Voorbericht.
Dewyl het onderzoek der Natuur nu meer dan ooit onze Vaderlanderen bekoort, zal moogelyk een Dichtstuk, 't geen grootdeels zyne waarde van deselve ontleent, hen niet mishaagen. De Jaargetyden zyn my, zelfs al vóór dat ik myn' Amstelstroom gedicht heb, als een bevallig onderwerp voor de Dichtkunde voorgekomen, en van toen af heb ik reeds voorraad vergaderd om dezelven in poëzy te verhandelen. Na dien tyd kreeg ik bericht wegens de Saizoenen van den Engelschen Dichter Tompson, die een myner goede vrienden naauwkeurig voor my vertaalde. In 't eerst besloot ik deeze vertaaling in Nederduitsche Vaerzen over te brengen, doch vond naderhand raadzaam my 'er niet aan te binden, maar slechts gebruik te maaken van het geene 'er my, naar myne gedachten, best uit konde te stade komen; doch zyn' voortreflyken Lofzang heb ik genoegzaam geheel gevolgd. In den Zomer, by de bespiegeling in het bosch, heb ik eenigzins gebruik gemaakt van de gedachten des Heeren van Haller, in zyn onvoltooid gedicht over de eeuwigheid. Verder heb ik, zo