Aanteekeningen.
De æ heeft den bekenden blatenden klank tusschen
a en e in; de ooa klinkt als een volkomene, heldere
o die door een korten naslag van volkomene a wordt gevolgd.
11. Twie, twee; zoo ook ien, een, stien, bien,
gien, miene voor steen, meenen, enz. Zie 14 bl. 119 II.
Auer, ouder, door de gewone hollandsche uitslijting der
d en de katwijksche uitspraak van den ouklank als au; zoo
ook kaut, koud; gaut, gaue, goud, gouden; rau, rouw,
enz.
12. Deeël, deel, enz. wordt even als in 't
Overmaassche en in Zeeland in twee lettergrepen uitgesproken.
Urfenis of örfenis, erfenis; zie 34 bl. 120
II.
13. Daitjies, duitjes; zie 36 bl. 120 II. De verkleinvorm
tjie en jie, nederlandsch tje en je, is aan het
katwijker strandhollandsch eigen; zoo zeit men ook dubbeltjie, centjie,
maisjie, enz. Zie vs. 13 bl. 471 I en 2 bl. 358 I.
Vort, ver, verre; zie vs. 13 bl. 76 II op vort.
Zundige, zondige; zie 15 bl. 119 II.
Wörreld, wereld; zie 34 bl. 120 II.
Roukelooas, roekeloos; zie 13 bl. 118 II.
14. Dier, duur, zoo ook vier, vuur, stieren
sturen; enz. even als in Zeeland en in veel zuidnederlandsche tongvallen. Zie
vs. 17 bl. 24 II. Deze uitspraak was in vorige eeuwen in Nederland zeer
algemeen en ook in de schrijftaal overgenomen. Ze bestaat nog (om het rijm) in
het overal in Nederland bekende rijmke:
Ja, moeder! als een lier!
Abraham, wat doe je daar?
Ik zoen de meid bij 't vier!