Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[François Halewijn]Halewijn (François) was lid van het Leydsche Dichtgenootschap: Kunst wordt door arbeid verkregen, in welks werken ook eenige stukjes van hem gevonden worden. Afzonderlijk bestaat er van hem, behalve eenige losse gelegenheidsstukjes, een bundeltje, getiteld: Poëtische Uitspanningen, te Leyden in 1771 gedrukt. Hoe poëtisch de stukjes zijn, daarin vervat, en hoe gepast derhalve het adjectief dezer Uitspanningen is, zullen wij den lezer zelven laten oordeelen uit een stukje, welks onderwerp althans eene poëtische behandeling vordert, namelijk: De Dichtkunst.
Wie doet de zwervende gedachten
Voortvliegen naar 't onmeetbaar hoog,
Ja, streven, als op arendsschachten,
Den loggen stofbol uit het oog
Ga naar voetnoot2?
| |
[pagina 49]
| |
Wie kan het wreed gemoed verzagten
Van hem, wien een leeuwinne zoog
Ga naar voetnoot1?
Wie was 't die 't hart, door eigen krachten,
Naar lust tot rouw of vreugd bewoog
Ga naar voetnoot2?
Wie hoedt der braave naam voor sterven,
En schenkt de faam gedurig stof
Ga naar voetnoot3!
Wie maalt der helden roem en lof
Met schoone en onuitwischbre verven,
En stelt de deugd 't behaaglijkst voor
Dan d'ed'le Dichtkunst
Ga naar voetnoot4?
Nu is het uit, niet waar? - ô Ja! maar het rijm moet ook zijn' eisch hebben, en dus volgt er heel sierlijk nog: rijk van gloor
Ga naar voetnoot5.
| |
[pagina 50]
| |
Halewijn doet wel dat hij ons waarschuwt dat deze Uitspanningen poëtisch zijn; het zou anders iemand niet zoo terstond in het oog vallen. |
|