Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
No. 105.*
| |
[pagina 219]
| |
en als iemand zal schuldig zyn over die schietgoed, dan is de groot man van de Companie schuldig, zoo kan U Edl niet voor Doncan daarvoor verantwoordelyk maken, en hem vangen en straffen, dat is myn vaste weten, waarmede ik die man met waarheid kan vry spreken en de Companie heeft die schietgoed ook niet voor my gegeven in de tyd wat Francois my geschiet heeft, maar voor die tyd is de schietgoed gegeven, in de tyd wat ik met de Hereros nog vechten zoo is die schietgoed ook in die oorlogen gedaan, en die schietgoed wat ik nu heb waarmede ik met Franzua gevecht heb tot nu toe, dat is de schietgoed wat ik van Uwe eigene mannen gekop heb op Windhoek met paarden, kort voor dat Franzua my schiet, en ook by Rehoboth met paarden gekop, en met die schietgoed heb ik tot nu toe met Franzua gevecht. Zoo verstaan ik niet, dat U Edl nadat wy de vrede gemaak hebben die man gevangen heb om mynent wil. Want wy hebben in die vrede vasgestel, dat wy in tusschen tyd van deze twee maanden zullen stil blyven, en dat die vrede alle menschen wat onder U staan bevatten, en by my ook myne menschen wat onder my staan. En daar op Bethanie zitten ook nog mannen van my in de Tronk, wat ik U Edl ook gevraag heb, om te lossen. Zoo doet ik tot U Edl deze verzoek, om der waarheid en des regts wil. Los toch ou Doncan van de Tronk laat hy vry huistoe gaan, zonder schade aan zyn lyf of aan zyn geld, want hy is waarlyk onschuldig in deze zaak. En verder los ook de mannen wat op Bethanie nog in de Tronk zitten. II. Ten tweede antwoord ik zoo van de beschermings traktaat wat U Edl my vraag. | |
[pagina 220]
| |
Ik heb met erns nagedach over deze zaak. Maar lieve Hoog Edl vriend! Ik moet U net de oude antwoord geven. Ik kan de zaak van bescherming niet door zien, die zaak is my zeer zwaar en onmogelyk, zoo kan ik niet, en ik wil niet onder U staan. Zoo verzoek ik U lieve vriend van harte! laat my toch staan in myne zelfstandigheid, want ik wil blyven als zelfstandige hoof op myn land en in myn volk, want dat is my lief en genoeg, want daarin ben ik geschapen en ik ben dat zeer verre gewend, en myn zelfstandige vryje leven is niet schadelyk voor my, en ook niet schadelyk voor andere menschen, en ik ben vrede met my zelven in deze vryje leven, en wil ook met alle menschen vrede houden, en in vrede leven, en ik zal U, en ook andere menschen niets kwaads aandoen door oorlog. III. De vrede wat ik U gegeven heb, die heb ik U gegeven, niet voor een tyd, ook niet voor twee maanden tyd, maar voor onze heele levens lang heb ik die vrede gemaak, en niet alleen met U, maar met de heele menschdom, wat op Gods aardbodem leef. Zoo zeg ik U Edl nog ten laatste, door my zal geene bloed vergitting tusschen ons geschiedden. Ten slote hoop ik dat U Edl my weder haast antwoord zal sturen over deze brief. Hier wil ik sluiten en groete U Hoog Edl met vriendelyke groetenissen
Ik ben U vriend en Kapitein
Hendrik Witbooi. |
|