Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
No. 7.
| |
[pagina 17]
| |
het onheil en ongeluk nog grooter woorden over u en anderen? - Hoe wilt gij Hendrik en Gij wat anvoerder zijt, dit toch voor God en menschen verandwoorden. Is dan de verantwoording nog niet groot genoeg en zwaar genoeg? om nu eindelyk dit verkeerde gevaarlijke en verdervelijke dwaalpad te verlaten? Reets sedert 2 jaren zoude het bloedvergiten opgehouden zijn, maar door u doen is er veel bloed vergoden. Denkt niet, dat de Damras daaraan schuld zijn, neen het is uwe schuld en verantwoording, Gij hept hen daartoe gedreven en gedwongen. En wild gij nu nog voortmaaken? - Ik zeg nog een maal: Hoe wilt Gij zulks toch verantwoorden?? - Wie heeft U toch het regt en de magt gegeven, om zulk een orloog te voeren? Uwe eigene uitvinding! Het is niet de Heere die u dat opgedragen en bevolen heeft, het is een dwaalgeest. Gods woord zeg Die op zyn hart vertrouw is een zot. Spr. 28.26. Ik vrees als Gylieden nog zoo zult vortgaan dat het woord des Heeren ook over U zal vervuld woorden: Die het zwart nemen zullen door het zwaart vergaan. Matth 26.52. leest ook wat Openb. 13, 9-10. geschreven staat.. De Heere zegt Luk. 17.20. Het konnigrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaatGa naar voetnoot1) Als iemand het werk des Heeren wilt drijven dan moet men niet met iets beginnen, wat tegen Godelijke en menschelijke orde strijdig is. Hendrik heeft mij vroeger reeds meermaals gezegt. Ik stan nu al diep in Maar ik zeg U voorzeker: Om zoo verder Gy nog zoo voort gaat om zoo dieper | |
[pagina 18]
| |
zult Gy nog inkomen in moiijelijkheden en verderft. Gy zult zien Gods woord zal toch nog regt behouden. Ik herinner aan hetgeen ik u vroeger toen gy nog hier waart, genoegzaam gezegt en voorgehouden hebt. Maar u wildet niet hooren. Ik roep u nogeenmaal toe: Bezint u, keert om en bekeert u van ganschen harte toot den Heere. Omdat uwe zielen mij aanvertrouwd zijn en het aldus myn pligt is, derhalve schrijf ik u deze regelen. Ik verwacht naauwelyks dat Gij op deze myne worden zult hooren en daardoor tot inzigt en kennis zoud komen. Neen mijne woorden zyn daartoe niet instaat deze kennis moet de Geest Gods in u werken en dat dit moge gechieden, is myn smeeken voor u tot God. Ik wil hier mede maar nog een maal mijn plig doen, opdat Gijlieden niet te eenigen tijd mij zoud kunnen beschuldign zeggende: Wij hebben dat niet geweten, het is ons niet gezegt gewoorden. Als dat iemand zou willen zeggen dan zal deze brief nog een getuige zijn Want hij zegt het u nog eenmaal duidelijk, dat gij een verdervelyke pad wandelt. Verootmoedigt u en bekeert u derhalve en stort u niet nog verder in tijdelik en eeuwig verderf. En gaat gij nu nog verder zoo voort, alles wat over u komt, dat trek Gy u zelven toe of hebt u alreeds toegetrokken; Gij zijt zelven schuld daaraan niemand anders de verantwoording kom alleen op u.
Dan hebt ik nog een woord te zeggen Ik hoor altyd dat er vele menschen by u zijn die gaarne weder wilden terugkeeren maar zy woorden daaraan belet. Laat toch elkeen die turug wil keeren ongehindert weder thuis toe gaan en verhindert hen daaraan niet Dit bewijst mij ook duitelijk daat uwe zaak niet het werk des Heren is De Heere dwing genen mensch | |
[pagina 19]
| |
Hij houd niemand met geweld vast maar laat aan een iegelyk vrijheid. Ook zijn er echteschijdingenGa naar voetnoot2) by uwe trek voorgekomen zoodat het eene gedeelde hier gebleven en het ander met u gegaan is Dat is ook niet Gods orde. Zoo is reeds veel onheil door u gescheit worten. Nu verzoek ik u, Gij moet mij dezen brief toch niet verkwalijken. Ik hebt u dit in liefde geschreven om u oplettend te maken op het heil uwer onstervelyke ziel. Wilt dezen brief ook aalen laten hooren. Groetenis aan aleen die van hier gegaan en by u zyn.
Uw heilwenschende Leeraar,
F. Rust.Ga naar voetnoot3) |
|