Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 110]
| |
[Willem van Heemskerk]Heemskerk (Willem van). Wij weten niet of deze tot hetzelfde geslacht behoort als de voorgaande. Zijn treurspel, De Hebreeuwsche Heldinne, in 1647 gedrukt, is ons slechts bij naam bekend. In den Bloemkrans van verscheiden Gedichten worden eenige, niet ongeestige, meest gelegenheidsgedichten van hem gevonden; zeer behaagde ons daaronder het Vondeliaansche stukje, getiteld: Hik-snikken, over 't kinderlijk-lijk van mijn zoontjen.
Lieve Joosje!
'k Zie uw roosje
Zonder bloosje
Van zijn struik,
Neêrgedoken,
Afgebroken,
En geloken
Als ter sluik.
Uw voorleden
Vriend'lijkheden,
Geven weeden,
Die natuur
Door geen zeden
Van de reden,
Kan vertreden,
Dan heel zuur.
O die zuchten,
| |
[pagina 111]
| |
Doen geen vruchten!
Maar verluchten
Den kleinmoed,
Om de kranen
Van de tranen,
Weêr te banen
Harder vloed.
't Zoete mann'tje,
Na 't verstandje,
Lei zijn handje
In de mijn;
Recht, of 't zeide:
Lach vrij beide,
Want ik scheide
Uit mijn pijn;
Om te leven,
En te zweven,
Dicht beneven
't Hemel-rot.
't Welk hier boven,
d' Heil'ge hoven,
Staag met loven,
Vult bij God.
O gedachten,
Die 's vleeschs klachten,
Door 's geests krachten,
Overwint!
'k Wensch in 't sterven,
Te verwerven
't Wis-heil-erven
Van mijn kind
Ga naar voetnoot1.
|
|