Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 2
(1874)–Johan Winkler– Auteursrechtvrij
[pagina 279]
| |
XXXI. Antwerpen.De geheele provincie Antwerpen behoort tot het nederduitsche taalgebied. In alle plaatsen van dit gewest is de volkstaal nederlandsch: nergens is ze er waalsch of fransch, ofschoon er dan ook, vooral in de grootere steden, te Antwerpen, Mechelen, Lier, onder de hoogere standen der maatschappij, veel fransch wordt gesproken, even als overal in Zuid-Nederland. Toch is het fransch er minder verspreid dan b.v. in Zuid-Brabant en in zuidelijk Vlaanderen. De verschillende tongvallen die in de provincie Antwerpen gesproken worden, vormen niet een afzonderlijke groep, maar behooren tot het brabantsch. Ze staan tusschen de noord- en de zuidbrabantsche tongvallen in en hebben geen enkel kenmerk waardoor ze zich bijzonder van andere brabantsche dialecten onderscheiden. Langs de noordelijke en zuidelijke grenzen gaan de tongvallen van de provincie Antwerpen natuurlijk zeer geleidelijk over in die van Noord- en van Zuid-Brabant. Langs de oostelijke grenzen echter staan ze tamelijk scherp tegen over de tongvallen van Limburg, maar aan de westelijke grenzen der provincie, en vooral in de stad Antwerpen en in de landstreek die Klein-Brabant genoemd wordt, zijn de oorspronkelijk brabantsche tongvallen zoo sterk met vlaamsch vermengd, dat ze eigenlijk half brabantsch, half vlaamsch geheeten moeten worden. Over het geheel genomen, moeten de tongvallen van de provincie Antwerpen tot de zuiversten van Zuid-Nederland gerekend worden; ze zijn minder dan andere zuidnederlandsche tongvallen met fransche basterdwoorden en fransche vormen besmet.
Het geheele oostelijke gedeelte van de provincie Antwerpen, de omstreken v. Hoogstraten, Turnhout en Herenthals, tot beoosten Lier, behoort tot de Kempen of 't Kempenland (zie bl. 289 I, bl. 295 I en bl. 235 II), en draagt, in tegenoverstelling van de limburgsche Kempen, den naam van de Antwerpsche Kempen. Ofschoon dit Antwerpsche Kempenland onafgebroken samenhangt met de limburgsche | |
[pagina 280]
| |
Kempen en beiden slechts een enkele landstreek vormen, éen in aard van bodem, enz. zoo zijn toch de tongvallen die in de antwerpsche Kempen gesproken worden, geheel ongelijk aan die van de limburgsche Kempen. Uit dit verschil in tongval mag men met eenige waarschijnlijkheid tot verschil in afkomst van de bevolking der beide deelen van Kempenland besluiten; want, terwijl de tongvallen van de limburgsche Kempen zuiver limburgsch zijn, behooren die van de antwerpsche Kempen tot de brabantsche tongvallegroep en zijn zuiver brabantsch. Limburgsch Kempenland behoort tot het zoogenoemde Michkwartier (zie bl. 235 II en bl. 249 II); in antwerpsch Kempenland is geen enkele plaats waar men ich en mich voor ik en mij zeit. Alle tongvallen van de antwerpsche Kempen te zamen, vormen een afzonderlijke ondergroep van het brabantsch; ze zijn allen goed nederlandsch en met fransche basterdwoorden weinig besmet. Onderling leveren deze tongvallen nog al eenig onderscheid op, van dorp tot dorp. Maar deze verschillen zijn geheel onwezenlijk. Zoo wordt in het westelijk gedeelte van antwerpsch Kempenland de h nooit uitgesproken, terwijl in het oostelijke gedeelte die letter nu en dan aangeblazen, geaspireerd, vooral bij de zelfstandige naamwoorden, wordt uitgesproken; hoe oostelijker in de Kempen, hoe algemeener en hoe meer. Zoo klinkt de u in de woordjes nu, u en uw te Tielen, Lichtaart, Kasterlee, Geel en Vorst als ê; te Meerhout voegt men er een v achter en spreekt van nêv en êv voor nu en uw, terwijl men te Turnhout en te Herenthals, waar men meer steedsch spreekt, nauw en auw zeit. In het middelste deel der antwerpsche Kempen, te Turnhout, Tielen en Herenthals spreekt men de ij in vele woorden, vooral als de klemtoon er op valt, als ai uit, maar in het zuidelijke gedeelte, zoo als te Geel, Meerhout en Vorst klinkt ze als ei. De ou klinkt te Tielen veelal als ei, b.v. houden als heiwen;, te Vorst en te Meerhout echter slechts in sommige woorden als ei, b.v. in scheipijp of liever scheipeip, ook wel scheivpeip en zelfs scheifpeip, schouwpijp (schouw = schoorsteen), en in andere als eu, b.v. zeut en heut voor zout en hout. De ouklank spreekt men te Turnhout, Geel en Herenthals, en over 't geheel in 't grootste deel der Kempen, als au uit, maar in enkele dorpen, als te Poederlee en te Lille behoudt hij den geijkten klank. De ui wordt in de antwerpsche Kempen over 't geheel genomen zuiver uitgesproken; slechts helt ze in vele plaatsen naar de oi over. De Kempenaars, vooral ook de Turnhouters, spreken zeer gerekt en slepende. |
|