Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 2
(1874)–Johan Winkler– Auteursrechtvrij
[pagina 389]
| |
XXXIV. Frankrijk.De noordelijkste uithoek van het hedendaagsche Frankrijk draagt den naam van Fransch-Vlaanderen. Deze landstreek bestaat uit de arrondissementen Duinkerke en Hazebroek van de afdeeling van het Noorden (Département du Nord), en bevat de steden Duinkerke, Grevelingen, Boerburg, Hondschooten, St. Winok's Bergen, Kassel, Hazebroek en Belle met de omstreken daar van. Dit Fransch-Vlaanderen behoort eigenlijk volstrekt niet tot Frankrijk, maar de fransche koning Lodewijk XIV, de zelf de dief die ook den Elsass van Duitschland stal, heeft het in 't midden der zeventiende eeuw van Nederland gestolen en bij zijn eigen land ingelijfd. Oorspronkelijk is dit zoogenoemde Fransch-Vlaanderen een echt vlaamsche, een echt nederlandsche landstreek, en oorspronkelijk is het volk van Fransch-Vlaanderen van zuiver germaanschen bloede, van rein vlaamschen stam. Ruim twee eeuwen lang is Fransch-Vlaanderen nu door de Franschen overheerd geweest. Ruim twee eeuwen lang is door de Franschen niets gedaan tot instandhouding of tot opheffing van den vlaamschen eigenaard (nationaliteit) in taal, zeden, enz. in dit gewest. Integendeel, ruim twee eeuwen lang heeft de fransche regeering, 't zij dan de koninklijke, gemeenebestelijke, (republikeinsche) of keizerlijke, alles gedaan wat ze kon, om den vlaamschen eigenaard in deze ongelukkige landstreek te bestrijden, om er de edele vlaamsche volksaard en de schoone vlaamsche taal uit te roeien, te fnuiken, te verbasteren. Ruim twee eeuwen lang heeft het verwatene romanendom hier 't germanendom openlijk en in 't verborgene, vinnig bestreden. Maar die twee eeuwen van miskenning, van verguizing en verachting der heiligste volksrechten hebben het vlaamsche volk van Fransch- Vlaanderen niet fransch kunnen maken. Neen, maar nog heden ten dage is er het volk goed vlaamsch, goed nederlandsch in woord en daad. Men draagt er nog vlaamsche namen, schoone, zinrijke, echt germaansche namen, die zelfs in Noord-Ne- | |
[pagina 390]
| |
derland gedeeltelijk reeds zijn uitgestorven Ga naar voetnoot1); men spreekt er vlaamsch, men volgt er vlaamsche zeden en gebruiken. Het bewustzijn van vlaamschen, van nederlandschen, van germaanschen stam te wezen is er nog niet ganschelijk bij het volk verloren gegaan. Integendeel, het laat zich nog dikwijls bij allerlei gelegenheden bemerken, soms gansch onverwacht, zoo als bij den fransch-duitschen oorlog in 1870 bleek. Kortom, het volk in Fransch-Vlaanderen, ofschoon het al een oppervlakkigen, zwakken, franschen schijn moge verkregen hebben, het eigenlijke volk is er werkelijk volbloed vlaamsch, volbloed nederlandsch, volbloed germaansch gebleven. Zoo min als in den Elsass, heeft ook in Fransch-Vlaanderen, na twee eeuwen van strijd, het romanendom 't edele germaansche volk kunnen overweldigen. - Wanneer breekt de dag aan, waar op het edele volk van Fransch-Vlaanderen, in lijden en strijden zoo hard beproefd, weer aan zich zelven zal behooren? Wanneer komt de held die de mannen van den verlatenen broederstam van Fransch-Vlaanderen weer zal hereenigen met hun volle broeders in Oost- en West-Vlaanderen, weer met eere zal 't huis brengen in 't nederlandsche huisgezin? -
Fransch-Vlaanderen behoort, behoudens enkele uitzonderingen, over zijn gansche uitgestrektheid tot het nederlandsche taalgebied. Slechts in de gemeenten Grrevelingen (fr. Gravelines) en St. Joris (fr. St. George) in 't noorden, en in Tienen (fr. Thiennes), Haverskerke (fr. Haverskerque), Merville, Nieu Berkijn (fr. Neuf Berquin), Estaires, Lagorgue, Steenwerk en Nieppe in 't Zuiden wordt tegenwoordig uitsluitend fransch gesproken, en geen nederlandsch meer. Naar den kant van 't fransche taalgebied vormen de gemeenten Boerburg (fr. Bourbourg), St. Pieter's Broek (fr. St. Pierre-Brouck), Watten, St. Momelin, Reneschure, Blaringhem, Boeseghem, Steenbeek (fr. Steenbecque), Moerbeek (fr. Morbecque), Oud Berkijn (fr. Vieux Berquin) en Belle (fr. Bailleul) thans de uiterste grens van 't nederlandsche taalgebied. In al deze plaatsen, op de taalscheiding gelegen, worden tegenwoordig beide talen, fransch en nederlandsch (vlaamsch), door het volk gesproken en verstaan. In de zeven eerst genoemden overheerscht echter het fransch het vlaamsch, wordt meer fransch dan vlaamsch gesproken; in de anderen heeft het vlaamsch de overhand. Maar verre weg het grootste gedeelte van Fransch-Vlaanderen is onvermengd vlaamsch, dat is, de ingeborene bevol- | |
[pagina 391]
| |
king spreekt er slechts vlaamsch en niets dan vlaamsch, en verstaat voor het grootste gedeelte ook niets dan vlaamsch. De meesten kunnen er ook slechts vlaamsch lezen en geen fransch. Dit is voornamelijk van toepassing op de dorpen; in de steden leest en schrijft en spreekt, het jongere geslacht vooral, ook fransch. Maar de volksspreektaal, de moedertaal van 't volk in verre weg 't grootste gedeelte van Fransch-Vlaanderen, is en blijft vlaamsch bij uitsluiting. De volkstaal van Fransch-Vlaanderen is een vlaamsche tongval, en vormt met de tongvallen van de zuidnederlandsche provincie West-Vlaanderen, slechts éen ondergroep van het vlaamsch. In het algemeen wijkt het vlaamsch van Fransch-Vlaanderen slechts zeer weinig af van het eigenlijke westvlaamsch, en deze afwijkingen zijn dan nog geheel onwezenlijk. Zoo spreekt men b.v. in sommige streken van Fransch-Vlaanderen de sch uit als in 't hoogduitsch, of als ch in 't fransch; in andere streken echter van dit gewest valt men met deze letterverbinding weer in een ander uiterste en spreekt men haar uit als in 't friesch, en zóo als men te Brugge en Kortrijk doet, namelijk als sk. Het fransch heeft uit den aard der zaak ook eenigen invloed uitgeoefend op de fransch-vlaamsche spreektaal. De zinbouw vooral draagt van dien invloed duidelijke sporen. Ook gebruiken de Fransch-Vlamingen steeds zeer korte volzinnen, even als de Franschen doen. Daarenboven hebben ze zeer veel fransche stopwoorden in hun spreektaal opgenomen en tevens zeer veel fransche basterd-woorden. De tongslag van de Fransch-Vlamingen is eenigszins anders dan die van de West-Vlamingen; ook hierin is de invloed der fransche taal te bespeuren. Ze spreken haastiger en gejaagder dan andere Vlamingen doen. De geijkte taal der regeering in Fransch-Vlaanderen is de fransche. Van regeerings wege wordt er geen letter in de nederlandsche volkstaal geschreven en geen woord gesproken. Slechts zelden en alleen dan wanneer de regeering er belang bij heeft dat het volk getrouw ter stembus kome om haar voorgestelde (candidaat) te kiezen, worden er door de burgemeesters (maires) der plattelandsgemeenten, in het vlaamsch geschreven strooibriefjes onder het volk verspreid. In de openbare scholen (behoudens enkele uitzonderingen) en in de rechtszalen wordt slechts in 't fransch onderwezen, slechts in 't fransch recht gesproken. Anders is het in de kerk. Dáar komt de vlaamsche volkstaal tot haar recht. Daar preekt en spreekt de geestelijke in 't nederlandsch, daar geeft hij in 't vlaamsch onderwijs aan de jeugd. Inderdaad is vooral de lagere geestelijkheid in Fransch-Vlaanderen de beschermer en de wachter van het vlaamsch. Door haar worden nog neder- | |
[pagina 392]
| |
landsche (vlaamsche) kerk- of gebedeboeken en enkele nederlandsche geschriften van godsdienstige strekking onder het volk verspreid. Het uiterst weinige leven dat zich nog in Fransch-Vlaanderen op nederlandsch letterkundig gebied vertoont, gaat grootendeels van haar uit. Bovendien bestaat er nog in Fransch-Vlaanderen een vereeniging van wakkere mannen, dien nog ‘neerlandsch bloed door d'aderen vloeit’, en die niets minder dan de bloei en de instandhouding der nederlandsche taal in Frankrijk, niets minder dan 't bewaren van den vlaamschen eigenaard in 't volk van Fransch-Vlaanderen beoogen. Die vereeniging draagt den naam van ‘Vlaemsch Comiteyt van Vrankrijk’ (Comité flamand de France) en voert tot zinspreuk de schoone woorden’ Moedertael en Vaderland.’ In de jaarboeken (annales) van deze vereeniging komen een paar opstellen voor die hoogst belangrijk zijn voor de kennis van de nederlandsche taal in Fransch-Vlaanderen. Die opstellen zijn: Délimitation du flamand et du francais dans le nord de la France, van E. de Coussemaker, en Quelques recherches sur le dialecte flamand de France, van den zelfden. Het eerste opstel komt voor in het derde, het andere in het vierde deel van bovengenoemde jaarboeken. Veel bijzonderheden aangaande de volkstaal van Fransch-Vlaanderen, in dit hoofdstuk medegedeeld, heb ik uit die belangrijke verhandelingen overgenomen.
De dorpen in den noordoostelijken hoek van Fransch-Vlaanderen gelegen, namelijk Gijvelde (Ghyvelde), Zuidkooten (Zuydcoote), Leffrinkhoek (Leffrinckhoucke), Uxem of Uchem en Teteghem zijn uitsluitend vlaamsch. De tongval die er gesproken wordt komt meest overeen met dien van Veurne en Veurne-ambacht in West-Vlaanderen (zie bl 385 II), gedeeltelijk ook met dien van Duinkerke. Even zoo is het met den tongval die in het stadje Hondschooten en in den omtrek daarvan, in de dorpen De Moeren (fr. Les Moères), Warhem, Killem, Rekspoede, Oost- en West-Kappel en Bambeek (fr. Bambecque) gesproken wordt. Verder zuidelijk langs de west-vlaamsche grenzen, in het vlek Steenvoorde en in de dorpen Houtkerke (fr. Houtkerque), Winnezeele, Godewaartsvelde of Godsvelde, Boeschepe, enz. spreekt men ook niets dan vlaamsch en wel in een tongval die vrij wel overeenkomt met den tongval van Poperingen en omstreken in West-Vlaanderen. |
|