Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 2
(1874)–Johan Winkler– Auteursrechtvrij
[pagina 352]
| |
XXXIII. West-Vlaanderen.De geheele provincie West-Vlaanderen behoort tot het nederduitsche taalgebied. De nederduitsche tongvallen van West-Vlaanderen vormen met elkander en met die van Fransch-Vlaanderen een afzonderlijke nederlandsche tongvallegroep. Deze tongvallegroep is het eigenlijke, het echte, oorspronkelijke vlaamsch. Ter onderscheiding echter van de oostvlaamsche tongvallen, noemt men dit echte vlaamsch van West-Vlaanderen: westvlaamsch. Onder dezen naam van westvlaamsch is dan ook de volkstaal van Fransch-Vlaanderen, het fransch-vlaamsch begrepen. Het westvlaamsch is niet over geheel West-Vlaanderen verspreid. In een klein gedeelte van dat gewest, in het land tusschen Schelde en Leie, en ook in enkele dorpen in 't uiterste oosten van West-Vlaanderen worden zoogenoemd oostvlaamsche tongvallen gesproken. Ik reken het westvlaamsch tot de zuiver frankische tongvallegroepen, maar onder die zuiver frankische tongvallen neemt het westvlaamsch een zeer afzonderlijke, zeer eigenaardige plaats in, en staat geheel op zich zelven. Aan de friso-frankische tongvallen van Zeeland sluit het westvlaamsch zich ten nauwsten aan, en is, in menig opzicht, daaraan veel nader verwant dan aan de andere zuiver frankische tongvallen van Zuid-Nederland, dan aan het oost-vlaamsch en het brabantsch. Deze groote verwantschap van het westvlaamsch met het zeeuwsch, gevoegd bij zoo menig andere bijzonderheid en eigenaardigheden van dezen tongval, eigenaardigheden die men in grooten getale in de friso-frankische, ja zelfs in de zuiver friesche tongvallen van Noord-Nederland terug vindt, maakt dat aan de westvlaamsche tongvallegroep eigenlijk een plaats moet ingeruimd worden tusschen de zuivere frankische en de friso-frankische tongvallegroepen in. En zoo een geschiedvorscher kon aantoonen en bewijzen dat de Menapiërs, en vooral de Morinen, oude germaansche volkstammen, voorouders der hedendaagsche West- en Fransch- | |
[pagina 353]
| |
Vlamingen, werkelijk Friezen, werkelijk friesche volkstammen waren geweest, ik zoude geen oogenblik dralen met aan het westvlaamsch een plaats aan te wijzen in de friso-frankische tongvallegroep. Overigens noemen alle oude geschiedschrijvers de monden van de Schelde en het Zwin als de uiterste grens van den frieschen volksstam. Intusschen is het zeer wel mogelijk dat tot aan de monden van de Schelde en het Zwin (de zeeuwsche eilanden dus nog ingesloten), zuivere, echte, volbloed Friezen woonden, maar dat aan de overzijde van de Schelde, langs de kusten der Noordzee tot aan Picardie toe, (want tot zoover heeft zich in de middeleeuwen het gebied der nederduitsche taal uitgestrekt) volksstammen woonden die zeer na aan de Friezen verwant waren. Maar hoe dit zij, zeker is het dat het hedendaagsche westvlaamsch, wat oorspronkelijkheid, oudheid en schoonheid aangaat, alle andere nederduitsche tongvallen verre overtreft. Geen andere nederlandsche tongval heeft zulk een schat van zuiver nederduitsche woorden en woordvormen aan te wijzen als het westvlaamsch. Inderdaad, een schat van eigenaardige woorden en woordvormen die in andere nederduitsche tongvallen onbekend zijn, komen in het westvlaamsch voor. En wat oudheid aangaat, er is geen enkele nederlandsche tongval die eeuw uit, eeuw in, zoo zich zelven gelijk is gebleven als het westvlaamsch, die zoo weinig geleden heeft van het hollandsch en van de geijkte nederlandsche schrijftaal, waarop andere tongvallen der aangrenzende landstreken zoo weinig invloed hebben uitgeoefend, in éen woord, die zoo standhoudend (stationnair) is gebleven als het westvlaamsch. Dien ten gevolge heeft het westvlaamsch een zeer groot aantal woorden bewaard, die tegenwoordig in andere nederlandsche tongvallen niet meer voorkomen, of elders in Nederland reeds geheel zijn uitgestorven, maar die vroeger, zij het dan ook soms in eenigszins andere vormen, algemeen eigendom waren van alle Nederlanders. Zelfs woorden die door Kiliaan reeds als verouderd zijn aangeteekend, worden door de West-Vlamingen nog dagelijks gebruikt. Maar moet het westvlaamsch onder alle nederlandsche tongvallen de oudste en de rijkste worden genoemd, met niet minder recht moet het verre weg de schoonste tongval geheeten worden van al de onderscheidene dialecten der nederlandsche taal. Geen andere tongval van Nederland die zich met het westvlaamsch kan meten in welluidendheid van klanken, in bevalligheid en zoetvloeiendheid. In het westvlaamsch komen de schoone en zuivere klanken van volkomene i en volkomene u, in plaats van de breede en grove ij- en ui-, zelfs ai- en oi- klanken van Hollanders, Oost-Vlamingen en Bra- | |
[pagina 354]
| |
banders, tot hun volle waarde en volle mate, meer nog dan in het zeeuwsch en in den tongval der friesche steden. Ook de verschillende zachte en scherpe letters e en o, met de zoogenoemde zware e der Vlamingen, worden in het westvlaamsch duidelijk onderscheiden. Zoo ook worden de tweeklanken ie en oe (ia en uo) in het westvlaamsch, even als in het zeeuwsch en in het friesch, duidelijk in hun volle waarde uitgesproken. Het onderscheid in uitspraak tusschen deze tweeklanken en de enkelklanken i (ii) en oe (hoogduitsche u) wordt door de West-Vlamingen sterk in acht genomen. Zelfs de zware frankische oa (de geijkt nederlandsche volkomene a), die in alle zuid-nederlandsche tongvallen zoo duidelijk op den voorgrond treedt, en die ongetwijfeld ook de leelijkste klank van het westvlaamsch is, klinkt toch in dezen tongval minder zwaar dan in 't oostvlaamsch en brabantsch. Bovendien komt deze leelijke klank, in eenige westen fransch-vlaamsche tongvallen althans, zoo als in dien van Brugge, en vooral in dien van Duinkerke, niet algemeen voor, en blijft in menig woord de volkomene a als zuivere, italian a klinken. Ook de tongslag der West-Vlamingen munt uit door bevalligheid en zangerige welluidendheid. De zinbouw der West-Vlamingen helt in menig opzicht naar het fransch over, en is soms geheel op fransche leest geschoeid. Aan de ongekunsteldheid van het westvlaamsch doet dit laatste echter volstrekt geen afbreuk. De verschillende westvlaamsche tongvallen vormen met elkander een goed afgerond geheel, en staan, op de oostelijke grenzen van West-Vlaanderen, nog al scherp tegen de oostvlaamsche tongvallen over. Overigens, aan de wester- en zuidergrenzen, paalt het gebied der west- en fransch-vlaamsche tongvallen aan het fransche taalgebied, waar uit den aard der zaak geen zachte overgang van tongvallen mogelijk is. Onderling wijken de westvlaamsche tongvallen slechts weinig van elkander af. Allen vertoonen ze de zelfde hoofdkenmerken, allen zijn even rjjk, even oud, even schoon. De kleine verschillen, die er bestaan, zijn geheel onwezenlijk. De Bo neemt drie groepen van westvlaamsche tongvallen aan. De eerste groep omvat de tongvallen van het middelste en het oostelijke derde deel van West-Vlaanderen. De tweede groep wordt door de tongvallen van het andere derde deel dier provincie, van het westelijke dus, gevormd. Een lijn die noord en zuid loopt, van Nieuwpoort over Diksmude op Iperen vorm ongeveer de grens tusschen deze beide groepen. De derde groep van westvlaamsche tongvallen omvat de nederlandsche tongvallen van Fransch-Vlaanderen. De werken van den gemoedelijken, echt volksaardigen vlaamschen | |
[pagina 355]
| |
dichter Gezelle, ofschoon niet in den eigenlijken westvlaamschen tongval geschreven Ga naar voetnoot(1), zijn van groot belang voor de kennis van het westvlaamsch, omdat de dichter in zijn verzen ruimschoots gebruik maakt van de rijke schat van eigenaardige westvlaamsche woorden en vormen, en rijkelijk put uit die bron van schoone, oude woorden, die bron, die elders in Nederland reeds lang verdroogd en verstopt is, maar die in West-Vlaanderen steeds blijft vloeien en er de volkstaal oorspronkelijk, rein en levensfrisch houdt. Ook op de werken van de nieuwere westvlaamsche letterkundigen, van Callebert, de Corte, Duclos, de Gheldere, van Haecke, enz. is het bovenstaande toepasselijk, terwijl in dit opzicht, onder de oudere westvlaamsche schrijvers, Vaelande van Ieper (van Daele) een eerste plaats inneemt. Maar het belangrijkste werk voor de kennis van het westvlaamsch, een hoogst verdienstelijk werk, en dat niet genoeg geroemd en op prijs gesteld kan worden, een werk dat eenig is, en zoo als er van geen anderen nederlandschen tongval een werk bestaat, is het West-vlaamsche Idioticon van L.L. de Bo, Brugge, 1873. |
|