Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
No. 31.
| |
[pagina 96]
| |
weet, alle omstandigheden, en moeitelykheden, en alle nooden, ziet alle ziektens en gebrekken in de huisen, en op de heele plaats, en heb een ware belang over al deze omstandigheden en doet moeite en raad voor alle ziektens, en doet alle goede hulp middelen voor alle ziektens, zoo ver als het in Uwe kracht staan, en gaan en alle mannen die daar met U zyn moeten ook desgelyks wakker staan, met U, met gewilligheid en gehoorzaamheid, opdat niets verzuimd en vernalatig word, en niets te laad of te vroeg gedaan worden, maar laat alles op zynen tyd geshieden begraf alle menschen, die daar zullen sterven, met eensgezindheid en vleidigheid en laat my ook altyd haastelyk weten, van alle groote en zware omstandigheden, die van buiten de plaats miesschien zullen willen aanvallen, of beschadigen. En tot U gy vrouwens en kinders! tot U maak ik deze hartelyke verzoek, ik geef U den Heere over, als een herder, en uithelper uit alle nooden, en gebrekken zoo geef U ook af in de handen des Heeren, en geef Uwe ziektens in de handen des Heeren, en ziet niet, en denk niet naar Uwe mannen, en roep niet Uwe mannen, en word niet gehindert van Uwe mannen, maar houd U vas aan den Heere, en hang U op den Heere, en bid zonder ophouden, voor U, en voor ons, want onze beroeping, en onzen weg, waarop wy uitgegaan zyn, is een zware weg, het heeft vele en zware lydens, het heeft dood op aller lei wyse, het heeft lyden van hongersnood, het heeft lyden van dors, het heeft lyden van koute, het heeft lyden van naaktheid, het heeft lyden van dood, in de handen der vyanden en dat zyn de lydens, waarin wy hier op Horkrans leven zo neem ook aan deze zware lydens omstandigheden wanneer de Heere zulke lydens U | |
[pagina 97]
| |
opleg, en draag het met blydschap, en met geduld, en wanneer u sterf, dan sterf met den Heere, en in den Heere, en begraf U met malkander, en denk niet naar Uwe mannen, want zy staan ook in zelfde toestand, hier, des doods, en zy zullen ook hier sterven, en wy zullen ons hier met malkander begraven, en van de dieren en kraaijen opgevreet worden, want de werk is nog groot, en dat Uwe mannen weder thuis komen, dat staat niet in myn krach, en ook niet in de kracht Uwer mannen, maar het staat alleen in de hand des Heeren, daarom zeg ik, bid voor U, en voor ons, en voor hele werk, en [ver]wach Uwe mannen niet haast, want zy staan in harte werk en laat oude Meritse de ziekten van melaatsheid werken, zoover hy kan. Hiermede sluit ik en groet de gansche gemeente met hartelyke groetenissen. Ik ben Ulieder kaptein
Hendrik Witbooi. |
|