Nalatenschap. Dicht- en toneelstukken
(1856)–J.F. Willems– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
Aen Lesbia.aant.Gelukkig, die met u, voor u alleen mag leven,
Wiens oor uw lieve mond met teedre namen streelt,
Die soms een liefdelach ziet op uw wangen zweven:
My dunkt, er is geen God met voller heil bedeeld.
Nooit staet ge, Lesbia, voor myn betooverde oogen,
Of een geheime vlam sluipt door myne aedren voort.
Ik voel me weggerukt; ik ben my zelv' onttogen,
Terwyl en spraek en stem op myne lippen smoort.
Dan is geheel myn ziel in mymering verzonken,
Dan vat me eene rilling aen; ik hoor, ik zie niet meer.
Myn hart klopt hevig en, van liefde en wellust dronken,
Val ik in uwen arm of aen uw voeten neêr.
|
|