Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
No. 103.*
| |
[pagina 213]
| |
opregte vrede gedaan, maar dat U Edl deze vrede als een slechte vrede noemd, is my heel wonderlyk. Ten 2 zeg ik zoo van de traktaat. Ik heb de traktaat gemaak met den Duitschen Keizer, naar myn verstand, wat ik de traktaat verstaat. Ik verstaat de traktaat zoo. Dat de hoofden van verscheidene landen en koningryken traktaat sluiten, als broeders, om in vrede te leven en over groote en gewigtige zaken te beraden over hunne landen en volken, en toch blyf ieder een op zyn eigen land en in zyn volk als zelfstandige hoof en op die verstand heb ik gedach, dat daar toch geene byzonderlyke zwarigheid of schades zal wezen, als ik ook met de Duitsche Keizer traktaat maak, zoo heb ik U Edl de traktaat gegeven. Ten 3 zegt U Edl, dat myne menschen niet weder de beesten en vee van andere menschen zal nemen. Dit antwoord ik zoo. Dat zyn niet myne menschen, wat de goed van de menschen vatten, buiten myn order ik vat de goed, maar ik vat niet de goed van die menschen, wat geen oorlog met my hebben, maar ik vat de goed van die menschen wat my eers geschiet hebben, zoo als de mannen van Rehoboth wat daar met U zyn ook U Edl kan verhalen toen ik met de Hereros oorlog gehad heb, toen heb ik altoos in hunne posten voorbygegaan met myn oorlog, maar zy hebben ook niet een boklam of een kalf gemis, wat ik gestolen of met geweld gevat heb, en U zelven en ook van alle witte menschen heb ik niets genomen maar U en de menschen van Rehoboth hebben my eers geschiet zonder oorzaak of schuld, en van die dag af zyn Uwe goederen vry geworden voor my, naar de vryheid wat die oorlog my gegeven heef. Maar wanneer wy nu de ware vrede gemaak hebben, zoo weet ik zelven, dat alles wat in de oorlog | |
[pagina 214]
| |
vry was, nu gestop is, en dat ik geen reg heb, om goed van vrede menschen te vatten, en dat kan ik U Hoog Edl vas verzekeren, dat ik nooit de goed van vrede menschen zal vatten in vrede, want ik wil met alle menschen in vrede leven, zoo veel als het in myn krach staat, en myne menschen zullen ook nooit buiten myne order goed van vrede menschen vatten, want myne menschen staan onder my, daarom hoef U Edl toch maar niet te bekommeren, of achtertogtig worden over myne menschen en deze vrede wat ik U Edl gegeven heb, die zal ik niet eers breken, zoo heb ik de vrede klaar gegeven aan U, en de bloed van myne mannen en Uwe mannen wat nu zal gestort word, die zal niet op myn rekening gestort worden, want ik gevoel my nu heel vry en getroos in myn hart over deze vrede voor God en menschen, want ik heb alles gedaan, wat ik kan doen. Ten 4. U Edl. hebt gezegd, dat U van den Duitschen Keizer gesturt zyt, om vrede en traktaat met my te sluiten, zoo heb ik U Edl ten eerste vrede gegeven en ten tweede traktaat. Ten 5 U Edl zegd, dat U my slechts twee dagen tyd zal geven, om op de punten van de vrede Contities duitelyke antwoord te geven, en dat U my zal schieten, als dat nog langer zal duuren. Zoo geef ik aan U Hoog Edl deze antwoord. Al die punten die zyn my zeer zwaar en hart, zoo smeek ik U lieve Hoog Edl Heer van harte neem toch die twee hoof punten, vrede en traktaat wat ik U Edl reeds gegeven heb, en gaat toch terug met die punten, want dat zyn de voornaamste hoof punten, denk ik, waardoor de bloedvergitting zoo lang tusschen ons gestaan hebben zoo ben ik nu vry, toen ik U Edi die twee hoof punten | |
[pagina 215]
| |
gegeven heb, zoo leg nu alle verantwoording op U Edl alleen, van die bloedvergitting wat nu zal tusschen ons beginnen. Hiermede sluit ik en groet U Hoog Edl Heer
Ik ben U vriend en kapitein
Hendrik Witbooi. |
|