Aanteekeningen.
De ieë klinkt als de zuivere tweeklank ie, door
een korten naslag van toonlooze e gevolgd. De oa klinkt tusschen
o en a in, de èè als een verlengde, zeer
heldere, scherpe e. De ôë klinkt als een zeer heldere,
scherpe o die door een korten naslag van toonlooze e wordt
gevolgd. De ö klinkt als in 't hoogduitsch, de è als
in 't fransch; de ē is de zoogenoemde zware, vlaamsche
e.
11. Vent; zie vs. 27 bl. 198 II.
12. Mich, mij; zie vs. 12 bl. 275 I op mich.
Poat, part; zie vs. 12 bl. 224 II op part.
13. Ielegans, geheel en al (heelegansch); zie vs. 31
bl. 316 I.
15. Eweg, weg; zie vs. 15 bl. 345 I.
Och, of.
Patchtöven, pachthoeven.
Uë, huë, hoeden; zie vs. 15 bl. 355 I.
16. Gēre, gaarne; zie vs. 12 bl. 313 I op
gère.
Emme (hemme), hebben; zie vs. 16 bl. 252 II op
hemme.
17. Kiëdden, kierden, keerde.
Woe, hoe, het hoogduitsche wie; zie vs. 13 bl. 240
II op wèè.
Abondanse, overvloed; dit fransche woord is in de
volksspreektaal van Noord-Nederland niet in gebruik.
Hie, hier; zie vs. 17 bl. 237 II op hê.
Ich, ik; zie vs. 12 bl. 275 I op mich,.
Oeche, u; zie vs. 12 bl. 275 I op mich.
18. Zen ich, ben ik; zie vs. 19 bl. 252 II op ich
zijn.
Mee, meer; zie vs. 19 bl. 241 II op mie.