Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
No. 11
| |
[pagina 26]
| |
zal ik hem ook uitnoodigen, als onpartijdig man Daarom ben ik Manasa geroep over dat vrede om hem ook komen En ik toch aan hem ook spreek En spreek tusschen Ulieder als een MidelaarGa naar voetnoot1) van de vrede; Zoo kunt u Eers Luister hoe ik zal maken als de Kap. Mas. kom, Want Manssa komt door mijn roep, niet om u de schiet, op verlede tyd heb ik aan u gezegt mijn zoon wach eers maar gij heb niet dat gedaan zoo heb ik u niet van dag verstaan Ik weet dat de man u veiand is maar gij zou wach en zien hoe ik met u maken Want ik weet dat gy tegen mij valsche getuige heeft in debrieven van mij die ik aan Kap. Mannasa en Paul visser gescheven Zoo kan u eers wach en zien Daarom geloof ik niet of dat waarachtig. Die u aan my zeg Ik heb geen oorloog tegen u dit Woord geloof ik niet Dit is de verzoek van ontverstaand Verder lieve Neef staat nu stil maak toch de vrede, zoo zeg ik aan u nogthans zoover met deze weinige regelen met vriendelyk verzoek antwoord my haast verder zal ik niet vrede spreek nu deGa naar voetnoot2) woorden en verder zal ik niet Mannasa ophouden als hij wil naar u gaan morgen of ormorgen Zoo zal u mijne menschen van u uit Afrikaners en Boois laat hun op één zijde blyf verder hoorde ik dat gij eenen vasten Traaktaat met basteren gemak zoo heef die basteren ook in u oorlog gekomen de Kap' zien ook de basters met zijne oogen.
Groetenis Ik ben U Oom
En Capitein
Jan Jonker Afrikaner. |
|