Ma gèënen meinse en gave z'om, maar geen mensch
en gaf ze hem; zie over dit ontkennende en, vs. 25 bl. 147 II.
17. Dommestieken, dienstboden, basterdwoord van 't fransche
domestique, in Noord-Nederland weinig of niet in gebruik.
Een, hebben.
Abondansie, overvloed, basterdwoord van 't fransche
abondance.
Breud, brood; zoo ook deud, dood, enz.
'K kreveere-'k-ikke, ik sterf ik, ik sterf;
kreveeren, sterven, even als 't in Noord-Nederland meer gebruikelijke
krepeeren en zelfs krimpeeren, is een basterdwoord van 't
fransche crever. Zie vs. 15 bl. 214 II, en over de herhaling van 't
voornaamwoord vs. 17 bl. 218 II.
18. 'K goan upstoan, ik zal opstaan, en 'k goan
goan, ik zal gaan. In vele zuidnederlandsche tongvallen gebruikt men, op 't
voorbeeld der Franschen, het werkw. gaan in plaats van 't hulpwerkw.
zullen. Zie vs. 18 bl. 222 II.
'K eene-'k-ik, ik heb ik, ik heb; zie vs. 17 bl. 218
II.
Jegens, wordt in afwisseling met tegen en
tegens gebruikt.
19. Nèëmoar, maar, neen maar; dit saamgesmolten
woord is in Zuid-Nederland veel, in Noord-Nederland nooit is gebruik. Zie vs.
25 bl. 245 II op jo-ma.
Pak, neem; pakken in plaats van nemen is in
Zuid-Nederland veel in gebruik.
20. Stoenk, stond; zie vs. 20 bl. 219 II op
stoeng.
Kompassi, medelijden; zie vs. 20 bl. 198 II.
Leuptege, liep; in dezen tongval is leupen, loopen,
gelijkvloeiend; zie vs. 13 hier boven.
21. 'K en, ik heb.
En 'k en benne-'k-ik ni, en ik en ben ik ik niet, en ik ben
niet.
Dade-'k-ik, dat ik ik, dat ik.
Èëten, heet.
23. Us, ons; dit us of ues, uus, komt
volkomen met het friesche ûs, het engelsche us overeen, en
is ook in eenige andere vlaamsche, vooral westvlaamsche en franschvlaamsche
tongvallen in gebruik. Zie vs. 23 bl. 67 II.
Gildig, veel, sterk, ook als bijvoeg, naamw. in de
beteekenis van groot, schoon, sterk, overal in Vlaanderen in gebruik.
En os-t-en kame, en als hij kwam, toen hij kwam; over dit
tweede en in de plaats van hij, zie vs. 14 bl. 187 II; de
t dient voor welluidendheid; kame, friesch kaem,
hoogduitsch kam, komt in veel zuidnederlandsche tongvallen
voor. Zie vs. 14 bl. 244 II op kam.