iedereen graag. Dat wekte je op, dat maakte lustig. 't Leven was al somber genoeg. Hè, zoo'n wals van Strauss!
De muziek ergerde me ten slotte, omdat ze me belette de walsjes in den geest uit te zingen.
Ze moesten verboden worden, die larmoyante, weemoedige melodieën! 't Was schande, zoo'n zaal vol menschen, die misschien allen hun eigen prettige gedachten hadden, te vervelen en te hinderen en hen van hun vroolijk apropos af te brengen!
'k Was blij, toen het concert uit was.
Toen kwam er een week van groote spanning.
Eerst ernstig consult met Tante en de modiste over de keuze van het baltoilet. Stapels modeplaten bezichtigd.
Stalen uit Brussel en Parijs laten komen, ook van Sinkel en Bahlmann.
Eindelijk een klassiek toiletje uitgezocht. Een wit cachemiren japon, even boven den grond, met een tulen overkleed; het corsage gegarneerd met gekruiste wit zijden linten, - voortreffelijk, in één woord!
De stof is er ook, soepel, zacht, glanzig; de tule één wolk, allerlei hemelsche gedachten opwekkend; - en het lint van zulke fijne, zuivere zijde, dat het gezicht alleen al een weelde is; het gevoel dat je hebt als je er heel teer, heel behoedzaam even met den vinger langs glijdt, is zóó streelend, dat er geheel geen woorden voor te vinden zijn.
Nu koop je - wat toch een heerlijkheid als je alles maar voor het koopen hebt - nu koop je handschoenen, wit glacé, een velletje, roomig wit, rekbaar, - je past ze met zorg, ze moeten onberispelijk zijn.