Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
No. 97.*
| |
[pagina 205]
| |
Uwen brief heb ik ontvangen, en U Edl heeft my duitelyk verklaar, dat de Duitsche Keizer Francois geordert heeft om my te schieten, omdat ik de andere hoofden schiet, wat onder de Duitsche bescherming staat, maar lieve Heer! dit is ook niet waar, want alle hoofden met dewelke ik oorlog gehad hebben die alleen hebben my eers geschiet, zonder oorzaak, en ik heb hun maar weerom gedaan ik heb ook niet een hoof van al die hoofden eers geschiet, zelfs de Herero oorlog is op myn eigen persoon geschied, dat weten alle menschen, wat hier zyn en wat niet hier zyn, en geen een van die hoofden kan my met waarheid overtuigen dat ik eenige mensch eers geschiet heeft, wat my niet geschiet heeft, en met de oorlog van Francois staat het zoo. Francois is eers by my gekomen en my de traaktaat aangezoek, zoo heb ik daarover nagedach, om hem daarover antwoord te geven, toen kom Francois voor de antwoord, en schiet my onverdachts, waar ik in vrede gerus leg en slaap, en dat was in de tyd, waar ik reeds met alle rooi menschen en ook met de Hereros vrede gemaak heb, zoodat de Hereros by my komen, en myne mannen by Hereros komen en ik was ook vrede met Francois, derhalfe heb ik my ook | |
[pagina 206]
| |
niet voor oorlog klaar gemaak, zoo heb ik door die oorlog van Francois groote en treurige schades ontvangen, maar ik ben in der waarheid onschuldig in die order van den Duitschen Keizer, wat hy over my uitgegeven heeft door Francois. Nu komt U Edl als een tweede man, wat ook van den Keizer gesturt zyt, ook met een order over my, over vrede, en traktaat weder by my aan te zoeken, zoo geef ik U Edl over die twee punten deze antwoord. Van de vrede zeg ik, zooals ik U Edl reeds gezeg heb, ik ben met myn gansche hart genegen en gewillig tot vrede, en ik geef U met myn volle en opregte hart de ware vrede, om des Heeren wil, zoo hoef U Edl niet te twyfelen over deze vrede wat ik U geef, en van de traktaat zeg ik zoo, wat U Edl my ook aanzoek, dat is juis de zaak, waarom Francois my geschiet heeft, zoo is die zaak groot, en zoo als U Edl zeg, is Uwe koms zeer haastig, en U hebt min tyd, zoo is de tyd haastig en kort ook voor my, om U Edl nu in deze korten tyd en op dezen dag antwoord te geven zoo doet ik een vriendelyke verzoek aan U H Edl, om toch zoo goed te wezen en my toch een gelegenheid en tyd te mogen geven, opdat ik over deze zaak overdenken, naar de grootheid van deze zaak, om U Edl daarna een ware en vaste antwoord te geven. Zoo neem dan eers die vrede, wat ik U Edl gegeven heb, en gaat eers terug naar Uwe werf met die vredeGa naar voetnoot2), en wach daar de antwoord van de ander punt want deze zaak van vrede wat wy nu verhandelen is niet ligte zaak, wat ons kan in een oogenblik, of op een dag kan klaar maken, maar het | |
[pagina 207]
| |
is eene gewigtige en heilige zaak. Tot zoo ver wil ik eers sluiten.
Met groetenis aan U. Hoog Edl Heer.
Ik ben U vriend en kapitein
Hendrik Witbooi |
|