus, die tot daar toe uitstrekt. Derhalven is de Arke niet in't algemein aan de bergen van Armenie blyven staan, die Ararat genaamt zyn; maar wel byzonderlyk aan de hoogste bergen Taurus, de welke hangen over de velden Ararat. Groote eerbiedt bewees men aan het Ga naar margenoot+Schip Argo; ja zoo, dat men ten tyde van Martialis tot Romen noch een stuk daar van bewaarde, en eerde, als iets heilighs, ter gedachtenisse van de helden - daden, die Jason daar mede uitgerecht hadde, met het halen van 't gulde Vlies, de Zee van roovers te zuiveren, en andere dappere daden meer. Het oudtste geheiligde Schip, daar men in de wereldtlyke gedenk - schriften van leest, was een Galey, Theoris genaamt, Ga naar margenoot+met dertigh riemen, en een mast van tien vadem hoogh; waar in Theseus na Delos voer, om Godt te smeeken, en beloften te doen, eer hy den togt tegen de Candioters aan vong, welke een groot getal Atheensche burgers tot gyzelaars, of pantsmannen, hielden, in verzekering der schatting, daar zy d'Atheners toe gedwongen hadden, aan hun aarlyks te betalen. Na dat hy dan den vyandt geslagen, de stadt gewonnen, en een goede vreede getroffen hadt, dwingende de Candioters tot beloften van nimmer oorlog die van Athenen te zullen aan doen, voerde hy zyn landtslieden, de pantsmannen, na het vaderlandt toe, en wiert te Athenen, in volle pracht, met toejuiching des volks, binnen gehaalt. Na zyn doodt is het lichaam Apollo toegewydt, en in den Tempel ten pronke gestelt. In dit Schip, 't geen anders Delium navigium wierdt genaamt, zegt Plato dat Theseus veertien mannen nevens zich van Creta behouden over voerde; waar voor hy aan Apol te Delos een jaarlyks geschenk beloofde te doen. Herodotus wil, dat dit Schip maar vyf paar riemen voerde. Namaals wierdt jaarlyks het Schip Theoris, cierlyk toegetooit, na Delos gezonden, om Godt Apol offer en dankzegging toe te brengen. En zoo lang ook dit Schip uit was, wiert niemandt te Athenen ter doodt verweezen. Hier om wierdt Socrates leven verlengt, en men dorst hem niet dooden, terwyl dit Zegenschip op reis was. Het Schip wierdt eeuwigduurendt geschat: op de minste krak, of quetzing, geklutst en hermaakt: en zoo behouden, tot dat Demetrius een einde van d'Atheensche vrye Staat maakte. Maar Plutarchus en Pausanias willen dat dit Schip geheiligt was ter geheugenisse van Theseus, als hy overwinnaar weder keerde, over de zege, behaalt van den gedooden Minotaurus. En op zoodanigen dagh, als het Feest van dit Schip wiert gehouden, moght niemandt gevangen werden. Men heeft, zoo eenige willen, jaarlyks een Hooghtydt tot Athenen geviert, ter gedachteniste van het stichten der zelve stadt, als dan wierdt een Scheepken alom door de stadt gevoert, met groote pracht, en het wierdt aan den Tempel van Pallas vertoont, en op de Areopagitische plaats ter rust gestelt. Doch andere Schryvers meinen, dat het omvoeren van dit Schip geschagh ter gedachtenisse van de zegen, die zy op Xerxes te scheep hadden behaalt: Of liever, ter geheugenisse van haar behoudt, als zy de stadt verlieten, en zich alle te scheep begaven, na den raadt der Godtsprake. Paralon was noch een ander Schip t' Athenen, Ga naar margenoot+'t geen nimmer te water quam als om eenige Godtsdienst te verrichten. Paralon bequam zyn naam van den heldt Paralus. De Eleusinen hielden geheugenis van het Schip van Ceres. De Lemniers vierden een Hooghtydt van het geheiligt Schip, in 't onderzoeken der schelmen, om die uit de stadt te verdryven. In Delos maakte men feestelykheden, | |
[pagina 46]
| |
met vuur in een Schip te ontsteken, en te bewaren; hebbende het vuur des avondtmaals te lande uitgedooft, en de zuivering van 't geheiligt vuur gedaan zynde, gaven zy dat, uit het Schip, aan alle die 't begeerden. Antigonus, na dat hy de vloot van Ptolomeus versloegh, wyde het Schip, daar hy op gestreden hadde, den Goden toe. Ga naar margenoot+'t Schip Salamine was mede heilig, en in groote achting, om de daden, die zeker man, van wien het zynen naam droegh, daar op uitgericht hadde. Het Schip Salamine wiert nimmer (zoo men Thucydides geloof magh geven) gebruikt, als om den genen te halen die voor Recht geroepen wierden. Te recht werdt met verwondering gesprooken van Semiramis vloot, die uit twee duizent Scheepen bestondt, welke altemaal over landt op de rugh van kemels gevoert wierden. Ga naar margenoot+Te Bysantium, nu Constantinopolen, stondt oulinx een Schip van koper in de Kerk, 't geen dusdanigen kracht wierdt toegeschreeven, dat, als het eenmaal ontredt was, geen Scheepen de haven in konden varen, gelyk Zonoras verhaalt; het onweer bezadighde niet voor het koper was vermaakt, en het Schip in voorigen wezen gebragt. Dit viel voor onder Keizer Anastasius. Eenige zeggen, dat dit kopere Schip elders in de stadt, onder de voet van een koperen Fortuin, die in een vrouwlyke tronie, of aanzight, was verbeeldt, stondt; en op dat men zeker weten moghte dat het onweer uit het schenden van dit Schip ontstondt, en weder stilde als men het hermaakte, wierdt daar meermalen een proef van genomen. Caesar Octavianus heeft een geheele vloot Scheepen over de Peloponnesche engte doen voeren, by winter-weer, d'onstuimige zee schouwende over te varen, zoo Dion Cassius getuigt. Ga naar margenoot+D'Egyptenaren offerden jaarlyks een Schip aan de Godinne Isis, by stil en goet weer, in de maandt van Maert; 't geen, zoo Herodoot getuight, van doorn en riet gevlogten was: de achter-steven was ront, en de voor-steven stak lang voor uit, alom met heiligheit beschildert. Des zelfs achter-steven gong rondt op, en was rykelyk vergult: de kraan- en beting-balk waren van louter gout. Op de neb, die lang voor uit stak, stondt het beeldt van de Godinne. Uit den mondt van een kuischen Priester wierden in 't offeren veele gebeden gestort: deeze hieldt een heilige toorts in d'eene handt, en in zyn andere, offer-pap, van zwavel en eyers, t'zaam geklenst. Dit alles geschagh om de Godtheit te verzoenen, en een voorspoedige toght met Charons boot af te smeken.. Van een papiere Scheepken, jaarlyks aan Isis op zeker Feest geheilight, ziet by Calcagninus in 't breede. Ga naar margenoot+Die van het eilandt Lemnos verzoenden alle jaars met hunne Goden, over zekere gruwel-daadt, by de vrouwen tegens de mannen begaan. Het vuur wierdt dan op het eilandt uitgebluscht, en, na gedaane Godtsdienst, met een Schip van Delos weder over gebragt. Zoo het Schip quam te landen eer de verzoening ten einde was geloopen, moest het af houden; en het vuur wierdt niet uitgedeilt voor de gantsche Godtsdienst geëindigt was. Omtrent de rivier Ruslane, in Moscovien, welke in de Wolga stort, is een kleine stroom, die uit de Don zyn oorspronk heeft, insgelyks in de Wolga uitstortende; hier door plegen de Kozakken (gelyk verhaalt wert) voormaals, uit de Zwarte zee, en den Don, of Tanais, met kleine Roofbooten, op de Wolga, en zoo tot in de Caspische zee te komen rooven: 't geen hun nu belet is, alzoo de Moscoviten op de mondt van dit riviertje, aan de Wolga, een stedeken, Kamous genaamt, gebouwt hebben, tot weering van deeze Kozaksche roovers. Hier om hebben de zelve Kozakken Barken gebouwt, die zy wel zeven mylen verre, op rollen, over landt voeren, en komen zoo echter in de Wolga. Deeze vaartuigen zyn slechts uitgeholde boomen, die hoogh opgebouwt, en boven wydt uitgezet werden, welke zy stevigheit geven met sterke blokken hout wederzydts aan te binden. Zy verdienen, om dit zonderling gebruik, mede in ongemeene aanmerkinge genoomen te werden. Doch zommige willen, dat die stroom, niet wydt van de vloet Ruslane, nooit dervoegen in de Wolga heeft gevloeit, dat'er vaartuigen zouden konnen hebben door varen; maar datze zeer droogh en niet vaarbaar is: en dat de Kozakken althans hunne Booten over landt hebben gevoert, als zy uit de Don in de Wolga hebben willen over steken. Dat men van oudts vaartuigen over landt voerde, schynt een gemeene zaak geweest te zyn; want de stadt Pola, in de Venetiaansche Golf, zyn naam, zoo men zegt, behoudt van een Colchis volk, dat uitgezonden was om de Argonauten te vervolgen: het welke, de zelve niet hebbende konnen betrappen, noch wetende waar zy belandt waren, een eigen ballingschap aanvong; want Pola, in die spraak, | |
[pagina 47]
| |
gebannen volk is gezeght. Deeze dan den Donauw op varende, die van oudta Ister geheten was, noemden zy deeze lantstreeke na de riviere van waar zy quamen, Istria: hebbende, na dat hare vaartuigen tot aan de Adriatische zee over landt gevoert hadden, zich ter neder gezet in Pola, daar zy gezeilt quamen. Vid. D. Spon, in zyne Grieksche reis beschryvinge. Ga naar margenoot+Te Sivilien is het Schip, 't geen Magellanus voerde, in groote waerde gehouden geweest: het wiert, met groote pracht en pronkerye, omhangen met groente, ter haven in gebragt: en jaarlyks, een geruimen tydt herwaarts, verdubbelt en verstelt. Men las 'er deeze Latynsche vaerzen achter aan:
Prima ego velivolis ambivi cursibus orbem,
Magellane novo, te duce ducta freto.
Ambivi, meritoque vocor, victoria; sunt mi
Vela alae, pretium gloria, pugna mare.
Die dus op Duitsch luiden: Ik was het eerste Schip, 't geen d'Aardtkloot liep in't rondt,
Door Magellaans geley, die nieuwe wegen vondt.
Het zeil my vleugels gaf: te rechte heet ik Zegen.
Myn strydt dat was de Zee: voor loon roem heb verkregen.
Ga naar margenoot+Wanneer Draak d'Aardtkloot mede om gevaren, en groote schatten tot buit op de Spanjaarts in de Zuidt-zee behaalt hadde, bewees men hem en zyn Schip, in Engelandt, zeer groote eer. Hy wierdt als overwinnaar verwelkomt, en het Schip te Depford in een aanzienlyke plaats vertuit. Tot Oxford vindt men heden in de gemeene Boekerye een houte stoel, gemaakt van dit voornoemde Schip, daar achter eenige rym-regels op gesneden staan, dus by my vertaalt: De kar, die, trots de Zon, den Aardtkloot omme ree,
Het wys en heilzaam Schip, komt vreedig hier ter ree:
't Verandert van gestalt', den grooten Draak ter eer,
En zet tot Oxford zich in Pallas huis ter neer.
Van de togt die Draak deede ziet by Camdenus, Engelsch Schryver, in zyn Boek Ga naar margenoot+Annales rerum Anglicarum. De Turf-pont, daar Breda mede gewonnen wiert, heeft lange jaren te pronk gelegen. Scheepkens te hangen aan balken van Kerken, en huizen, is oulinx de wys geweeft. Hier uit kan men oordeelen van de veranderlyke gestalte der Scheepen, naar verloop der tyden. By Damme, in Vlaanderen, diep in 't landt, vindt men aan een balk een Scheepstekening, met deeze woorden: Als deeze balke wiert geleit,
Zag men hier een Kraak zinken, zoo men zeit.
Een gewis teiken dat het landt aldaar toe, en de zee afgenomen heeft. Gelyk op heden noch tot Haerlem in de Kerk de afbeelding van het Schip ten toon hangt, 't welk op het Jaar 1190, onder beleit van Willem, jongste Broeder van Diderik, de zevende Graaf van Hollandt, te Ga naar margenoot+Damiaten de haven opende, met een zaag onder aan de kiel, die de yzere ketting scheurde, daar de zelve mede gesloten was. Zeker oude Schryver (waar van de bladen, ongedrukt, in de Boekerye deezer Stadt berusten) zeght: Naderhant, in den Jare 1228, is het Heiligh Landt, 't geen weder in handen der Ongeloovigen was vervallen, met een zware heirtoght bestormt, daar de Hollanders zich wonder wel in droegen. Om den toorn, die aan zee te Damiaten lag, te winnen, hadden zy twee zwaare Koggen opgebouwt, die zy aan elkander wisten vast te hechten, zoo dat het een eenig werk, en een zwaar kasteel, of dryvend blokhuis, scheen te zyn: boven vier wel gewangde masten, die daar op stonden, was een vierkant storm-huis, of kasteel, getimmert, van dikke balk-planken, kruiswys gelegt, en met leder overtrokken, om het vyandtlyke vuur, pylen en steenen, te wederstaan, 't geen, als men voght, nat gemaakt wiert: hier hong een lange brug, of ladder, by neder, die, als men hem oprechte, en uit stak, 45 voet over steven quam te steken. De vyandt gong dit werktuigh met het Grieksche vuur, en de stormers met ongebluschte kalk te keer, 't geen de Hollandtsche scheepelingen met water, daar edik en zant onder geklenst was, verdoofden. En niet tegenstaande het gevaerte eindelyk in den brandt raakte, zoo lieten zy de ladder op Ga naar margenoot+den toorn vallen. Het was een heldt van Leiden die zich het eerste verstoute daar over op het Slot te springen, die van Hajo, een Vries, gevolght wiert; terwyl men onder uit het Schip, van waar mede een brugh tegen 't Slot aan was gelegt, de onder - deur met hamers en bylen opende. Zoo voor als achter uit, tegen het Slot aan, waren deeze Kog-scheepen zeer sterk vertuit. Daar na wiert, (meldt deeze zelve Schryver) in 't winnen van Damiate, een brugh op vier kleine Koggen gelegt, waar over men alzins de muuren van de stadt bestormde. De ketting, die de haven van Damiate sloot, zeght men vyf voeten dik | |
[pagina 48]
| |
geweest te zyn. Het kasteel Alchacia wiert op deeze toght den Saracynen, door de Hollandtsche Scheepen, insgelyks ontnomen. Duilius opende aldus mede de haven te Syracusen, welke met een ketting geslooten was. In het Jaar 1513. quamen de Venetianen insgelyks met dertien gewapende Galeyen voor de haven van de stadt Ptolemais, die met een ketting geslooten was, welke zy verbraken, en daar vyf en twintig Scheepen van de Genuezen verbranden. Die van Alkmaar hebben een afbeeldtzel van het Admiraals Schip deezer Staat in haar groote Kerk, op het koor, te pronk gehangen, met Lof-dichten op het zeil geschreeven, ter eeren den nooit volprezen heldt M. de Ruiter, met wiens naam het Schip by hen wert genoemt. Tot Duinkerken in de Kerk hangen twee geheiligde Scheepen, zeer aardigh van bouw, na den ouden tydt. Ook zoo tot Brussel, van den Jare 1600. Noch vindt men 'er zoo een tot Mechelen, in de Lieve Vrouwe Kerk, 't geen mars boven mars voert, en een vast vliege-net zonder gaten: het hout voor scheens is hoog, en in een gepent, daar wapens op geschildert staan: heeft hooge bedekte storm-huizen, achter en voor kleine schiet-gaten. Deeze alle zyn ter eeren van dees of geene Heilig opgehangen. Het grootste Schip, 't geen heden in Europa wert gevonden, houdt men te zyn in Zweeden, de Kroon genaamt, 't geen over de hondert en twintig stukken voert, en 700 of 800 man: is konstigh, kostelyk en hecht gebouwt, trotzende de beste maakzels (na men my bericht) die elders gevonden werden. Als Dionysius over Dion zegen hadde bevoghten, zondt hy een Schip vol geschenken aan Jupiter te Delphos, 't geen van de Atheniensers wiert gerooft. Toen by oudts de pest tot Romen zeer grazeerde, zeiden de Godts-tolken, dat de sterste niet zoude ophouden, voor en aleer Ga naar margenoot+Esculaap van Epidaurus te Romen was gevoert. Dit geschag; en het Schip, 't geen een hol hadde niet ongelyk met een dikken Draak, wiert geheiligt, na dat de pest over was: en men bouwde Esculaap een Tempel ter eeren op het Tybersche eilant. Maar om dat het geheilighde Schip van hout was, en niet altydts kon duuren, Ga naar margenoot+vormden de Romeinen het eilandt, daar de Tempel op stondt, tot een Schip, na de gelykenis van dat geene 't welk Esculaap overgevoert hadde; daar noch heden overblyszelen van te zien zyn. Het Schip daar Saturnus mede in Italien quam, is lang voor heiligh bewaart. Ook dat Schip, waar mede de beelden van de Moeder der Goden overgevoert waren. Opmerkens waerdig zyn alzulke Scheepen geweest die de Oude voor Merkten, Tempelen, Hoven en Wandel - plaatzen hebben gebruikt. Wanneer Octavius de stadt Romen vercieren wilde met Naalden, deede hy twee van de zwaarste over voeren uit Egypten. Om deeze te laden, wierdt een graft gedolven van de Nyl af tot aan de plaats daar zy lagen. De Galeye, tot dit overvoeren gebouwt, wierdt met steenen gevult, (zwaarder wegende als de Naalde voornoemt) en gebraght tot onder de Naeldt, die dwars over de graft lag: dan lichte men deeze steenen uit, en dus rees het Schip, laadde de Naalde zonder eenige andre arbeidt, en bragt hem de Nyl af, door zee, Ga naar margenoot+den Tyber op, tot Romen toe. De Keizer was hier over verblydt; doch, uit vreeze dat zyn nazaten dit Schip mogten bezigen, en tot gemeen gebruik brengen, wyde het den Goden toe. Des niet tegenstaande is het naderhandt van Keizer Clodius gezonken, om voor grondtslagh te dienen van Romens zee - haven, stellende daar drie zwaare haven-toorens op. Het mogt voeren voor zyn last elf hondert zes-en twintig, of, zoo Valturius wil, dertien hondert mudden linzen. De mast was vier mans Ga naar margenoot+vadem dik; en het Schip zelf zoo groot, dat het bykans de geheele haven van Ostia bedekte. Op deeze wyze werden noch heden in Italie, tot Massa, de groote marmere blokken geladen: men voertze uit de bergen tot by strandt, alwaar de barken, zeer diep geballast zynde, met het uitgraven van aarde, onder de steenen werden gebragt, en dan gelicht; en alzoo laden zy zeer gemakkelyk de alderzwaarste steenen die 'er zyn. Ga naar margenoot+Nero liet een Schip bouwen, 't geen hy, in de schouw-kringen, met vervaerlyke dieren deede vullen; welk Schip zich sluiten en ontsluiten konde: als het hem dan luste, deede hy deeze dieren, met ontsluiting van den bodem, in 't water vallen, en schepte zoo vermaak in 't omkomen, gebaer maken, stryden en tegenweer bieden der zelve. Niet ongelyk met dit was het Schip waar mede hy zyn Moeder poogde om te brengen. Louys, de Heilige gebynaamt, Koning van Vrankryk, stelde een Ridders Orde in van het Schip, om den Adel op te wekken tot den Turk te water te gaan bevechten: hier toe hong hy hen een Penning om den hals, daar een Schip op stondt, 't geen | |
[pagina 49]
| |
drie masten voerde, even-eens getuight, voor en achter hoogh opgeboeit. By de Bestierders van d' Oost-Indische handel, hier ter Stede, op hun vergaderplaats, is een Indiaansch Schip, gantsch van kruyt-nagelen, by d'Indianen in Indie gemaakt, te zien. In den laatsten Franschen kryg zag men onder des Konings magt een groot aantal kopere Schuitjens; als mede eenige van tienen t'zaam gevloghten, Pontsgewyze gemaakt, platbodemt, lang 16 voet, hoog 2 of 3 voet: deeze zyn gemaakt om vyf of, zes nevens een op dwars-balken te leggen, en aan elkandre te werden geslagen: men kan de zelve met borstweeringen omzetten, stukken op brengen, en met wol-balen beschanssen, ook overdekken met tenten die scheut - vry zyn. Echter werden de zelve met minder kosten van blik gemaakt, en in vakken afgedeelt, om te lichter op het water te dryven, en, als doorboordt werden, niet te zinken; welke meerder zwaarte voeren konnen, lichter, handelbaarder, en van veel meerder nut zyn als de kopere, zoo als by ondervinding in de legers van den Staat heb bespeurt. Men vindt nu mede kopere Schuitjens, in deeze Landen ervonden, die op ketels dryven, en oneindelyk dragen konnen: Als mede eenige die van leder gemaakt zyn, opgespalkt met dunne ribben, zoo van goeden dienst heb bevonden. In 't Stadts kryghs-toerusting-huis tot Amsterdam was een Schuitjen van berderen, die los aan een gevoeght zyn, t'zaam gezet, onder water met leder bekleedt; welk gesloopt, en zeer bequaam over landt kon mede gevoert werden. Die van Carthago waren gewoon jaarlyks eerstelingen ten offer na Tyrus te zenden, om Hercules, en d'andere vaderlandts Goden, (want de Carthaginensers oorspronkelyk uit Tyrus zyn) te verzoenen; hier toe wiert dan een Schip byzonderlyk gekooren, en geheiligt. Ga naar margenoot+Amurath, Turks Keizer, als hy den sabel van Mahomets Priester ontfong, deed zich voeren in een Schuitjen, welks boeg met zilvere en goude platen gedekt was, de boorden waren geborduurt met gout en edel gesteente, zoo Smaragden, Hiacinten, als Robynen. In 't Jaar 1559. hieldt Koning Philips d'uitvaart zyns Vaders tot Brussel, onder welke statelykheden het hooft - stuk een Hulk was, brommende met menigte van vanen en wimpels, daar men de wapens zyner heerlykheit in gemaalt zagh: op de voor-steven stondt de Hoop, 't Geloof zat voor de mast in eenen throon, en de Liefde aan 't roer; om uit te beelden, dat hy al zyn bedryf na Godts eer gestuurt hadt. Te Malta heeft men eertydts een Schip gezien, daar een mast op stondt die twaalf ellen dik was, zoowel buiten als binnen geschildert, trots de beste pronk-bedden. Ga naar margenoot+Tot Venetien getuigt Boterus Scheepen gezien te hebben t'eenemaal van glas geblazen. Doch steviger is dat Schip ofte Galjoen geweest, 't geen, zoo Camerarius getuigt, tot Venetien gebouwt wiert, en scheutvry was voor alle bussen. Wiens gelyk men mede voormaals in Portugaal heeft gezien, gelyk Richterus gedenkt. Op 't Jaar 1637. is in Engelandt een Schip gebouwt geweest, 't geen hieldt duizent zes hondert zeven-en-dertigh tonnen; wiens kiel zoo zwaar was, dat ze moest gesleept werden van acht-en-twintig ossen, en vier paerden. Voor weinigh tydt is tot Londen zeker Vaartuigh in wezen geweest, 't welk zoo lang was, dat het diende om met de bal daar in te speelen: boven was het plat, voor en achter scherp: hadt lust-prieelen, en een open speel-baan in de midden. Veel scheelen hier van de Scheepen die de Schotten eertydts bouwden, welke men op den rug over landt konde voeren, gelyk de Schryvers van Schotlandt melden. Ga naar margenoot+By de Propheet Ezechiel, daar hy van de pracht tot Tyrus spreekt, wort een zeer kostelyk Schip beschreeven: De landtpalen (zegt hy) zyn in het herte der zeen; uwe bouwers hebben uwe schoonheit volkomen gemaakt, zy hebben alle uwe denningen uit denne-boomen van Senir gebouwt, zy hebben cederen van den Libanon gehaalt, om masten voor u te maken, zy hebben uwe riemen uitGa naar voetnoota eiken van Basan gemaakt, uweGa naar voetnootb berderen hebben zy gemaakt van welGa naar voetnootc betreden elpenbeen, uit de eilanden van Chittim. Fyn linnen, met stikzel uit Egypten, wat u uitbreidtzel, dat het u tot een zeil ware; hemels-blaauw en purper, uit de eilanden van Elisa, wat uGa naar voetnootd dekzel. De inwoonders van Zidon ende Arvad waren uwe roeijers; uwe wyzen, ô Tyrus, die in u waren, die waren uwe Schippers. enz. Ga naar margenoot+Frontinus verhaalt van Caecilius Metellus, hoe hy zeer aardigh, wanneer hem Scheepen ontbraken, Vlotten bereidde van toe- | |
[pagina 50]
| |
geslagen tonnen, daar mede hy Elephanten over zee voerde. Ga naar margenoot+Als Paus Pius, de tweede, den Roomschen stoel bezat, heeft men in het Numidische meir, twaalf vadem onder water, in 't slyk, een Schip gevonden, lang dertig voet, wydt na behooren, gebouwt van Cypres, en van Larix of lorken - hout, ('t geen een zeker slagh van pyn-boomenhout is) 't welk tot zulken hardigheit was gekomen, dat ter naauwer noodt verbrant, of verbroken kon werden. En schoon dit Schip veertien hondert jaren onder water hadde gelegen, zoo kon men echter de minste verrottinge daar aan niet bespeuren. Buitewaarts was het met hars overstreken, en met een korst overhaalt, uit zeker pap van leem en yzer onder een geklenst; welke konst van mengen nu verborgen is: doch, zoo andere willen, is deeze korst van geen yzer en leem, maar van zwart pek en leem te zamen gekneedt geweest. d'Overloop was bekleedt met papier, linnen, en loode platen, met kopere vergulde spykerkens aan de boorden genagelt. Dit Schip, een wonder, bevondt men zoo dicht, dat zelf geen droppel in zyn geslooten ruim door gezypert wiert gezien. Het hadt de lengte van een oudt drie riem-slag Schip, en de wydte van een Hulk. In het ruim zagh men de wanden met syn fluweel, van orangie verf, bekleedt, en in de midden, op den bodem, een koperen koffer, door vier zware ringen Ga naar margenoot+aan het kolzem vast gehecht; welk, geopendt zynde, een aarde kruik vertoonde, die met een goude plaat gedekt was, en gevult met assche. En om dat men de naam Tiberius op loode platen tegen het boort gesneden zag, meinen zommige dit de begraaf-plaats van dien Keizer geweest te zyn. Een ander spreekt van dit Nemorenzer Schip aldus: Dit Schip was van eik en van cypressen-hout gemaakt, rondtom verdubbelt met planken, daar een bewaste en met Grieks pek bepekte doek over wat gelegt, zeer dicht toegesmeert, boven dat doek waren loode platen vast gespykert, en t'zaam gesoudeert: alle balken, planken, en het loot, waren met kopere spykers van verscheide lengte doorslagen: het was vry groot, en in verscheide vertrekken afgedeelt: het lag vast, en kon niet varen: was binnewaarts verciert met schilderyen, kostelyke marmer-steenen van verscheide verw, en brandt-werk, in 't midden hadt het een fontein van springent water, dat heimelyk in dezelve, door loode buizen onder d'aarde, wierdt geleidt; welke buizen dertien hondert voeten lang zyn bevonden: daar was een wandeldreef in, omzet met pylaren: veele kameren, en schilderyen, die men daar in zagh, waren ingeleit met vreemde en kostelyke gesteenten; het hout was tusschen de planken vast gebraeuwt met gewast werk, en beleit met loode platen, waar op men deeze woorden ziet: C. CAESAR, DIVI AVGVSTI FIL. AVGVSTVS GERMANICVS PONT. MAX. TRI. XIIX. PP. Doch, om naakter te doen weten hoe het toe stondt met dit Schip, 't geen uit het Nemorensische poel, van oudts Dianaas spiegel genoemt, is opgehaalt, zal hier laten volgen een verhaal, 't geen my van Florencen is toegezonden, door den vermaarden en hooghgeleerden Heer Nicolaas Stenonis, Deensch Edelman, uit de geschreeve Boek - lade van den Ridder Francesco Gualdi, naauwkeurigh lief hebber der oudtheit, waar uit schynt te werden beweezen dat niet Tiberius, maar C. Caligula stichter van dit werk was. By de Nemorensische poel, dus genoemt by Suetonius, doch huiden de Poel van Castel Gandolpho, zeit men dat C. Caesar een Landthuis begon, dat, hy daar na stervende, voort onvolmaakt bleef. Het water van deeze Poel maakt de rivier Numicius, die by Adea in de zee loopt. By deeze Poel is een stuk landt, Nemore, nu gemeenelyk Nemi geheten. Servius zeit, dat niet wydt van Riccia een Boschjen is, Nemore genoemt, waar in een Poelis, de Spiegel van Diana gezeit. En dicht by Nemi is den Cinthiaanschen akker, zoo geheten na Cinthia, nu noemt men dien gemeenlyk Genzano. Die huiden de aangenaamheit van de plaats ziet, zal zich niet verwonderen waarom deeze Poel by de Ouden de Spiegel van Diana genoemt is geworden; want zy heeft in 't midden de alder aangenaamste valeye, daar zy niet wyder dan alleen twee mylen om zwiert. D'andere zyde van deeze Poel, (waar men zegt dat C. Caesar zyn Landthuis begon te bouwen) gelyk men gelooven magh, was toenmaals niet dan bosch, waar door dit het landt was dat Nemore geheten wierdt, 't welk niet anders wil zeggen als Bosch; maar nu is 't zoo aardig vol schoone vrucht-boomen, dat 'er geen Poel in Italien te vinden is die deeze te boven gaat. Hoe zeer aangenaam en waerdig deeze Poel by de Ouden gehouden is, daar van heeft men in onze dagen een groot teken ontdekt; want de Cardinaal Prosper Colonna, door erffenis Heer zynde van de twee kasteelen, Nemi en Cinthiano, en hebbende by die van Nemi zomwylen hooren zeggen, dat in dien Poel twee Scheepen verzonken waren, noch niet zeer verrot, hoewel zy met de netten in stukken getrokken wierden, die by geval daar aan vast raakten, wierdt zeer begeerigh, genegen zynde tot de goede letteren, en oude historien, om te weten, en te zien, tot wat | |
[pagina 51]
| |
einde zoo groote Scheepen in zoo kleinen Poel, rondtom met zeer hooge bergen omcingelt, gemaakt moghten zyn. Waarom daar toe wierdt geroepen Leon Baptista Alberti, groot Landmeeter van onzen tydt, die schoone Boeken van de Bouw-konst gemaakt heeft. Deeze deedt dan eenige ledige vaten in veele ordens t'zamen binden, om daar op, als op bruggen, eenige zwaare gereedtschappen te konnen hebben, daar veele yzere haken aan waren, met lange touwen vast gemaakt, die daar na opgetrokken wierden door het bedryf der timmerlieden. Daar wierden eenige zee - lieden van Genua gebraght, die, na de grondt van de Poel duikelende, de grootheit van die Scheepen wisten te zeggen, en hoe veel zy noch heel of verbroken waren. Deeze maakten naderhandt veele yzere haken vast aan een voor-steven; doch als daar by getrokken wiert, brak het in stukken, en daar quam alleen een gedeelte van boven: 't welk de schoonste geesten van het Roomsche Hof quamen bezightigen, om te weten hoe dat gemaakt moght zyn. Het was gantsch van planken, drie vingeren dik, getimmert, uit het hout Latrix genoemt: boven op was het van buiten geheel bedekt met een verniste korst, van geele en purpere verw, en daar op waren veele loode platen, dicht beslagen met nagelen van metaal, die het Schip, en de verniste korst, heel bewaarden, en verdedigden tegen het water en den regen. Van binnen was het voorts zoodanigh gemaakt, dat het niet alleen verzekert was tegen het water, maar ook bewaart blyven kon voor het yzer'en vuur: het was voor eerst over het hout gantsch bestreeken met goet kryt, dat een vinger dik daar op zat: daar na hadden zy op dat pleister zoo gegooten yzer geslagen, dat het een pleister en lichaam maakte, weinigh dikker als het hout des schips; en op zommige plaatzen was die een vinger dik, op andere twee: boven het yzer was noch een andere pleister van kryt; en men schynt te konnen zien, dat, terwyl het yzer noch heet was, het kryt daar over was geleght: zoodanigh was het kryt, zoo wel onder als boven, vast aan het yzer, dat het yzer en het leem een zelfde korst scheen te wezen. En terwyl ieder-een even bezigh was om dat Schip op te trekken, zoo wierden in de grondt van de Poel eenige loode buizen gevonden, twee cubiten lang, welke men aan malkander zagh vast gehecht, en bequaam om wydt in de lengte uit te strekken: in ieder van die waren schoone letteren gedrukt, welke vertoonden, gelyk wy meenen, dat de stichter van dat Schip C. Caligula geweest hadde: ook oordeelde Leon Baptista, dat uit de schoone en overvloedige fontein, by Nemore uitspringende, daar huiden de molens zyn, zich veele van die loode buizen uitstrekten tot in 't midden van de Poel, om 't water te leiden tot gebruik van de prachtige en schoone wooningen, welke wy gelooven op dat Schip gebouwt hebben geweest. Het is een wonderlyke zaak, die groote nagelen van metaal, een cubitus lang, zoo volkomen te zien, en zoo gepolyst, dat zy toenmaals eerst uit de handt des meesters scheenen te komen. Drie nagelen van dit voorzeide Schip, een stuk van het hout Larix genoemt, dat onder 't water nimmer verrot, en een pleister van metaal, langer dan een palm; en breeder dan een halve palm, waar in eenige paerden en beesten afgebeeldt waren, genoegzaam door de tydt versleten, eene jacht vertoonende, zyn van den zeer doorluchtigen Heer Markgraaf Mario Frangipani, Heer van het gezeide Landt, als voorschreevene overblyfzelen, gegeven aan het Cabinet van den Ridder Gualdi, en daar na aan Zyne Majesteit Lodewyk de XIV. Koning van Vrankryk; welke bewaart worden, nevens andere ongemeene vreemdigheden, in het Convent van St. Franciscus van Padua, in het Godts-huis de Drieheit, of Triniteit, op den bergh Pincius te Romen. Oulings zag men Tempels op Scheepen gebouwt, Jupyn ter eeren, Hooft-Godt der Heidenen. De vloot van Cleopatra, welker Scheepen zyde zeilen, en gulde wanden hadden, mogte te recht een wellust-vloot genaamt werden. In Portugaal vondt men eertydts een Schip 't geen drie hondert zwaare bussen voerde, en daarom Kakefogo geheten. Koningin Semiramis bragt vier duizent Scheepen te water tegen d'Indianen, alle van riet, teen, en beesten-huiden gemaakt: ieder bemant met tien of twaalf mannen. Deeze Scheepjens, die anders de naam van Calamina droegen, zyn boven op met pek en hars besmeert geweest; welk hars, niet zonder gevaar, uit den poel Asphaltites wiert gehaalt. Te dier tydt wierden ook de bogen en schilden met dit hars, of asphalt, bestreken, gelyk Diodorus Siculus verhaalt. Wylen myn Broeder, Kornelis Witsen, Kapitein ten dienste van hare Hoog: Moog: heeft my verhaalt, dees poel of meir, daar het asphalt wert uit gehaalt, gezien te hebben, en dat daar steedts een groove damp boven op is dryvende: het water is altydt stil, drabbig, en wert door de winden weinigh of niet bewoogen. De volken, welke daar omher woonen, zeggen, dat daar in geen levendige vissen zich verhouden konnen, en zoo by geval eenige daar in geraken, dat de zelve aanstondts vergaan, of ook wel versteenen. Den geenen die daar in zwemmen zal het lichaam zeer vuurigh worden, en rootverwigh uitloopen, gelyk hy by ondervindinge heeft: gezien. De Sodomsche stof-appelen, en vruchten, daar Josephus van meldt, worden aldaar heden | |
[pagina 52]
| |
(immers aan de zyde daar myn Broeder heest geweest) niet gezien. In Brittanje, en andere Noorder gewesten, haalde men eertydts een korst van pot-aarde, of kley, over de horde en ledere Zee-schuiten heen; die men's Winters toevouwde, en wegh leide. Niet verre van Muiden, zeer diep onder d'aarde, heeft zich, voor veertigh jaren, een Scheepken, uit een boom geholt, vertoont: het hadde roey-bankjes voor en achter, en een zeer duidelyke steven. Ga naar margenoot+D'Egyptenaars hielden het Schip Baris in zulken achting, dat zy zich over geen onheil zoo zeer ontzetten, als dat het Schip Baris in zyn vaart belet wierdt. Ook was het de grootste vloek, die de vyanden hun toewenschten, dat het Schip Baris moghte gestut werden: waar over zy dikmaal daar mede gedreight zyn geweest. Men meint dat zy in dit Schip hunne lyken ter aarde bestelden. Andere zyn van gevoelen, dat men de misdadigers hier mede voor de recht-bank braght. Daar was jaarlyks een feest-dagh in Egypten, op welke men het afbeeldtzel van Baris langs de Nyl, over landt, op een sleede omvoerde, stadt in, stadt uit, met groote praal, en godts-dienstigheit; en juist ten tyde wanneer de Nyl aanvong te wassen. Het wierdt, na veel omdragens, nevens Isis in den Tempel neder gestelt; en zulks geschagh om vruchtbaarheit te verwerven. Diodorus geeft aan dit Schip Baris den aam van Perperan. Ga naar margenoot+De Romeinen volghden deeze Egyptische feesten na, en vertoonden, in hare Circensische speelen, de beeltenis van dit Schip in den ren-kring, om de Godin Isis daar mede te vereeren: de speelders renden daar rondtsom, op wagenen van twee en vier wielen. Lucianus zeght van dit Schip, dat het een kleine voor-steven hadt, die krom naar omhoogh was gebogen, op welkers top het gouden Cheniscus uit stak, met de beeltenis van Isis. Dit Schip was op zyne toght wonderlyk toegeschikt van Egyptische schilderyen, en de Overpriester sprak hooghstatige gebeden, met een brandende toorts, een ey, en wat zwavel in de handt, en dat uit een zeer eerbaren mondt. Het Schip 't geen by d'Egyptenaren de dooden toegeheilight was, 't zy het Baris, of een ander is geweest, wiert by de Grieken het Schip Danien geheten: voor ieder lyk, dat hier mede over de Nyl wert gezet, wiert een penningsken betaalt; waar uit het verdichtzel van Acheron gesprooten is: en hier van quam het, dat men de dooden gelt in de mondt stak. Herodotus zeght, dat dit Schip van biezen en teenen t'zamen was geweven, en met wasch bestreken. Dit Schip eigenden de Romeinen Berecynthia toe, en haar hooghtydt wierdt op het Tiburtiensche eilandt gehouden. Porphyrius schryft, dat het beeldt van de Zon in dit Schip wiert gestelt, daar een Krokodil by gevoeght was. Door de Zon verstonden zy de Goddelyke kracht, die in de dingen werkt: de Krokodil verbeelde de schrikkelykheit des waters, 't welk werkt met de hette van de Zon: het Schip zelve betekende de beweeging der vochtigheit: de goude Cheniscus, of stevens top, is een bediedendt teken van de wyde uitbreiding der wateren. Terwyl men het boven gemelde feest vierde, wierdt op pypen en fluiten gespeelt, met gezangen en loftuitingen geschal makende: waar onder op een koper speel-werktuigh wiert gespeelt, Sestrum geheten, eigen aan de Priesters van dit feest; wiens af beeldtzel by Pignorius is te zien. Varro zeght, dat het Schip Bucentaurus, 't geen gebouwt wiert om groote Heeren te voeren, naar de groote Italiaansche koeijen was benaamt; en dat het woordeken bu althans iets groots betekenen wil, als het voor eenigh woort zy gestelt. Ferrettus wil, dat dit Schip zyn naam behoudt van zekere blaas-hoornen, Buccinae, na de gelykenisse van een Taurus, of Stier, gemaakt. Fournier dryft, dat men dit Schip Ducentaurus behoorde te noemen, als of het zyn naam droegh van weinigh meer als twee honderdt mannen, die het voeren konde. In het jaar 1588. ruste de Koning van Spanje zoo een geweldige vloot uit, dat hy daar mede geheel Engelandt, en Nederlandt, meende af te loopen. Deeze te beschryven met al haar toestel, en uitslag, vereischte een geheel boek: ziet daar van by Meteren, en andere. Men paste zekere oude voorzegging, van over lange gedaan, op den uitval deezer zee-maght, die dus luidde: Het jaar duizent vyf hondert tachentig en acht,
Dat is het jaar dat wel betracht:
Gaat de werelt niet onder,
Zoo zal echter geschieden groot wonder.
Het getal deezer Scheepen bestondt uit hondert en vyftig zeilen: voerende ontrent acht-en-twintig duizent mannen, behalven de vrye lieden, en Adel, die in groote menigte waren. Deeze Scheepen hadden op twee duizendt zes honderdt en vyftigh stukken geschut; en mogten laden dertig duizent lasten. De huidt der Scheepen was onder 4 of 5 voeten dik, en de borstweringen boven alle scheut-vry. Het rondthout was met dik kabel-garen bekleedt, om niet | |
[pagina 53]
| |
aan stukken geschooten te werden. Alle waren zy afgedeilt met kamers, kapellen, toorens, en diergelyk: wimpels en vlaggen waaiden daar ontallyk veel af. Zy voerden met zich hondert en twintig duizent kogels, twaalf duizent pypen waters, en vorders alles naar behooren. Aanmerkens waerdig is het geene men zeght, dat deeze vloot gevolght wierdt van een groot getal Scheepen, die niet als vrouwen en trossen geladen hadden. Mahomet deede een Schip bouwen, zoo Ga naar margenoot+Fournier wil, 't geen drie duizent tonnen konde laden. In de Heerlykheit van Vroon, over Maze, in Zuidt-Hollandt, is my een Scheepken, aan de zolder van zeker huis hangende, vertoont, wonder aardigh gemaakt in alle zyne deelen, zoo in touw, als blookwerk, beloop, vorm, mast, beeldtwerk, en andere cieraadje; 't geen zeker man, blindt gebooren, gesneden hadt by den tast, zonder hulp van eenig mensch: daar onder dit volgende vaersjen was te leezen: Het werkstuk aan dees balke vast,
Dat is gemaakt al by den tast:
Wel naerstelyk het zelve ziet;
Want die het maakte zag het niet.
Welker gelyken, zoo grooter als kleinder, men my zeide dat hy veele, tot hooge verwondering van ieder die het zagh, hadde gemaakt. Als het Crims Tartars krygsvolk rivieren heeft over te gaan, pakken zy haar plunje op paerden, en houden zich aan de staert vast, zwemmende zoo de zelve over. Of zy slaghten wel eenige van de slechtste paerden, en van de ribben, overtogen met huiden, die wel met vet besmeert werden, maken zy Schuitjens, en varen zoo over. In het Jaar 1177, als Barbarossa tot Venetien quam, om vreede met den Paus te sluiten, wierdt daareen Schip gebouwt, 't geen alle Scheepen in pracht te boven gong: buitewaarts was het alom vergult: te midden in 't Schip stondt een zaal, die met zyde stik-werken behangen was. Het wiert voort geroeit van twee hondert roeijers, met purpere klederen aangedaan: en men noemde het mede Bucentaurus. Wiens gelyke noch heden in wezen is, waar in den Hertogh jaarlyks de Zee trouwt, met het inwerpen van een Ring. Zeillerus, in zyn Italiaansche reis beschryving, zegt van dit Schip Bucentaurus, of Thalamegus, dat het hondert duizent Sechini van bouwen heest gekost. Voor aan staat de Gerechtigheit, en dit inschrift: M. Ant. & Aucu. duamnis Frat. Bas opus. De naam Bucentaurus, of groote Centaurus, magh misschien van het beelt, dat aan het eerste Schip van die aart afgemaalt was, herskomstigh zyn. Het is van grootte als een Galeas: geheel vergult: aan elke zyde zyn acht-en-twintigh riemen, ieder bewoogen werdende van zes mannen, enz. Dr. Spon, roem-ruchtbaar reiziger, zeght dat de Bucentaurus, zoo tot Venetien nu in wezen is, gekost heeft vyf hondert duizent guldens. Dit Schip, daar jaarlyks een Ring uit in Zee wort geworpen, wert by zommige Bucenthorus geheten, van dat men daar beddingen in kan maken. Een diergelyk Schip deede Alphonsus, Hertog van Ferrara, bouwen. Dit werpen van een Ring in de Zee, heeft zyn begin genomen als Paus Alexander de derde, in teken van een grooten zegen te water, by die van Venetien behaalt, hun een gouden Ring schonk, met bevel, tot gedachtenis van dat zy meester te water hadden geweest, jaarlyks een diergelyke Ring in de Zee te werpen. Voor hondert jaren quam uit Zweeden een Schip ten strydt, Mageleza, na zekeren Reus, benaamt, wiens boordt zoo dikhuidig was, dat alle kogels daar op afstuitten, of in smoorden: d'inhouten waren met wol-zakken gevult. Hendrik de achtste, Koning van Engelandt, en François, Koning van Vrankryk, bouwden om strydt Scheepen in grootte, doch zy wierden onbruikbaar bevonden. Te recht wierden deeze Scheepen by het Schip Thalamegon, 't geen een halve stadie lang was, of 313 voeten, van Philopater gebouwt, vergeleken. Zeker Koning van Denemarken heeft op 't Jaar 1073. de Saxen den oorlog aangedaan, en een groot aantal Scheepen over landt, ten strydt, in zeker vliet doen voeren; welken zelfden wegh hy met zyn vloot over landt weder te rug toog: gelyk Lambert Schafnaburg, in zyn Boek de Rebus Germanicis, verhaalt. Onder de bestiering van Manuel Comnenus, Ga naar margenoot+Byzantinsch Keizer, zoo Nicetas verhaalt, vlugten zekere Venetianen met een Schip, 't geen drie zeilen voerde, en zoo groot was, dat nooit zyns gelyken was gezien: nagejaagt vans Keizers Scheepen, kon het niet overwonnen werden, om zyn hoogte. In Zweeden heeft men Scheepen gezien die vyftien hondert mannen voerden, zoo Olaus getuight. Ga naar margenoot+Op het Jaar 1300. zandt Philippus, Koning van Vrankryk, drie hondert Scheepen, die marssen, en hooge top-kasteelen voerden, nevens vyf Galeyen, aan Willem, Graaf van Hollandt, te hulp, in zyn vloot, die hy tegen de Vlamingen hadt uitgerust. Welke top-kasteelen ik vermeine dat ach- | |
[pagina 54]
| |
ter op hebben gestaan, 't en ware het woordeken en, tusschen marssen en hooge top-kasteelen, conjunctive, of t'zamen koppelend, te verstaan ware, en dat de kasteelen in de marssen hadden gestaan. In den Jare 1400. wierdt, op bevel van den Hertogh van Borgonje, Graaf van Hollandt, die te dier tydt met Uitrecht Ga naar margenoot+in oorlogh was, een Schip tot Amsterdam gebouwt, 't geen de Katte wiert genaamt, dat een geweldigh en vast blokhuis scheen te zyn, waar mede hy de rivier de Eem besloot. Het was zoo afgryzelyk groot, en schrikkelyk van aanzien, dat, wanneer het voor de Eem lagh, en van de ys - gang om gesmeeten wiert, zoo dat het achterste voor quam te leggen, de vyanden uit vreeze vlooden, wanende dit omkeeren den aart des kats te zyn. |
|