Maar heel iets anders is het, om blijmoedig te doen of er niets is geweest, als je zelf bent doorgehaald en voor den gek gehouden!
Ik was niets in mijn schik.
Hoe meer het werk opschoot, des te vroolijker werd Jo. Onder het bergen van messen en vorken, wat ze met gerinkel deed, zong ze: ‘Heil u, heil u, koningin der Nederla-anden!’
En terwijl ze tot besluit de koekepan flink van buiten afboende, droeg ze met teederheid een wiegeliedje voor.
Ik waschte mijn handen met groote zorgvuldigheid, zonder eenige notitie van Jo of haar grappen te nemen.
Opeens voelde ik haar hand om mijn bovenarm. Ze kneep me stevig, hartelijk.
‘Rudi,’ zei ze met iets warms in haar stem, ‘ik ben toch zoo blij met dat naaiwerk, ik denk dat het erg zal meevallen, 't Is zoo'n heerlijk buitenkansje, hè?’
Ik voelde me raar worden. Wat moest ik antwoorden? Ik wist, dat naaien voor Jo bijna een straf was, vooral 's avonds, als ze soms moe was van de fröbelschool. Ikzelf, hoewel ik met handwerken niets opheb, allerminst met nuttige, kan het netjes doen.
‘De tafellakens en servetten neem ik voor mijn rekening,’ zei ik zachtjes, omdat ik me een beetje schaamde over mijn houding.
Tot dank kreeg ik een nog geduchter kneep. ‘Je bent een engel,’ zei Jo, ‘wat zullen we er gauw door zijn! Morgen kunnen we er al aan beginnen.’
In de kamer was het rustig. Pa zat te schrijven. Moe en Jo waren bezig uit een japon van Jo een