telkens nogtans gelukt onse gemeensaamheid volgens ouder gewoonte te hervatten, en met den aanwas der jaaren sterker te bekragtigen: dit geluk geniet ik als nog, en God geef, dat ik het selve nog lang genieten mag! want’er voor mij in de gantse weereld niet aangenaamer, niet wensselijker, sijn kan, als waare vrindschap: onderentussen heeft het mij goed gedagt, dat dit gering gedeelte van mijn leedige uuren Uuw naam draagen soude in sijn voorhoofd, tot een erkentenis van genootene weldaaden, en een opregte geneegendheid t’uuwaarts: vastelijk vertrouwende, dat het selve met geen minder hartelijkheid van U Ed. sal ontfangen werden, als het van mij aan U Ed. opgedraagen werd: blijvende verders
Mijn Heer
U Ed. gants verpligten Dienaar, en getrouwen Vrind
W. A. Winschooten.