Aanteekeningen.
11. Deer, daar, even als neer of nee, naar,
na, weer, waar, enz. De verwisseling van de lange a in deze en in
eenige andere woorden met de lange e, is aan alle nederduitsche
tongvallen van West-Friesland bewesten Flie eigen, en bijna over het geheele
Noord-Holland benoorden het IJ verspreid. Zee bl. 484 I.
Seen, zoon, zie vs. 11 bl. 12 II op sins.
12. Taat, vader; zie vs. 12 bl. 12 II. Moeder is op
Flieland mem, zuiver friesch dus. Zie bl. 9 II, bl. 484 I en vs. 18 bl.
164 I op memme.
13. Tud, tijd, wordt uitgesproken met een klank, dien ik
niet met letters kan afbeelden; het is niet tud, niet tuud, niet
tiid en niet tid, maar van alles wat. Even zoo is het met de
woorden swun, zwijn, kruggen, krijgen.
Nee, na; zie hier boven vs. 11.
Fard, verre, komt overeen met het strandhollandsche
vort, met het vord der Vlaardingers enhet vaarde van de
Ouddorpers op Goeree. Deze vorm, die ouder en zuiverder schijnt te zijn dan het
gewone ver of verre, is dus voornamelijk bij de hollandsche
visscherlui, loodsen, en andere zeelui, in gebruik.
14. Kruggen, krijgen; zie vs. 13 hier boven 't woord
tud.
15. Swunnen, zwijnen, zie hier boven vs. 13 op 't woord
tud; ferkens is op Flieland ook in gebruik.
16. Buuk of buk, buik; men zeit even dikwijls
luf of liif, lijf.
Fillen, vullen.
17. Ierlingen, huurlingen. Huur en hier, vuur
en vier, duur en dier wisselen in de verschillende nederduitsche
tongvallen af.
20. Deen, gedaan, wordt ook wel in den tongval der friesche
steden gezeid en komt overeen met het friesche dien. Zie hier boven vs.
11 en vs. 18 bl. 472 I op deend.
Nag of liever nach, nog, komt ook in sommige zuiver
friesche tongvallen voor (zie vs. 29 bl. 79 I, vs. 29 bl. 83 I en vs. 30 bl.
102 I), en tevens in sommige andere nederduitsche van
West-Friesland; zie vs. 13 bl. 38 II.