Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 2
(1874)–Johan Winkler– Auteursrechtvrij
[pagina 230]
| |
XXVIII. Zuid-Nederland.Zuid-Nederland Ga naar voetnoot1 of het hedendaagsche koninkrijk Belgie, ook wel Belgenland genoemd, behoort voor ruim de helft tot het gebied der nederduitsche taal. Nederduitsch, in verschillende tongvallen, is de moedertaal van het grootste, tevens van het aanzienlijkste, het rijkste, het beste en ontwikkeldste gedeelte des belgischen volks. Een denkbeeldige lijn die men trekt van Nieuwkerke in den zuid-west-hoek der provincie West-Vlaanderen, aan de fransche grenzen, tot bezuiden Kortrijk, van daar tot bezuiden Geeraardsbergen, van daar tot bezuiden Edingen, van daar langs (bezuiden) Lembeek tot even benoorden Waveren en van Waveren, bezuiden Tienen en Landen langs, op Tongeren en de grenzen van Zuid- en Noord-Nederland bezuiden Maastricht, komt, in het ruwe, overeen met de taalgrens in Zuid-Nederland. Alles wat benoorden die lijn ligt, behoort tot het gebied der nederduitsche taal; zuidelijk van die lijn is de volkstaal waalsch en fransch. Bij ieder gewest afzonderlijk zal de juiste grensscheiding tusschen nederlandsch en waalsch, tusschen germaansch en romaansch, nader en nauwkeurig worden vermeld. Het nederlandsch heeft in Zuid-Nederland veel te lijden van het fransch. Ofschoon het heet dat, volgens de grondwet, alle Zuid-Nederlanders of Belgen gelijk zijn voor de wet, en ze dus, ook wat het gebruik van hun eigene taal betreft, gelijke rechten hebben, zoo wordt toch in werkelijkheid het waalsch of fransch sprekende gedeelte van het belgische volk, in dat opzicht, sterk bevoorrecht en bevoordeeld boven het nederduitsch sprekende gedeelte. De geijkte taal der zuidnederlandsche regee- | |
[pagina 231]
| |
ring is in werkelijkheid de fransche. Fransch is in Belgie de verkeerof omgangstaal (conversatie-taal) der aanzienlijken en der voorname burgers. Onder dezen zijn er zeer veel die het vlaamsch of brabantsch, hun eigenlijke moedertaal, met minachting beschouwen en die zorgen dat slechts fransche klanken het oor hunner kinderen bereiken. Ook de schrijftaal der geleerden in Zuid-Nederland is de fransche, even als de schrijftaal der aanzienlijken en meer ontwikkelden aldaar, en van allen die zich hier van het voorkomen willen geven, over het algemeen, fransch is. Maar nederduitsch vormt nog steeds de eenige spreektaal van de geringere bevolking en de kleinere burgers in de steden, en van de geheele plattelandsbevolking van het nederduitsche Belgie. In vele steden, vooral in Vlaanderen, is nederduitsch ook nog de eigenlijke spreektaal der aanzienlijke burgers, de taal die ze onderling spreken en in hun eigen huis, ofschoon er dan ook in 't openbare leven slechts fransch door hen wordt gesproken. Het is inderdaad een hoogst merkwaardig en belangrijk, tevens ook zeer verblijdend verschijnsel, dat de invloed die het fransch sedert langen tijd op het nederlandsch in Zuid-Nederland uitoefende, heden ten dage sterk aan 't verminderen is, en dat nederlandsch tegenwoordig hoe langer hoe meer in Zuid-Nederland de plaats inneemt, ook in den mond en in de pen van het meer ontwikkelde deels des volks, die er aan toe komt. Vele bekwame mannen, zonen der echt germaansche oude Vlamingen en Brabanders hebben in den laatsten tijd den strijd begonnen tegen al wat fransch is in nederduitsch Belgie, vooral tegen het gebruik der fransche taal en tegen den verderfelijken invloed die het fransch op het nederlandsch uitoefent. En aanvankelijk met zeer goed gevolg! Dagelijks staan er meer en meer bekwame en geleerde mannen op, die met hun uitstekende geschriften de nederlandsche letterkunde in Zuid-Nederland verrijken. Bij vele degelijke en verstandige Vlamingen, Brabanders en Limburgers wordt het niet meer als een noodzakelijk vereischte beschouwd om op den naam van ‘fatsoenlijk’ man te kunnen aanspraak maken, dat men steeds fransch spreke. Meer en meer ontwaakt het germaansche zelfbewustzijn bij het vlaamsche en brabantsche volk. Reeds zijn er een paar groote en belangrijke steden, Gent en Antwerpen, waar nederlandsch ook als geijkte taal van 't stadsbestuur gebruikt wordt. De morgen van een nieuwen, schoonen dag voor het nederlandsche volksbestanddeel, voor de nederlandsche taal is in Zuid-Nederland aangebroken!-Laat ons wenschen dat het aan de degelijke, waardige, edele volksmannen in Vlaanderen, Brabant en Limburg, die zich aangegord hebben ten strijde tegen het fransch, en dien kamp reeds met volharding en | |
[pagina 232]
| |
moed, ook met gelukkig gevolg strijden, eerlang moge gelukken om de nietswaardige, lichtzinnige en wufte indringelinge, het fransch volkomen uit het erfdeel van onze nederlandsche taal te verdrijven! De meeste nederduitsch sprekende Belgen verstaan en spreken ook de fransche taal. Maar in de noordelijkste streken van Zuid-Nederland zijn toch ook velen, voornamelijk onder de plattelandbewoners en onder de geringe bevolking in de steden, die geen fransch spreken noch verstaan. Hoe zuidelijker echter in nederduitsch Belgie, hoe meer algemeen het fransch er onder de bevolking bekend is en gekend wordt. In de nederduitsche plaatsen die aan de nederduitsch-waalsche taalgrens liggen, kan nagenoeg ieder inwoner fransch spreken. Dáar worden ook op de lagere volksscholen, beide talen aan de jeugd geleerd. Maar de Walen daarentegen, die aan de taalgrens wonen, kunnen slechts uiterst zelden nederlandsch spreken en verstaan, en ontvangen slechts in het fransch onderwijs. Zoo kunnen b.v. de inwoners van het thans geheel waalsche, maar vroeger nederduitsche dorp Zittaard-Lummen (fransch: Zetrud-Lumay) in Zuid-Brabant, slechts fransch; er zijn slechts zeer weinigen daar die ook nederduitsch verstaan; er wordt ook op de scholen in die gemeente niets dan fransch, geen enkel woord nederlandsch onderwezen. Maar in de geheel nederduitsche dorpen Hoegaarde en Oudgaarde (fransch: Hougarde en Autgarde), beiden slechts op een half uur afstand van Zittaard-Lummen gelegen, spreken alle inwoners beide talen en wordt er op de scholen zoowel fransch als nederlandsch onderwezen. En zoo is het in de meeste, zoo niet in alle grensplaatsen. Dit bewijst veel, zoowel tégen de wijze waarop men in Zuid-Nederland de grondwet toepast, als vóor de meerdere voortreffelijkheid van het germaansche volk boven het romaansche. Tusschentongvallen die een zachten overgang vormen tusschen het nederlandsch en het waalsch in Belgie, bestaan er niet; ze kunnen er trouwens uit den aard der zaak niet bestaan. Intusschen komen er in den franschen tongval van de zoogenoemde Marollen te Brussel tamelijk veel nederlandsche woorden voor. Daarentegen zijn alle nederduitsche tongvallen van Zuid-Nederland rijkelijk met fransche basterdwoorden vermengd en zijn er ook enkele fransche vormen in opgenomen. De grenslijn tusschen nederduitsch en waalsch of fransch lag vroeger veel zuidelijker. Talrijke nederduitsche plaatsnamen die thans soms verre bezuiden die lijn liggen, bewijzen dit. Het waalsch en fransch hebben het nederduitsch terug gedrongen. Bij de behandeling van elk gewest afzonderlijk zal dit nader worden aangetoond. | |
[pagina 233]
| |
Het nederduitsch van Belgie, de zuidnederlandsche volkstaal wordt door vreemdelingen (Hollanders, enz.) gewoonlijk vlaamsch, flämisch, flemish, flamand genoemd. Deze benaming is echter even zoo verkeerd als de benaming hollandsch, als men die op al het nederduitsch van Noord-Nederland toepast, zoo als omgekeerd in Belgie gewoonlijk geschiedt. En even als die dwaze benaming hollandsch, in genoemden zin, in Noord-Nederland zelve wel gebruikt wordt, zoo is ook de even dwaze benaming vlaamsch, in dien ruimen zin, ook in Zuid-Nederland wel in zwang. Vlaamsch is eigenlijk niets anders dan de volkstaal in Oost- en West-Vlaanderen, en niet die in Brabant en Limburg. In beide Vlaanderens noemt het volk zijn eigen taal natuurlijk vlaamsch; dit is te Antwerpen ook nog het geval. Maar in Brabant en Limburg noemt het volk zijn eigen taal dietsch of dutsch, zoo als o. o. te Diest, of duutsch, te Brussel ook plattisj, plat-dietsch. Dit dietsch is ook een zeer goede naam, die in Zuid- en Noord-Nederland beide ook wel in 't algemeen op de nederlandsche volkstaal, in tegenoverstelling van het nederduitsch van Duitschland en van het hoogduitsch, wordt toegepast. Een andere, maar verkeerde beteekenis heeft dit woord dietsch nog in Noord-Nederland, namelijk de beduidenis van middelnederlandsch, de nederlandsche taal der middeleeuwen. De nederduitsche taal wordt in Zuid-Nederland in veel verschillende tongvallen gesproken, die allen in vier hoofdgroepen kunnen worden saamgevat. Die vier hoofdgroepen zijn: a. Het limburgsch, dat gesproken wordt in de geheele provincie Limburg en in het zoogenoemde Hageland en Oost-Brabant of de omstreken van Diest en Tienen in Zuid-Brabant. Het vormt met de tongvallen van noord-nederlandsch Limburg slechts éen groep. b. Het brabantsch; men spreekt het in Zuid-Brabant (behalve in de bovengenoemde oostelijke streken van dat gewest), in de geheele provincie Antwerpen, en in een klein deel van de provincie Henegouwen. Met de tongvallen van Noord-Brabant maakt het éen groep uit. c. Het oostvlaamsch, dat in de provincie Oost-Vlaanderen wordt gesproken. d. Het westvlaamsch, in West-Vlaanderen, dat met het vlaamsch van Fransch-Vlaanderen éen groep vormt. Alle deze zuidnederlandsche tongvallen zijn nederfrankisch-nederduitsch en gaan allen op de grenzen van hun gebied door tusschen-tongvallen in elkander over. |
|