Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
No. 14.
| |
[pagina 31]
| |
met hun, want zij kunnen niet vrede maken zoodanig zijn zij nijdig op mij. daarom blyft toch onpardijdig lieve Heer en geef ons maar Ammonietië laat ons malkanderen vechten. Ik wil waarlyk vrede hebben, maar zulke onopregte vrede wil ik niet, wat duidelijk zien. Verder meld ik U Ik raak niemand aan die mij niet aanraaken, maar die mij aanraak, moet ik wëër aanraken,Ga naar voetnoot4) ik schiet geenzins die mij niet schiet, en dat zal ik nooit doen: Lieve Heer Ik ResportteertGa naar voetnoot5) U zeer, daarom ben ik Jaluursrig, dat U met hun iets tot mij zegt, of hun tot mij stuurt zooals zij in die briefen zegt. Lieve Heer! wij Rooi Hoofden van dit land zijn zeer schuldig voor God omdat wij niet regt geregtigheid werk, daarom staat eerst turugt laat ons malkanderen regt maken De Heere zal waarlyk Vrede geven op zijn tyd. De mensdom zal niet gedaan,Ga naar voetnoot6) De Heere zal dat zorgen, daarom staat eerst weinig terug.
Verder maak [ik] U bekend, dat ik nu Klaar maak, om aan Frits te wreken, omdat hij mij zoo gedaan had zoo als ik U Eerwd. in anderen brief gezegt heeft maar Jan zal ik niet schieten als hij my niet scheiet Maar het scheenGa naar voetnoot7) dat hij met geweld inkomt, want door zyn brieven, zyn de menschen [opgehitst?] Maar die stoute menschen, die hij schermen zal ik schieten, want zij hebben mij geschiet zonder oorzaak, en weêr | |
[pagina 32]
| |
myne paarden genomen en weer myne beesten genomen, en zij hebben twee oorlogen naar mij gemaakt, alhoewel zij mij niet krygen uit deze teekenen heb ik gezien, dat zij waarlyk met mij willen vechten.
Ik groet U allen hartelyk
Ik ben Uwen vriend en Cap.
Hendrik Witbooi. |
|