Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 112]
| |
[Lucas de Heere]Heere (Lucas de) Ga naar voetnoot1, was de zoon van den beeldhouwer jan de heere en anna smyters, die in haren tijd als eene voortreffelijke miniatuurschilderes bekend was; hij werd geboren te Gend, in 1534, en kreeg vroegtijdig smaak in de schilderkunst, waarin hij frans floriszoon tot meester en naderhand karel van mander tot leerling had. Na zijne terugkomst van eene reis naar Frankrijk en Engeland hield hij zich bezig met portretschilderen, waarin hij zoo bekwaam was, dat hij zijne meeste portretten uit het geheugen schilderde. Hij stierf den 29 Augustus 1584. Als dichter is hij bekend door eene Psalmberijming, onder den titel van Psalmen Davids, na de Ebreeusche waerheit ende allerbeste exemplairen, oft translatien, Liedekenswys in dichte ghestelt op de voysen en mate van clement marot, gedrukt te Gend, bij ghilein manilius in 1565 Ga naar voetnoot2, en voorts nog een rijmwerkje, in hetzelfde jaar gedrukt, getiteld: Den Hof en Boomgaert der Poësyen. Zijn dichttrant is erbarmelijk; de Heer willems Ga naar voetnoot3 voert uit het laatste werkje de volde zes regels aan: | |
[pagina 113]
| |
D'looden pijlken is liefde die veel pijne en smerte is,
Die vant gouden pijlken vol consolatie,
D'welc bediedt de reyne liefde die vreugt int herte is,
En den minnaers niet aen en doet dan recreatie.
Met deene was Phoebus geraect in corter spatie,
Met dander sijn lief Daphne die hem soo seer qual.
|