Aanteekeningen.
De klanken hebben de zelfde waarde als op bl. 195 II is
vermeld.
12. Ulder, hulder; zie vs. 12 bl. 187 II op
ulder.
18. Ik zal 'k, ik zal, even als ik æ' ik, ik
heb, ik bin 'k, ik ben, ik diene 'k, ik dien, enz. Zie vs. 17 bl.
192 II.
Opstæ, gæ, opstaan, gaan, even als
doeë of doe, doen, enz. Zie vs. 18 bl. 170 II.
20. Kompassi, basterdwoord van 't fransche
compassion, is te Goes, en in geheel zuidelijk Zeeland, even als in
geheel Zuid-Nederland bij uitsluiting in gebruik voor medelijden. Dit
laatste woord hoort men in de volksspraak van geheel Zuid-Nederland en van
zuidelijk Zeeland nooit, in noordelijk Zeeland slechts zelden. Zie vs. 20 bl.
293 I op kompassi, en vs. 20 bl. 204 II op verdurenisse.
27. Veint, meervoud veinters, is te
Goes en elders, op Zuid-Beveland veel in gebruik,
vooral in de spreektaal der geringe lieden, voor iemand van 't mannelijke
geslacht in 't algemeen, 't zij hij gehuwd of ongehuwd is, terwijl in
Friesland het woord feint bij uitsluiting een ongehuwd jong
man aanduidt. Ook
Kiliaan kent de woorden veynt en
vent slechts in laatstgenoemde beteekenis. Zie vs. 22 bl 494 I.
32. Mocht, moest. Mogen geldt te Goes en elders in
Zeeland voor moeten; vooral de menschen uit den geringen
stand die weinig lezen verwarren deze beide woorden en hun beteekenis
veelvuldig. Zoo zeit men den ond mocht over den dulve spriingen, als men
wil te kennen geven dat de hond over de sloot springen moest.