No. 15.
Hoorn krans den 11. April. 1889.
Mijn lieve Eerwd. Heer Deutsche Ceizerlijke Commisaar Dr. Geuring!
Ik maak U bekend mits deze weinige regelen. Nadat ik U Eerwd. brief gegeven heeft toen [ben] ik gegaan naar Mannassa zijn werf, om die de vernielen, en ik ben gekomen op zijn werf, maar niet om menschen te dooden, dat is niet mijn meening, maar mijn gedachte is, om zijn fontamentGa naar voetnoot1) weg te maken en ik heb ook alzoo gemaak, maar ik heb! Hoaxas niet verbrand. dewijl Leeraar nog daar is Maar ik heb alles wat aan den Mannassa behoord genomen. zijn wagens en en levendige waardes, en ook het land. Ik heb 6 mannen van hem doodgeschiet. Verder moet ik U melden, dat ik op! Axan/ib uwen Vlagt gekregen hebt wat u aan Mannassa gegeven heeft. Nu is het [in] mijne handen op Hoornkrans Nu wil ik gaarne weten hoe ik met het Vlagt zal maken, dewijl het