| |
| |
| |
Aan den taalkundigen Leeser.
Hier komt te voorschijn een Papiere SEEMAN, die, gelijk bij veel van oude en ervaare Seeluiden bekend geleerd te hebben, alsoo ook bereid is het selve met woeker aan uuw meede te deelen: het verscheeld veel wie een taal spreekt, en of de selve eigendlijk, of oneigendlijk gebruikt werd: ruuw sijn SEEMANS werken, en seeden, en dienvolgens ruuw haare woorden: maar hoe ruuw, en onbeschaafd de selve in haaren grond moogen sijn: sij konnen egter tot sieraad van de onse gebruikt werden: dat dit mijn seggen waar is, blijkt ten oovervloed uit onse beste Schrijvers deeser eeuw, en om nu van geen andere te spreeken: wat is’er geestrijker in onse moedertaal beschreeven (ik spreek naa den letter) als Comœdia Vetus? en wat is’er suiverder, en doorvrogter werk, als dat van den Drost van Muiden? maar waar van daan anders haare geestigheid? waar van daan anders haare suiverheid? als dat sij bei- | |
| |
de soo seer sijn opgepropt, en opgepronkt met Seemans woorden? Dit vaarwaater staat voor ieder oopen, en daar en kan geen regtschaapen Neêrlands borst sijn, die niet door liefde behoord te branden, om deesen handel naa sijn uitterste vermoogen voort te setten, en sijn Vaaderland een heerlijken dienst te doen! voorwaar hoe ik mij dieper, en dieper heb ingewikkeld in het naaspooren van onse taal, hoe ik mijn geluk te hooger agten moet, dat ik in mijn jonge jaaren gevallen ben in handen van soo een Leermeester, die, behalven dat hij ongemeen ervaaren was in de geleerden taalen, als Latijnse, Griekse, Arabiese, en andere, een uitsteekend liefhebber was van de onse. *{Ik meen Adrianus Junius vermaard Rector vvel eer in een der Latijnse Schoolen te Amsterdam.} deese man gaande gemaakt sijnde door de gemeensaame kennis, die hij met den welgemelden Drost onderhield, en door het geduurig leesen, en herleesen sijner schriften, meer en meer aangeset sijnde, blaakte door een sonderlingen iever tot de selve: dog de wijl hij alreede | |
| |
het grootste gedeelte van sijne jaaren in uitheemse versleeten had, en hem de geleegendheid niet gegund wierd, om alles naauwkeurig naa te vorssen: soo heeft hij nogtans dat gedaan, dat hij doen kon, te weeten, de Neederlandse taal bij monde voort te setten, en in de harten sijner leerlingen soo een lust, en liefde tot de selve in te boessemen, dat’er meer liefhebbers uit sijn school, als uit alle de schoolen, niet van Holland alleen: maar van gants Neederland, voort gekoomen sijn: en daarom ben ik wel eer ten hoogsten verwonderd geweest, dat’er tot die tijd toe (mijns weetens) niet een liefhebber uit soo groot een meenigte was te voorschijn gekoomen, die een werk soo heilsaam voor onse taal, met ernst had durven onderneemen: maar naa dat ik iets diergelijks selfs heb beginnen aan te vangen, en vernoomen heb, wat onuitspreekelijk een arbeid daar aan vast is: nu kan ik ligtelijk beseffen, wat haar van haaren goeden iever weederhouden heeft: en voor mij ik wil dat ook wel rond uit bekennen, dat indien ik | |
| |
niet al te ver t’ see waar geweest, ik sou’ meede gedooken hebben: dog nu moest het doorstaan, schoonder een vreesselijk onweer, en een holle see op handen was: dit sal sonder twijfel van soo een, voor een stoute daad erkend werden, die nooit see gesien heeft, nog voor bevaaren man was scheep gekoomen: dog daar sou’ ik mij soo seer niet aan kreunen: indien maar met regt niet en konde geseid werden, dat ik iets gedaan had, dat met mijn ampt, en pligt niet oovereen en quam: soo sullen sonder twijfel sommige menssen spreeken, en wel voornaamendlijk soodaanige, die de minste kennis deeser saaken hebben: en daarom sal het niet ondienstig sijn, dat ik haar, en alle waare liefhebbers der taalen in het gemeen, aanwijs: hoe noodsaakelijk het ondersoek der konstwoorden, en spreekwijsen in alle taalen sij, en dat sij voor al uit de saaken selfs, en uit die geen, die daar daagelijks meede beesig sijn, moeten, en behooren naa gevorst te werden: en daar in agt ik de Latijnse, Griekse, en andere taalen on- | |
| |
gelukkig, dat het niemand ooit heeft gelust, of in den sin gekoomen is, om op deese wijs de haare voort te setten: en seeker het is den geleerde ten oovervloed bekend, wat verschillen, en oneenigheeden tussen haar ontstaan sijn, en nog daagelijks ontstaan, om dat de beteekenis en der woorden, en der spreekwijsen, met de saaken selfs verlooren sijn. Dit ongeval soek ik in de onse (voor soo veel in mij is) te verhoeden: de wijl sulks in de taalen mij aanbevoolen, niet doendelijk is: eeven wel op dat deese mijne geringe arbeid daar in buiten opspraak blijven mogt: soo heb ik, neevens den opbouw der Neederlandse Taal, meede ernstig beesig gevveest in het naa vorssen van haaren oorspronk, en afkomst: en ik meen, dat ik al veele vvoorden onder de onse aangevveesen heb, die uitspruitsels van de Griekse, en Latijnse sijn: en nogtans voor goed Neêrduits door gaan: vvaar door ik alle liefhebbers vvil gebeeden, en vermaand hebben, dat sij haar voor al gelieven te bevlijtigen in het ondersoeken der taalen, | |
| |
die men de geleerde noemd; op dat soo doende haar oogen meer en meer mogten geoopend werden in de onse: want wie soude durven ontkennen, dat deese soo niet de moeders, immers de soogvrouwen van alle heedendaagse taalen, en dien volgens ook van de onse sijn? Voor het laatste, deese Seeman kan uuw dienen voor Stuurman, om op see een goede streek te houden, en Kaart, en Graadboog, en Kompas wel te gebruiken, en soo gij eenige haaven in moet, voor een Loods verstrekken: aangesien hem de dieptens, en droogtens van deese kust wel bekend sijn: gebruik hem tot uuw voordeel: en soo de tijd, en de geleegendheid het lijden kon, ik sou’ uuw ook in het korte leeveren, een Land, en Steeman, om onder de naam van deese drie, uuw te geeven een ruuwe schets van onse geheele Neederlandse taal, en tot een toe gifje van dit alles, een volslaagen Letterkonst: dog ik beloof niet, want beloften maaken schuld: maar soo sy koomen, ontfang haar beleefdelijk, en het sal mij verpligten tot meerder. Vaar wel.
|
|