No. 98.*
Naauwkloof den 7 Mei 1894.
Myn lieve Hoog Edl Duitsche Keizerlyke Heer de plaatsvervanger van Francois Major!
Ik heb Uwen briefGa naar voetnoot1) ontvangen, en ik heb verstaan, zoo doet ik nogthans dezelfde vriendelyke verzoek aan U Edl, de twee dagen wat U Edl my geef, die zyn my nog niet genoeg, want deze zaak wat U Edl my vraag is niet ligte zaak, en het is ook niet een gewoonlyke zaak, het is zware zaak in des menschen gemoed, en zwaar voor een mensch, wat zyn eigen vryjen leven gewent is zoo verzoek ik U nog lieve Heer! om toch eers voor my terug te gaan, met de vrede, opdat ik toch een ruime tyd hebben, en over deze zaak ernstig en tydzaam mog overdenken, ik zeg niet alleen omdat ik het afstaan, maar laat my toch myn eigene vryje verkiesing in een ruime tyd, om toch over deze zaak uit te oefenen met een diepzinnigheid, of ik zal aannemen, want U Edl staat ook voor my met Uwe oorlog, en met de toestemming van al myne mannen kan ik alleen deze zaak doen, opdat ik niet door Uwe hierstaan met Uwe oorlog haastig gemaak word, en laat het niet lyken, dat ik deze zaak aangenomen heb, waar