Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 8
(1844)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 202]
| |
Brief over Don Carlos, kroonprins van Spanje,
| |
[pagina 203]
| |
in dezelve levend te zien braden. Toen hem eens eene gestaerte hagedis (bissa codellata) geschonken werd, en deze hem in den vinger beet, zoo beet hy dezelve ook dadelyk met de tanden den kop af, en toonde daerdoor zyne evengelyke stoutmoedigheid. Ook gelooft men dat hy uitermate behagen in de vrouwen stelt. Indien hy geen geld heeft, schenkt hy (buiten wete der prinses zyne moeije) kettingen, medaliën en zelfs zyne kleederen weg, ofschoon hy anderzins de pracht bemint. Wanneer hy hoorde dat, volgens de overeenkomst tusschen koning Philips en de koningin Maria van Engeland, de Nederlanden aen haer toevalligen zoon zouden worden overgelaten, sprak hy: Dit zal ik niet gedoogen, maer hem bestryden; ook liet hy den keizer (die zich toen te Brussel bevond) een oorlogskleed verzoeken, waerover deze zich zeer verheugde. Buitengewonen hoogmoed betoont Carlos ook daerin, dat hy niet lang voor zyn vader wil staen of de muts afnemen, en dat hy den keizer vader, zyn' vader echter slechts broeder noemt: voor zyne denkwyzen is hy zoo hartstogtelyk ingenomen en zoo grammoedig als ergens een jongeling het zyn kan. Hy verlustigt zich by iedere gelegenheid, zoo vele voorzeggingen uit te sprekenGa naar voetnoot1 dat zyn leermeester dezelve in een boekje verzamelde en het den keizer overmaekte.
Zyn leeraer Giovanni heeft de beste zeden, en laet hem Cicero, Over de pligten, lezen, om zyne te gloeijende begeerten te matigen; maer hy wil slechts over oorlogszaken spreken en lezen, en wanneer een zyner onderhoorigen (hetgeen dikwyls plagt te geschieden) hem een geschenk brengt, zoo neemt hy het aen, leidt echter den schenker in eene kamer en dwingt hem op een boek | |
[pagina 204]
| |
te zwerenGa naar voetnoot1 dat hy den prins in elken oorlog zal volgen, waerin deze zich begeven wil. By zyne aenkomst in Spanje betoonde de keizer de grootste toegenegenheid voor zynen kleinzoon, en verhaelde hem zyne daden en levensgebeurtenissen. Over alles, sprak Carlos (die aendachtig toegeluisterd had), was hy te vreden, behalven over 's keizers vlugt voor den keurvorst Maurits. De keizer antwoordde, dat gebrek aen geld en krygslieden, even als ziekte, hem daertoe genoodzaekt hadden; maer Carlos hernam: Ik zou niet gevlugt zyn. Andermael bragt hem de keizer de beweegredenen voor oogen; doch Carlos bleef by zyn gezegde, tot verwondering zyns grootvaders en der omstaenders. Dat de keizer nogthans weldra de zwakke zyden zyns kleinzoons ontdekte, is daeruit op te maken dat hy aen koning Philips schreefGa naar voetnoot2 dat hy Carlos eerst dan de Nederlanden mogt toonen, wanneer deze beter opgevoed zou geweest zyn, en zich beter zou gedragen hebben. Maer Carlos verbeterde noch naer lichaem, noch naer geest, zoo als gedeeltelyk uit de berigten van den franschen gezant Guibert blyktGa naar voetnoot3. Deze schreef den 5 september 1561, uit Madrid, aen Catharina de Medicis: De koning wil zyn zoon naer Segovia brengen en hem vandaer, uit hoofde der zachte en gematigde luchtstreek, naer Valentia en Tarragona zenden. Men hoort dat hy aldaer vroeger van de vierdaegsche koorts verlost zal zyn dan hier, waer het 's winters koud en vochtiger is. De arme prins komt geheel neêrslagtig en vermagerd voor, | |
[pagina 205]
| |
en de kundigste geneesheeren geven weinig hoop voor de toekomst, dewyl hy aen eene teering schynt te kwynen. In november 1561 ging Carlos (ofschoon nog krank) met Don Juan van Oostenryk en Alexander van Parma naer Alkala, en ten zelfden tyde wendde zich de koningin an Bohemen tot de koningin Isabelle van Spanje, om het huwelyk harer dochter met den prins te bevorderenGa naar voetnoot1. Isabella had des te minder lust zich met deze zaek te bemoeijen, omdat zy (uit hoofde van het aengename gezelschap) liever haer eigen zuster aen Carlos zou hebben uitgehuwlykt, maer besloot over beide ontwerpen met den koning te spreken, die antwoordde dat 's prinsen ziekte en andere beweegredenen niet toelieten zoo op eens daerover te beslissen. Den 3 april 1562 meldt Guibert dat de koorts den prins verlaten heeft, en het met zyne gezondheid beter gaet, ofschoon hem door zyne dwaesheden (fols ordres) noch eenig nawee van de vroegere ongesteldheid byblyft. Met de zomerwarmte zou dit alles echter wel verdwynen. Intusschen werd deze hoop geheel te leur gesteld, toen Carlos in Alkala een zwaren val van de trappen deed. De droefheid (schryft Guibert, den 15 mei 1562), het lyden en de wanhoop des konings en van zyn hofgezin zyn ongelooflyk. Carlos stortte met het hoofd vooruit op eenen donkeren wenteltrap naer beneden, dien hy alleen en heimelyk wilde aftreden, om in den tuin de jonge dochter eens opzichters (concierge) te vinden, welke hy voor schoon hield. De heelmeesters, zich niet vergenoegende de wonde te verbinden, hebben ze veel verbreed. Men wil (schryft de nieuwe fransche gezant, St-Sulpice, den 10 mei, uit Burgos) den prins de hersenpan door-booren, en houdt heden plegtige bedevaerten voor zyne | |
[pagina 206]
| |
gezondheidGa naar voetnoot1. - Luidens eene zeer nauwkeurige beschryving der gansche ziekte en genezingswyze, door den koninglyken arts, Olivarez, viel de prins met zyn hoofd tegen eene gesloten deur, en bezeerde zich aenmerkelyk aen de linker zydeGa naar voetnoot2. Tegen de eerst opgevatte verwachting, herstelde Carlos, naer het scheen, geheel en al; maer leed, volgens eenen brief van Granvelle aen Gonzalo Perez, in den herfst van 1654, op nieuw een tyd lang aen de koortsGa naar voetnoot3. Menigen, vaert hy voort, zyn over den prins voldaen, anderen niet: ik houd hem voor bescheiden en genegen om zich met zaken onledig te houden; hetgeen voor den erfgenaem van zoo een groot ryk hoogstnoodzakelyk en gewigtig is. Spoedig echter luiden de beoordeelingen veel strenger. In february 1565, schryft een ongenoemde aen Granvelle: De prins is droefgeestig en zwaermoedig, en denkt aen niets ter wereldGa naar voetnoot4. Noch Philips, noch eenige afstammelingen van gene zyde, zullen de deugd bereiken van hen die in onze dagen tot hunne vaderen zyn overgegaen. Nog sterker drukt zich Kopper uit, en schryft: Don Carlos is niets waerd. Hy gelooft alles wat men hem | |
[pagina 207]
| |
zegt, ja, indien men hem zeide dat hy dood was, zou hy het ook geloovenGa naar voetnoot1. Vooraleer ik latere inlichtingen over den prins mededeel, wil ik berigten over de koningin Isabella bybrengen, en vervolgens beider noodlot tot aen hunnen dood poogen op te helderen. Den 25 february 1562, schryft de fransche gezant Guibert aen de koningin Catharina de Medicis: Koning Philips vaert voort zyne gemalin steeds meer en meer te beminnen. Wanneer anderen het tegendeel beweeren, geschiedt zulks uit kinderlyke vrees (vogelschrik épouvantaux à chenevières) en leugen; veeleer heeft zich het aenzien en de invloed uwer dochter sedert drie maenden verdrievuldigd, en haer gemael doet zich opgeruimd en vergenoegd voor. Zy bezit eene buitengewone bescheidenheid en bevalligheid, en daerby zoo veel levendigheid en verstand als men zeer zelden in eene vrouw van dertig jaren aentreftGa naar voetnoot2. Alle grooten van Spanje zyn haer genegen; zy heeft geen voogdy meer noodig, maer weet de gemoederen te kneden en anderen lessen te geven. De koningin van Spanje (meldt St-Sulpice, den 12 juny 1564) is goed en schoon, en niet minder verblyd en te vreden over de terugkomst haers echtgenoots, dan zy over zyne reis en lange afwezigheid treurig was. Zy leven in de grootste vriendschap met elkander en slapen byeen, zoo dat er na negen maenden wel een schoonen prins ter wereld zou kunnen komen. Toen de koningin in december ziek werd, zeide Philips: Haer verlies ware grooter en gewigtiger, en zou my meer smarten dan alles wat my ooit in het leven is overgekomen; want zy bezit zeer vele deugden en goede eigen- | |
[pagina 208]
| |
schappen, en verdient alleszins myne vriendschap en toegenegenheid. Den 11 april 1565 schryft St-Sulpice aen Catharina de MedicisGa naar voetnoot1: De koning en de koningin ontvingen elkander (na de byeenkomst te Bayonne) zoo vriendelyk als men slechts denken kan, en ieder van beiden wedyverde om den andere de meeste eer te bewyzen. Zy woonden te Sepulveda in één huis, ja in dezelfde, ofschoon enge kamer, en bleven daer tot 's anderdags te vyf uren namiddag by elkander. Vervolgens deden zy samen gedurende vyf mylen de terugreis, en bereikten 's anderdaegs Segovia. Prins Carlos was hen drie mylen ver te gemoet gekomen, naderde de koningin te voet, en trachtte hare hand te vatten om ze te kussen. Zy liet niet na zynen groet vriendelyk te beantwoordenGa naar voetnoot2. Ik kan u verzekeren, Mevrouw, dat de koningin, uwe dochter, in de grootste tevredenheid ter wereld leeftGa naar voetnoot3 uit oorzaek der volstrekte vriendschap die de koning, haer echtgenoot, haer gedurig meer bewyst. Dagelyks doet hy haer vertrouwelyke mededeelingen, en is zoo vriendelyk in zyn' omgang, dat men niets meer kan wenschen. Ook heeft de koning over haer deugdzaem gedrag gedurende de geheele reis zulke gunstige berigten ingekregen, en is daerover zoodanig vergenoegd dat hy haer steeds bemint, acht en vereert, en al de aen haer verbondenen haer insgelyks des te meer zullen achten en vereeren. Er is spraek geweest Don Carlos aen de oudste dochter des keizers of aen de zuster der koningin uit te huwe- | |
[pagina 209]
| |
lykenGa naar voetnoot1. Deze verhaelde my: Ik toonde het afbeeldsel myner zuster aen Carlos, die het lang beschouwde en toen sprak: Zy heeft schoone oogen, een schoonen mond; zy is regt schoon. - Betreffende dit huwelyk sprak ik openhartig met vorst Eboli, en zeide hem dat, ofschoon de koning vele vaderlyke liefde opzichtens den prins, en deze vele gehoorzaemheid en eerbied omtrent zynen vader toont, dit echter ongelukkigerwyze kon veranderen. Ook is de prins reeds groot geworden, en zou welligt de behoefte kunnen gevoelen om zich naer Italië of Vlaenderen te begeven, alwaer hy dan van zynen vader verwyderd leven zou. Geene prinses op aerde zou in dit geval geschikter zyn om hem tot bezadigdheid te brengen en zyne zielsgesteltenis te doorgrondenGa naar voetnoot2, dewyl zy zoo veel zachtmoedigheid, goedheid en deugd bezit. Zy zou zich omtrent hare zuster, de koningin, als eene dochter gedragen, den koning gehoorzamen, en de zaken zonder argwaen in vrede houden. Moeijelyk zou er in de christenheid eene prinses te vinden zyn, die voor den vader en den zoon en al de hunnen zoo geschikt zou wezen. Deze ontwerpen schenen Eboli het meeste te behagen, en hy klaegde dat Alva zich in Bayonne zoo koud en statig getoond en deze zaken niet verder gedreven had. Philips antwoordde, ten naesten by, dat men daerover moest nadenken en beraedslagen. Omtrent den herfst van 1565 werd Carlos op nieuw door de koorts aengetastGa naar voetnoot3, en toen Philips aen den heer van St-Sulpice zeide dat de prins hersteld was, voegde hy er met een' zucht by: Il hoop dat myne veelvuldige | |
[pagina 210]
| |
vermaningen hem voortaen zullen doen afhouden zyne gezondheid derwyze te krenken, en dat de ongemakken der ziekten, waerin hy bestendig hervalt, hem misschien voor de toekomst wyzer en voorzichtiger zullen makenGa naar voetnoot1. De koning en de koningin betrokken een landhuis, waer de prins zich, naer zyne herstelling, ook begaf. Toen hy eens met de koningin en andere edelvrouwen in de diergaerde op eenen met stieren bespannen wagen uit wandelen reed, en een tyd lang niet gesproken had, vroeg hem de koningin waer hy met zyne gedachten was? Hy antwoordde: Meer dan twee honderd mylen van hier. - En waer is dat zoo ver (où est cela si loin)? vroeg andermael de koningin. - Ik denk aen myne voedster, hernam de prins. Dit gesprek duidde voorzeker geen liefde tot de koningin aen; zelfs indien men door de voedster eene oostenryksche prinses moet verstaen, schoof Carlos ook het huwelyks ontwerp ter zyde, door Isabella begunstigd. Den 10 october 1567 meldt de fransche gezant FourquevaulxGa naar voetnoot2, dat deze in tegenwoordigheid des konings gelukkig van eene dochter bevallen was, en voegt er by: allen, grooten en kleinen, hebben gewenscht dat het een zoon wezen mogt. - Prins Carlos alleen misschien uitgezonderd, welke dit ook geenszins verborg, maer het der koningin dikwyls zegde. - Echter liet hy het daerna aen betuigingen zyner deelneming en beden in de kerken niet ontbreken. In den tyd toen men twyfelde wie van beiden, Philips of Alva, zich naer de Nederlanden zou begeven, vernam Carlos dat de Cortes (les cours) wilden voorstellen, dat hy | |
[pagina 211]
| |
gedurende 's konings afwezigheid in Spanje zou blyvenGa naar voetnoot1. Daerop begaf hy zich in hunne vergadering, en zeide hun dat ieder, die in deze voordragt zou stemmen, hem voor zynen aertsvyand mogt houden, even als elk hunner die zoo uitzinnig mogt zyn, gelyk vóór drie jaren, een huwelyk met zyne moeije voor te stellen; dat hy hun overigens, op doodstraf, beval deze zyne verklaringen geheim te houden. Desniettegenstaende werden zy weldra ruchtbaer. Overigens maekte de koning den 11 december aen de Staten bekend dat de onrusten in Vlaenderen hem dwongen zich derwaerts te begeven, en zy daertoe eene goede geldelyke bydrage te stemmen hadden. Hierop bragt de procurator der stad Burgos al dadelyk in overweging welke smart geheel Spanje zou te verduren hebben, indien de koning het verliet; dat zulks ware den vader van zyne kinderen, den herder van zyne kudde scheiden. De procurator wist dit zoo zielroerend uit te leggen, dat velen begonnen te weenen. Eindelyk bleef men er by, dat het hoogstnoodig was dat de koning de vlaemsche oproerigen tot de goede orde terugbragt, dewyl de rust van Spanje zelf daervan afhing, en zoodra men zich dâér aen het geloofsonderzoek onttrok, dit ook hier zou gevolgd worden. Onder de merkwaerdige narigten, welke bepaeldelyk tot de laetste lotgevallen van prins Carlos betrekking hebben, kunnen de berigten van den franschen gezant Fourquevaulx aen 't hoofd worden gesteld. Hy schryft den 19 january 1568Ga naar voetnoot2: Den 14 dezer maend heeft de koning in alle kerken en kloosters dezer stad bevelen doen geven, | |
[pagina 212]
| |
om by alle kanonieke bedestonden en in alle missen God te bidden, dat hy hem raed en ingeving moge verleenen opzichtens een plan en eene overweging, welke hy in zyn harte draegt. Dit heeft aen alle nieuwsgierigen van dit hof veel te redekavelen gegeven, en ik ben niet geheel zeker of de prins er by bedoeld wordt. Waer is het echter dat de koning, lang vóór zyn vertrek naer het Eskuriael, niet meer met hem sprak, dat er groote oneenigheid tusschen beide was opgerezen, en de prins den wrok (ranceur), dien hy omtrent zynen vader voedde, niet wist te verbergen. Daerenboven zeide hy onvoorzichtig: onder vyf persoonen, op wie ik ten uiterste boos ben, is de koning naest Ruy Gomez de eerste. Dezen laetsten namelyk legt hy alles te last wat tegen zyne wenschen geschiedt.
Men weet zeer wel dat hy te Kersmis niet ter communie geweest is, en aen den vollen aflaet geen deel genomen heeft, omdat hy zynen haet niet afleggen of niet vergeven kon, en zyn biechtvader hem de absolutie niet wilde verleenen. Hierop wendde hy zich tot andere godgeleerden, maer met denzelfden uitslag. Ja, er zyn lieden die zeggen dat hy zynen vader een slechten trek (un mauvais tour) heeft willen spelen. Wat er ook van zy, voorleden nacht ging de koning in 's prinsen kamer, vond een geladen (bandée) pistool onder het bed, en stelde hem onder de waekzaemheid van Ruy Gomez, den hertog van Feria, den prior Antonio en don Lope Quichada, met uitdrukkelyk bevel dat hy tot geene levende ziel spreken mogt, zonder dat zy het zagen en hoorden.
Ik vernam dat ook don Juan van Oostenryk zich sedert zaturdag verwyderd heeft, en weet niet of hy den koning of den prins schuwt. Echter was hy tot voorleden zaturdag met eerstgemelden in het eskuriael, en ging na de wederkomst, volgens gewoonte, in gezelschap van den | |
[pagina 213]
| |
prins, tot hemGa naar voetnoot1. De koning bekreunde zich in het geheel niet met dezen, maer sprak zeer vriendelyk tot genen. Welligt heeft nu yverzucht, of verdenking dat Juan zyne geheimen ontdekt hebbe, den prins zoo verbitterd, dat hy hem by het verlaten des konings trotseerde (bravé). Misschien bestaen er ook andere oorzaken: genoeg is het dat men sedert dien avond don Juan niet meer ziet, en het gansche hof van niets anders dan de gevangenzetting des prinsen spreekt. In Fourquevaulx' eerstvolgende berigt van den 5 february 1568 wordt gemeld: De koning van Spanje wil dat uwe Majesteit op 's prinsen gesteldheid niets dan de waerheid verneme, en heeft my dit den 27 der vorige maend door Ruy Gomez doen zeggen. Reeds vóór drie jaren bemerkte de koning zeer wel dat het in 't hoofd des prinsen nog slechter geschapen stond dan met zyn persoon, en zyn verstand nimmer in behoorlyken toestand wasGa naar voetnoot2. Sedert dien tyd gaven zyne handelingen daer dagelyks bewyzen van; de koning heeft echter lang er over gezwegen, in de hoop dat met den tyd verstand en bescheidenheid (discrétion) mogten wederkeeren. Het tegendeel geschiedde; dagelyks verergerde de zaek, en de koning verloor alle hoop dat de prins eenmael verstandig en der troonopvolging waerdig zoude worden. Hem zoo vele landen en ryken overgeven, ware derzelver ontbinding en het verderf aller onderdanen veroorzaken. Na eene lange en rype overweging en met eene zoo groote smart, dat zy zich niet laet uitdrukken, heeft de koning andere maetregelen moeten vaststellen: namelyk hem eene goede kamer in een groot gebouw van het paleis te | |
[pagina 214]
| |
Madrid aenwyzen, even onder diegene, welke de prinses bewoont. Daer wordt hy als een prins van goeden huize bediend en bezorgd, maer tevens streng bewaekt; zoodat hy geen kwaed kan doen, ontvlieden noch zich buiten 's lands begeven. Zyn plan was (zoo als ik van anderen hoor) zich over Genua in de italiaensche staten te begeven, waer het niet aen lieden ontbreekt, die hem zouden hebben aengehitst alles in onrust te brengen, en van zynen vader dingen tegen alle reden en verstand te eischen. Ook drong hy, naer ik hoor, by don Juan sterk aen opdat deze het allereerst eene lyst zou onderteekenen van heeren die beloven zouden hem te volgen en zyne party te begunstigen en in stand te houden. Dit heeft Juan altoos geweigerd, en zich, om dien aendrang te ontgaen, deze Kersmis naer het eskuriael begeven, waer hy ook tot 's konings wederkomst gebleven is. Hierover was Carlos zoo nydig en misnoegd, dat hy in den avond van den 17 january, toen de koning met Juan terugkeerde, dezen in eene zekere plaets zyner woning wist te lokken, nadat hy twaelf deuren was doorgegaen en deze achter zich gesloten had. Eindelyk ter bedoelde plaets gekomen zynde, wilde hy Juan met eene pistool doorschieten, die 't hem echter ontrukte en zich tot den koning begaf. Op het oogenblik nam Philips geene maetregelen; zelfs des anderendags, toen ik my op gehoor bevond, verscheen hy met zoo bedaerd een gelaet als immer, ofschoon hy reeds besloten had in denzelfden nacht hand aen zynen zoon te slaen, en niet langer zyne dwaesheden en meer dan jeugdelyke uitspattingen te dulden of te verheelen. De laetste strekte, zoo als gezegd is, om don Juan zelf te dooden, of door Leava, een zyner lieden, die achter een tapyt verborgen was, te doen doorschieten. De hemel wederhield den hertog in dit vertrek te gaen. | |
[pagina 215]
| |
Des nachts trad de Koning in de kamer zyns zoons, en gaf hem aen Ruy Gomez en Feria over, die met hun leven voor hem instonden. Hy nam vervolgens deszelfs papieren tot zich, en daer Carlos de gewoonte had alles op te schryven wat hy dacht, leerde Philips op deze wyze zyne inzichten en de tien duizend wonderlyke en dolle droomeryen kennen die hem in het hoofd maelden. Nogthans dacht hy er niet aen, tegen het leven des konings of der koningin iets te ondernemen, gelyk daervan het gerucht aen dit hof algemeen verspreid geweest isGa naar voetnoot1. Men vond by hem slechts 3000 daelders en een aental portugeesche muntstukken (desires); dat was zyn gansche schat. Hy bezat echter nog verscheidene ringen. Hy bleef in bezit van dit alles en kan heden nog naer willekeur er over beschikken. Zyn hofstaet is den 26 der voorleden maend ontbonden geworden. Die hem bedienen dragen noch dolk noch degen, en worden dikwyls afgewisseld. Het vleesch, dat men hem toebrengt, is klein gesneden, en hy heeft niet eens een broodmes. De keukenjongens dragen de geregten tot aen zyne kamerdeur, waer men hun die afneemt. Slechts dit eenige vertrek is hem ingeruimd en het venster sterk betralied, zoo als uwe Majesteit nader van Louis Du Fois, den brenger dezes berigts, zal vernemen. Men wil overigens (schryft Fourquevaulx denzelfden dag aen de koningin Catharina) opzichtens den prins geregtelyk te werk gaen en hem onbekwaem verklaren om den troon te beklimmen, waerdoor, met Gods hulp, de kinderen der koningin eenmael zullen heerschen. Ofschoon haer's prinsen schade groot voordeel bybrengt, is zy toch verstandig genoeg geene vreugd daerover te | |
[pagina 216]
| |
betoonen, maer zich geheel en al aen den wil des konings, haren heer, te onderwerpen, sinds hy haer het weenen verbood; want zy heeft twee dagen het ongeluk haer stiefzoons beweendGa naar voetnoot1. Na ontvangst dezer berigten, schreef Karel de negende den 13 february aen Fourquevaulx: Hetgeen gy my over de gevangenzetting des prinsen van Spanje meldt, is de zonderlingste (étrange) zaek, waervan ik ooit gehoord heb, en ik kan niet gelooven dat een mensch tot het punt gekomen zy, dat gy my meldt en wat men daervan zegtGa naar voetnoot2. Daerom wil ik over de waerheid ingelicht zyn, en verzoeke u my dadelyk narigten, en, zoo mogelyk, waerachtige, te doen toekomen. Twee dagen na ontvangst van uw eerste berigt liet de Spaensche gezant Alava my een gehoor verzoeken, dat ik hem ook aenstonds vergunde, in de verwachting dat hy my over deze gebeurtenis nauwkeurig verslag zou doen, zoo als hy daertoe, luidens eenen brief der koningin van Spanje, van zynen heer bevel ontvangen had. Maer hy scheen in het geheel niet voornemens daerover met ons te spreken, tot dat hy uit myne reden opmaekte dat ik van de toedragt der zake reeds onderrigt was. Doch ook nu zeide hy zoo weinig, dat ik wel bemerkte dat hy niet wilde toebyten (mordre à la grappe) maer over de zaek heenglippen. Hy bleef er namelyk by, dat dit zaken waren die slechts vader en zoon betroffen, geene verdere gevolgen zouden gehad hebben en ligt te vereffenen waren. Wat my aenbelangt, kunt gy ligt denken dat my de zaek zeer smartelyk voorkomt, en ik hen, die ze betreft, beklaeg, enz. | |
[pagina 217]
| |
Op alzins gelyke wyze schreef Catharina aen Fourquevaulx, en voegde er den 23 february by: ik ben overtuigd dat het gebeurde myne dochter, de koningin, zeer jammert, zoo wel met betrekking tot haren echtgenoot, als ten aenzien van den prins, die altyd de gevoelens, welke hy haer toedraegt, heeft laten kennenGa naar voetnoot1. In zyn eerstvolgend berigt van den 18 february schryft de gezant: nog steeds wordt de prins in zyne kamer opgesloten en bewaekt. Hy eet zeer weinig en met weerzin, en slaept byna niet, hetwelk in geenen deele dienen kan om zyn verstand te herstellenGa naar voetnoot2. Hy vermagert zichtbaer en mergelt uit; de oogen staen hem diep in het hoofd. Men geeft hem somtyds versterkende soepen en kapoenenvleeschnat (presses de chapon), waerin men amber en andere wansmakelyke dingen heeft opgelost, opdat hy zyne krachten niet geheel zou verliezen en ineenstorten. De soepen worden heimelyk in Ruy Gomez 's kamer, door welke men in die des prinsen komt, toebereid. Deze mag nog altoos niet uitgaen, ja zelfs niet eens ter venster uitzien. 'S prinsen grootmoederGa naar voetnoot3 heeft onlangs den koning, haren schoonzoon, geschreven dat zy verlangde hem te komen bezoeken, om hem te troosten en in zyn ongeluk als eene moeder by te staen; maer ik hoor dat men haer gaerne deze moeite bespaert. - Verders zegt men dat er afgevaerdigden uit Aragonie, Valentie en Katalonie zullen aenkomen om naer de toedragt van 's prinsens gevangenzetting te vragen, en zyne bevryding af te smeeken; dit voornemen echter mishaegt den koning. Men verhaelt dat de konstabel van Kastilie zich eenige uit- | |
[pagina 218]
| |
drukkingen heeft laten ontvallen, alsof men hem, als eersten onder de Granden, die voor den prins, troonopvolger, den eed hebben afgelegd, by deze gelegenheid, moet laten toetreden; maer ik geloof dat de koning zich met al deze dingen weinig bekommert. Den 26 maert 1568 vervolgt Fourquevaulx: er verloopt geen dag zonder dat de prins eenige dwaesheid begaet. Zoo zwolg hy laetst een grooten diamant in, dien hy aen den vinger droeg, en zocht hem daerna overal. Dewyl hy voor drie of vier jaren, in dergelyke verstroijing, eene groote parel had ingezwolgen, kwam men thans op dezelfde gedachte, en met behulp van artsenyen vond men den diamant den zeventienden dag weder. Men verhaelde dat de koning den prins op eenen morgen had bezocht; maer niet verder doorgedrongen was dan tot in Ruy Gome's kamer, van waer hy zyn zoon duidelyk hooren, en, naer ik vermeen, ook zien kon. Lichaemlyk bevindt zich Carlos vry goed; maer hy is ten hoogste misnoegd, en kan niet nalaten dwaesheden te begaen en kwaed te spreken; hetgeen hem als uitzinnig en vyand zyns vaders doet voorkomen. De geaerdheden en oogmerken van vader en zoon zyn overigens zoo verschillig, dat een van beiden door een wonder een geheel ander mensch zou moeten worden, alvorens men eenigzins zou kunnen hopen dat de prins, gedurende zyns vaders leven, ooit uit de gevangenis zal verlost worden. Inmiddels duert het kerkgebed steeds voort: et famulos tuos, papam, Philippum regem nostrum, reginam, et principem nostrum cum prole regia, etc., alleenlyk heeft de koning aen de geestelyken doen verbieden den prins in hunne preken te vermelden. De afgevaerdigden (zegt Fourquevaulx den 13 april) van Aragon, Valentië en Katalonië hebben tegenbevel ontvangen, en geen hunner heeft het gewaegd zyne | |
[pagina 219]
| |
reis voort te zettenGa naar voetnoot1. Ook heeft de koning aen alle grooten en steden op eens geschreven dat hy den prins uit groote oorzaken had doen gevangen zetten. Nu spreekt men zoo weinig van hem als of hy reeds vóór tien jaren overleden ware. Dit, Sire, ontstaet daeruit dat de koning door zyne schranderheid het zoover gebragt heeft, dat niemand in dit ryk het waegt zyne handelingen te beoordeelen of zyne bevelen te wederstaen; maer iedereen hem gaerne of ongaerne gehoorzaemt, en allen, indien zy hem niet beminnen, het toch schynen te doen. Den 8 mei 1568 schryft Fourquevaulx aen den koning van Frankryk: De prins bevindt zich wel voor zyn persoon. Ook heeft hy, gelyk zyne vrienden zeggen, in de Goede Week zoo godvruchtig geweest, dat men Gods hand daerin erkent; want sedert den aenvang des vastentyds tot Paschen heeft hy (om het lichaem des Heeren te ontvangen) den pligt eens goeden christen door vasten vervuld, en is, na viervoudige biecht, berouw en verbryzeling des harten, door zynen biechtvader ter communie toegelaten geworden. Twee dagen lang verschoof deze de nutting, uit hoofde van zekere vragen en antwoorden die hy van den koning ontvangen had, en zeide ten laetste tot den prins dat men hem om eenige gewigtige beweegredenen het sacrament nog niet kon toedienen, waerover hy in groote droefheid, zuchten en weenen geraekte. Toen de biechtvader dit zag en hoe zwaer hem dit uitstel viel, verontschuldigde hy zich daermede, dat er nog eene zekere versiering der kapel en andere noodzakelykheden ontbraken. Hierop antwoordde de prins dat, indien er zich geen ander hinderpael voordeed, hy hem als een gewoon biechtkind mogt behandelen. Dit ge- | |
[pagina 220]
| |
schiedde; de geestelyke zong de mis, en verlangde dat Carlos tot nuttiging der hostie zich in eene kleine zael begaf. - Dit weigerde de prins voor zooveel zyn vader hem niet vooraf uitdrukkelyk oorlof gave zyne kamer te verlaten; weswegens hem de biechtvader prees, en andere schikkingen namGa naar voetnoot1. Sedert dien tyd is Carlos, tegen zyne gewoonte, zacht en menschelyk geworden, hetgeen hun, die zyne bevryding wenschen, even als zynen dienaren, groote vreugd veroorzaekt, dewyl daeruit blykt dat het hem niet aen verstand en oordeel ontbreekt, gelyk velen, en met hen de koning, beweren; want indien hy niet by zyne zinnen ware, zou men hem het sacrament niet hebben toegediend. Zy hopen dat de opsluiting hem tot boete en betering zal gedyen, en zyn vader hem binnen eene korte tydruimte genade schenken zal. Ondanks deze verschillende geruchten, Sire, heb ik van iemand, die alles weet wat er gebeurt en meer bekend is met de omstandigheden des prinsen dan zy die er van spreken, vernomen, dat de communie op raed der godgeleerden is toegelaten geworden, om het gevoelen van velen te wederleggen, die denken dat de prins tot de sekte der Sacramentatisten behoort, terwyl hy in der waerheid dezelve doodelyk haet. Wyders hebben deze godgeleerden gezeid dat men waenzinnigen in heldere oogenblikken, waerop hun verstand terugkeert, het avondmael mag toereiken, zoo als het dan ook met den prins is geschied. - Er is echter inderdaed geene hoop voorhanden dat hy ooit wys of ter troonopvolging bekwaem worde; want zyn verstand neemt dagelyks afGa naar voetnoot2, | |
[pagina 221]
| |
en op zyne bevryding is in het geheel niet te rekenen. - Een ander zegt my dat 's prinsen beambten en dienaren zullen ontslagen en weggezonden worden, hetgeen eveneens de hoop wederspreekt dat men hem spoedig in vryheid zou stellen. Ik weet van goederhand dat de keizer en de keizerin de gevangenzetting van den prins des te meer ten kwade geduid hebben, omdat de koning hun de beweegredenen daervan niet ontwikkeld, maer in het algemeen slechts gezegd heeft dat het op goede gronden geschiedde, die hy hun weleens zou hebben medegedeeld. Het keizerlyke paer antwoordde onder anderen, dat zy hoopten dat de koning den prins, na korte gevangenhouding, zou vrylaten, en deze boet hem tot betering en voldoening zou verstrekken. Door deze woorden geeft de keizer te verstaen dat hy de ware oorzaken der opsluiting noch kent noch wil kennen: namelyk de openbare onbekwaemheid en het verstandsgebrek des armen jongen prinsenGa naar voetnoot1. Het gerucht heeft zich verspreid, dat de keizer een edelman naer hier wilde zenden, zich den prins wilde aentrekken en om zyne bevryding bidden; maer de keizerlyke gezant zegt my dat niemand zich tot dit doel wil laten gebruiken. De koning heeft den keizer geschreven dat hy de prinsen van Bohemen nog in Spanje zou laten, omdat hem zulks, by het ongeluk zyns zoons, tot grooten troost verstrekt. Naer de tot dus verre medegedeelde omstandige berigten van Fourquevaulx, verwacht men van hem de beste kondschap over 's prinsen dood te erlangen. Ik vond echter, in eenen brief van den 1en augusty 1568, aen Catharina de Medecis, slechts de volgende woorden: Gisteren bragt ik der koningin myne betuigingen van medelyden over, wegens het verlies van haren stiefzoon, | |
[pagina 222]
| |
dat voor haer en de heuren een zoo voordeelig verlies is. Zy wenschte dat men eene in het oogvallende en koninglyke medelydensbetuiging deed plaets hebben. Hier gaet men tot rouw- en begrafenisplegtigheden over, als of Carlos koning geweest ware. Men moet aennemen dat uit de ry der gezantschapsberigten juist het belangrykste over Carlos' dood weggenomen, verloren geraekt, of toevallig elders ter bewaring gelegd is. Het was my onmogelyk daerover in haest verdere navorschingen te bewerkstelligen. Echter schynt my dit gebrek niets bepaeldelyks tegen Philips den IIen te bewyzen; want het Fransche hof was, ten eerste, geenszins genegen het Spaensche eene schuld niet aen te rekenen of dezelve te verheelen. Ten tweede blykt uit al de berigten van Fourquevaulx, dat hy Carlos' gevangenhouding voor natuerlyk en noodwendig, voor Philips den IIen nogtans doorgaens niet voor gevaerlyk hield. Aldus had, ten derde, Philips niet de minste reden om zynen zoon gewelddadig uit den weg te ruimen. Leerryk is het echter over deze gebeurtenis nog andere getuigenissen en vooreerst Philips den IIen zelf te hooren: 1o Brief van Philips den IIen aen den onderkoning van Napels, hertog van Alcala, over don Carlos' gevangenzettingGa naar voetnoot1: Wy hebben de opsluiting van onzen geliefden zoon bevolen en zulke verandering opzichtens zyne levenswyze, onderhoud, hofstaet, enz., voorgenomen, dat het behoort U daervan berigt te geven, opdat gy zoudt weten dat dit besluit op billyke beweegredenen en zeer dringende oorzaken steunt. Naer de ons opgelegde pligten moesten wy dit middel te werk stellen, want wy zyn | |
[pagina 223]
| |
overtuigd dat het 't betamelykste en geschiktste is voor de dienst Gods en de openbare welvaert, enz. 2o Toen de keizer (gelyk Fourquevaulx hierboven teregt doet opmerken) het door Philips gedane verslag ongenoegzaem vond, gaf deze zynen gezant in Weenen, den 30 mei 1568, nieuwe onderrigtingen. Zy behelzen echter insgelyks slechts algemeene redenen van verontschuldiging en regtvaerdiging, en geven geene nieuwe ophelderingenGa naar voetnoot1. Toen de keizer niet antwoordde, werd Philips verdrietig, en zeide dat hy hem (misschien een ander mael) duidelyk geschreven had dat Carlos om vele en goede beweegredenen nooit de gevangenis zou verlaten of met zyne dochter trouwenGa naar voetnoot2. 3o Aen den hertog van Alva schryft Philips over den dood zyns zoonsGa naar voetnoot3: Dewyl het Gode behaegd heeft den prins, myn zeer geliefden zoon, tot zich te nemen, zoo kunt gy afmeten in welke smart en treurigheid ik my bevinde. Hy stierf den 24 july, op christelyke wyze, nadat hy, drie dagen te voren, de heilige sacramenten ontvangen en rouw en boete getoond had; al hetwelk my in dit leed tot troost en verligting strekt. Dan, ik hoop dat God hem tot zich geroepen heeft, opdat hy in eeuwigheid by hem weze, en dat hy my zyne genade en bystand zal verleenen, ten einde ik den weedom met christelyk hart en geduld verdrage en overwinne. Kort daerna stelt Philips nog doodmissen en gebeden in voor de ziel zyns zoons en den voortgang zyner zaken ter dienste Gods. 4o Karel IX zond den heer van Tremouille naer Madrid, om koning Philips zyn medelyden over don Carlos' dood | |
[pagina 224]
| |
te betuigen. De onderrigting voor den gezant, van den 26 september 1568, behelst, na den lof des prinsen, het volgendeGa naar voetnoot1: De koning is overtuigd dat zyne katholyke majesteit zeer groote smart gevoelt; want behalve dat de pligt eens goeden vaders hem voorschryft te betreuren dat hy zyn eenigen zoon verloor, op het oogenblik waerin hy hulp van hem verwachten mogt, moet men gelooven dat de wyze, waerop hy hem verloor, den koning moet jammeren en hy daerover uiterst bedroefd is. - Na den koning, ging de gezant ook der koningin zyne opwachting maken, en haer gelyke betuiging afleggen van de smart, die koning Karel IX en de koningin over den dood des prinsen gevoelden. Bovendien echter ook dewyl hunne majesteiten wisten dat de koningin Isabella don Carlos byzonder genegen was, en van hem troost en genoegen hadGa naar voetnoot2. Deze woorden van eene door de ministeriën ontworpene en in de akten geplaetste onderrigting, kunnen op geenerlei wyze tegen Philips en Isabella uitgelegd worden: zy willen alleen zeggen dat de met krankzinnigheid in verbandstaende dood des zoons den vader smarten moest, en de koningin niet in vyandschap met den prins leefde, zoo als men uit eenige medegedeelde uitdrukkingen over huwelyk en troonopvolging ziften kon. Eindelyk het zou dwaes geweest zyn, in den hoogsten graed, den gezant woorden in den mond te leggen die bitsig op moord en echtbreuk zouden hebben geduid. 5o Onder de handschriften der Parysche Bibliotheek bevindt zich de volgende vertelling eens ongenoemden, over | |
[pagina 225]
| |
de gevangenzetting van den prins don CarlosGa naar voetnoot1: Koning Philips kwam later dan in andere jaren van het eskuriael terug, en beval, den 18 january 1568, in het geheim, aen de kamerheeren des prinsen, graef Lerma en don Diego de Mendoza, de deuren tot deszelfs woning leidende, open te laten, en zich met hem te onderhouden, opdat hy niet zou inslapen. Daerop gebood de koning zynen adjudanten Santoxio en Barnate nagelen en hamer te nemen, en ging des avonds ten elf ure, zonder licht en in huisgewaed, tot den prins. Hem vergezelden, behalve deze adjudanten, slechts vier persoonen: de hertog van Feria, Ruy Gomez, de prior Antonio en don Louis de Quexoda. Toen zy intraden, was de prins, den rug naer de deur gekeerd, met zyne kamerheeren in gesprek. Vooraleer Carlos hen bemerkte, nam de koning zwaerd en dolk van zyn bed en gaf beiden aen Santoxio over. Dit nu gewaer wordende, stond de prins van het bed op en vroeg onthutst aen zynen vader: of hy gekomen was om hem van zyn leven of de vryheid te berooven. De koning antwoordde: Noch het een, noch het ander; stel u gerust. Toen hy echter den adjudant gebood het venster te vernagelen, geraekte de prins in zulke drift dat hy zich in een groot vuer wilde storten, hetwelk in de kamer brandde; maer de prior Antonio wederhield hem. Nu stormde hy op zekere luchters aen, welke echter, even als alle dergelyke voorwerpen, werden weggebragt. Dan viel Carlos zynen vader te voet, en smeekte dat hy hem zou dooden; maer de koning herhaelde, met zyne gewone bezadigdheid, dat hy zich zou gerust stellen, en liet hem weder te bed brengen. Alle kisten en schriften werden insgelyks weggenomen, en de prins aen gemelde | |
[pagina 226]
| |
vier mannen, inzonderheid aen den hertog van Feria, als bevelhebber der koninglyke lyfwacht, overgegeven, en hun werd, onder eed, de belofte van trouwe bewaking afgenomen. Op maendag, den 19, beriep de koning al de hoogste ambtenaren zyns ryks; gaf ieder in het byzonder rekenschap van het gebeurde, en zeide hun dat dit noodzakelyk en nuttig geweest was, zoo als zy ten bekwamen tyde verder zouden hebben vernomen. Ook de gewestelyke overheden ontvingen eene verwittiging. Aen de bedoelde vier mannen verbleef des prinsen bewaking tot den 25en, wanneer ze de koning aen Ruy Gomez alleen opdroeg en hem zes edellieden toevoegde, waervan er twee dagelyks de dienst op zich namen. Aen den prins is slechts een enkel vertrek overgelaten, de toren geheeten, zonder schoorsteen (camino), met hooge, kleine betraliede vensters. De overige kamers zyn Ruy Gomez ingeruimd geworden, en opdat hy zyne nieuwe bedieningen des te gemakkelyker zou verrigten, heeft de koning gewild dat hy zyne echtgenoote by zich name. De beweegredenen van 's prinsen gevangenzetting schreef men hoofdzakelyk aen eene krankheid der hersenen en aen de wanhoop over streng opzicht toe, want men had reden om te vermoeden dat hy Spanje wilde verlaten. Dan voegde men er by dat hy van dit ontwerp afgezien, en het voornemen opgevat had om door den dood zyns vaders meester van dezens staten te wordenGa naar voetnoot1. Wyders zegt men dat hy willens geweest is zich naer Portugael, en van daer naer Vlaenderen te begeven. Tot dit oogmerk zou hy het woord van velen hebben gewonnen, het geheim echter alleen aen don Juan van Oosten- | |
[pagina 227]
| |
ryk en misschien ook den markies van Pescara hebben toevertrouwd, een van welke het welligt den koning, doch reeds vier maenden vroeger, zou hebben verraden. 6o Antonio Perez verhaelde aen den parlements raedsheer Du Vair te ParysGa naar voetnoot1 dat de gevangenzetting en dood van don Carlos door zyne boosaerdige, tot onrust genegen, natuer was veroorzaekt geworden; alsmede door het verdriet over zyns vaders huwelyk met de aenvankelyk voor hem bestemde fransche prinses; door de onvoorzichtigheid, waermede hy zyn misnoegen aen den dag legde, hetgeen zynen vader gelegenheid tot argwaen gaf, en eenige Vlamingen aenspoorde om te beproeven hem tot zich te trekken, ten einde hem aen het hoofd van hunnen opstand te stellen. Koning Philips won het gemoed van don Juan van Oostenryk, en belastte hem den ontevredene te spelen en 's prinsen vertrouwen te verwerven. Dit geschiedde met zoo veel aenhoudendheid en veinzery, dat het den prins eindelyk ontglipte te zeggen dat hy een grooten vyand had. Ben ik niet, voer Carlos voort, de ellendigste mensch van mynen stand, die ooit leefde, behandeld als een slaef, zonder aendeel in de staetszaken, zonder aenzien of werkzaemheid, waerdoor ik my tot regeren bekwaem zou kunnen maken? Het is noodzakelyk my uit de handen myns vaders te redden, om my in de armen myner vlaemsche vrienden te werpen, die mynen bystand verlangen. Toen de koning dit vernomen had, beraedslaegde hy over de te nemen maetregelen met Eboli, Mora en eenige anderen. Hoe meer hy er op aendrong, hand aen den prins te slaen, des te meer poogden zy zyn billyken toren te doen bedaren, dewyl zy (om andere beweegredenen | |
[pagina 228]
| |
niet te vermelden) vreesden dat, welke misslag de prins ook mogt begaen, hy toch ten laetste vergeving zou bekomen en uit de gevangenis geslaekt worden. In zulk geval, zouden zy zich, by zyne zonderlinge gemoedsgesteldheid, in den ongunstigsten toestand bevonden hebben. Daerby kwam nog dat er moeijelyk iemand de vermetelheid zou hebben zich van zynen persoon meester te maken. De koning echter wilde dit zelf ondernemen, en daer hy gehoord had dat er een slot aen 's prinsen deur was, dat niemand dan hy zelf wist te openen, en ik weet niet hoeveel wapenen en pistolen in zyn bed, zoo liet hy een zyner kamerdienaren omkoopen om de wyze te toonen hoe men de deur moest ontsluiten en aen te geven waer de pistolen verborgen waren. Op een morgen nu liet de koning (vergezeld van Ruy Gomez en eenige anderen) zachtjes de deur van het vertrek openen, sloeg de hand aen het zwaerd en ligtte den voorhang van het bed op. Carlos was zeer verwonderd; maer de koning zeide dat hy zich gerust zou houden; dat alles, wat gebeurde, tot zyn welzyn verstrekte; om echter de drift der jeugd tot bedaren te brengen, moest de vader wys zyn voor zich en zyn zoon. Intusschen ontwapende men Carlos, liet hem aenkleeden, enz. Verder werd door Pouz verhaeld, dat Eboli en de overigen op de slaking des prinsen of, voor zoo veel hy schuldig ware, op zyne bestraffing hadden aengedrongen, en zulks des te meer om dat zy vreesden dat hy ontvlugten mogt, of door Philips' aftreding zelf koning worden, en ze dan kwalyk behandelen. - Daer echter Philips hem schuldig bevonden had, zou Carlos door de Casuisten en geloofsonderzoekers ter dood veroordeeld geworden zyn; ten einde nu dit vonnis niet zoo openlyk uitgevoerd wierde, zou men vier maenden lang in alle hem toegediende spyzen een langzaem vergif gemengd hebben! | |
[pagina 229]
| |
Dit berigt van den dubbelzinnigen en den koning vyandigen Perez zou weinig geloof verdienen, zelfs dan wanneer het niet zoo vele innige onwaerschynlykheden en tegenspraken ten toon spreidde en door betere bronnen wederlegd wierd. Van even zoo gering eene waerde en waerschynlyk van denzelfden oorsprong, is een berigt over den dood der koningin Elisabeth, dat in het parysche handschrift onmiddelyk op de zoo even medegedeelde vertelling over don Carlos volgt. Daer leest men: Na den dood van den prins, op wien Philips niet alleen wegens den staet yverzuchtig was, maer tevens omdat men hem vroeger de koningin had toegedacht, besloot de koning zich ook van deze laetste te ontmaken, en hetgeen hem daertoe noopte was dat zekere markies del Pozzo eener edeljuffer het hof maekte en om die te zien eenige malen 's nachts in de wooning der koningin was geslopen. Toen de koning dit vernam, beval hy dat eenige edellieden onder zyne vertrouwden zich in bedelaers gewaed zouden verkleeden en in eene naburige galery te slapen leggen. Zy volgden den markies toen hy het paleis uittrad, en vermoedden dat hy het was dien men wachtte. Het ongeluk wilde dat de koningin later, by eene ringsteking, haer zakdoek uit eene venster liet vallen en Pozzo het opraepte. Dit vermeerderde de verdenking, en toen de markies andermael 's nachts uit het paleis kwam, werd hy doorstoken, met de woorden: Dat de verrader sterve! Hierover ging er verder geen gerucht op. De koning wendde het daerheen dat de hertogin van Alva, eerste eeredame der koningin en oude matrone, zich op een morgen tot haer begaf, haer wekte en zeide dat de geneesheeren goed vonden dat zy eene ligte artseny nam, dewyl zy anders hare vrucht niet zou kunnen redden. De koningin sloeg dit af, bewerende | |
[pagina 230]
| |
dat zy zich nimmer beter had bevonden, en allerminst in haren staet van zwangerheid daertoe dorst besluiten. Toen echter de koningin by hare voordragt bleef, zie, daer trad de koning (die niet ver van daer sliep) in nachtgewaed binnen, verneemt naer de oorzaek der woordenwisseling, geeft vooreerst der hertogin ongelyk; maer poogt, na het hooren van hare beweegredenen, insgelyks zyne echtgenoote te overtuigen. Zy bood lang wederstand, tot dat de koning haer zeide dat het welzyn van den staet het aldus vereischte, en haer zelf den drank toereikte. Drie of vier uren daerna verloste zy voortydig van eenen zoon, wiens hoofdschedel geheel verbrand was, en stierf kort nadien. Gelukkigerwyze zyn Fourquevaulx's nauwkeurige berigten over den dood der koningin niet (even als die over don Carlos) verloren geraekt; maer ter wederlegging dier fabels nog voorhanden. Den 5 juny schryft dezelve: De koningin voelt dat haer kind zich beweegt; vóór een uer was zy magteloos. In een ander berigt van den 1 augusty 1568 wordt gemeld: De koningin gevoelt noch lyden noch smarten, uitgenomen wanneer zy in onmagt valt of eene siddering in den arm of het linker been haer aengrypt. Somtyds moet zy ook overgeven. Den 3 october schryft hy aen den koning van Frankryk: Heden middag hebben wy de koningin van Spanje verloren, op de wyze gelyk ik het uwer moeder, de koningin Catharina, beschryf. Vervul, Sire, de bede der overledene, met u naer Gods wil te schikken en troost te zoeken in haer voorgevoel en geloof dat zy naer het Paradys overging. Koning Philips heeft zich voor eenigen tyd in het Hieronimisten klooster afgezonderd. Het lyk der koningin zal morgen in het klooster der Barvoeter- | |
[pagina 231]
| |
monniken worden afgezet, tot dat men het in den koninglyken grafkelder brenge. Fourquevaulx's berigt aen de koningin Catharina de Medicis van denzelfden dag luidt aldus: Mogt de treurige gebeurtenis, welke ik gedwongen ben u te melden, niet voorgevallen zyn, al had ik daerom ook myn eigen leven moeten verliezen, enz. Zie hier de zaek: De verdwaelde meening dat de koningin zwanger was gaf er voor eenige maenden aenleiding toe dat men haer ontelbare middelen tot behoud des kinds deed gebruiken; waerdoor echter ongelukkiglyk slechts hare maendstonden achterbleven, en toen zy nu inderdaed zwanger werd, is zy geene acht dagen geheel gezond geweest zonder flauwten, bezwymingen en brakingen. Van dit lyden werd zy in de laetste drie dagen zoodanig aengegrepen dat God haer heden middag tot zich riep, na dat zy eenige uren te voren eene welgeschapene dochter van omtrent vyf maenden dragt had geboren, die ook dadelyk gedoopt werdGa naar voetnoot1. De koning, haer echtgenoot, had haer des morgens voor het krieken van den dag bezocht, wanneer zy zeer verstandig en zeer christelyk sprak en van hem voor altoos afscheid nam, zoodat nooit eene vorstin zich beter en heiliger toonde. Daerna beval zy hem hare dochter, uwer Majesteits vriendschap, den vrede, hare dienstboden, en hield daerby nog andere redenen, die bewondering verdienden en het hart eens goeden echtgenoots, gelyk de koning wasGa naar voetnoot2, konden verscheuren. Hy antwoordde even gemoedelyk, beloofde al hare beden te vervullen, en voegde er by dat hy | |
[pagina 232]
| |
niet geloofde dat haer einde zoo nakend was. Toen begaf hy zich (zoo als men my gezegd heeft) treurig en beangstigd weder in zyne kamer.
In den nacht biechtte de koningin, maekte heur testament, ontving, tegen den morgen, het lichaem des Heeren, en op haer verlangen, ook het laetste olyssel. Eerst tusschen vyf en zes uren vernam ik, door don Juan Manriquez, het groot gevaer, en ging dadelyk, met den heer De Lignerolles, tot de koningin. Zy herkende ons, en sprak tot my: Heer afgezant, gy ziet my op het punt deze ellendige wereld te verlaten, om tot een ander aengenamer ryk over te gaen, waer ik voor eeuwig by mynen God denk te zullen zyn. Zeg aen de koningin, myne moeder, en den koning, mynen broeder, dat zy myn dood geduldig verdragen en zich daermede getroosten dat geen geluk op aerde my ooit zoo veel genoegen verschaft heeft als het uitzicht om mynen schepper te bereiken. Dan zal ik beter in staet zyn hun dienst te bewyzen en God bidden dat hy hen en myne broederen lang in zyne heilige bescherming neme. Verzoek hun, in mynen naem, dat zy voor hun koningryk zorg dragen, opdat de aldaer verspreidde ketteryen een einde nemen. Ik zal daerentegen God bidden dat hy hun daertoe de middelen verleene; dat zy myn dood geduldig vernemen en my voor gelukkig houden.
Ik gaf ten antwoord: Ik hoop dat Uwe Majesteit, met Gods genade, nog zoo lang zal leven om eenmael te zien welke verordeningen de koning en de koningin in Frankryk zullen tot stand brengen en hoe God aldaer, naer uwe wenschen, zal worden gediend. De koningin hernam: Ik wensch dat dit geschiede; maer niet dat ik het zie, want ik wil liever weldra dat zien, hetgeen ik hoop. - Ik poogde haer, zoo veel mogelyk, moed in te | |
[pagina 233]
| |
spreken; maer zy zeide: Gy zult welhaest erkennen hoe na ik by myn einde ben. Ook geeft my God de genade de wereld en heure grootheid te verachten en alle hoop in hem en Jezus Christus te stellen. Nooit heeft my eene zaek minder bekommernis (soucy) veroorzaekt dan te sterven. Na eenigen tyd vroeg ik haer of zy my niet iets byzonders (quelque particularité) voor Uwe Majesteit had op te dragen? Zy antwoordde: Neen! alleen mogt gy u, om Gods wil, niet over haer verlies bedroeven, dewyl zy heen ging tot de zaligen, hetgeen het beste was wat men haer wenschen kon. Daer zou zy Uwe Majesteit verwachten nadat God U uit de overspanningen en uit de ellende zou hebben getrokken, welke gy voor het welzyn des konings en zyner onderdanen lydt. Zy bad ook haren broeder zich als koning en heer te gedragen omdat hy zulks aen zyn koningryk en zynen onderdanen verschuldigd is. Dit en meer ander, hetwelk ik uit grooten angst niet kon onthouden, sprak de koningin, want ik had veeleer troost noodig, dan dat ik dien zelf kon bedeelen. Op gelyke wyze sprak zy met den heer De Lignerolles, en werd dan door haren biechtvader vermaend, waerop zy, als vrome christinne en met volle bewustheid antwoordde tot byna een kwartier uers vóór haer verscheiden. Toen geraekte zy in onrust (travail), die echter spoedig voorbyging, zoodat zy zoo zacht stierf dat men het oogenblik niet kan doen kennen waerop zy den geest gaf. Doch nog eenmael opende zy, helder en glansend, de oogen, en het scheen of deze my iets bevolen; ten minste waren zy op my gerigt. Dadelyk daerna verwyderden wy ons, en lieten paleis, stad en volk in tranen; want allen, grooten en kleinen, | |
[pagina 234]
| |
betreuren haer als de beste koningin die zy ooit hadden of immer zullen hebbenGa naar voetnoot1. In het antwoord van Karel IX aen Fourquevaulx, van den 15 october 1568, en de onderrigting van den kardinael De Guise, dien hy naer Madrid zond om den koning zyn leedwezen te betuigenGa naar voetnoot2 bevindt zich niet de geringste aenwyzing eener verdenking dat de koningin een geweldigen dood gestorven zy. Daerentegen schynt Catharina de Medicis (anderen welligt naer zichzelve beoordeelende) alleszins argwaen te voeden wanneer zy van Fourquevaulx nog nauwkeuriger narigten verlangt en zegt: Ik verzoek u echter u met gewoone bescheidenheid en derwyze te gedragen als gy noodig en betamelyk zult vinden. Bevlytig u om met alle gesprekken bekend te worden, welke over dit sterfgeval zullen worden gevoerd, ten einde ons die te melden tegelyk met al hetgeen gy voor de dienst myns zoons nuttig mogt achten. Des niettegenstaende wist de gezant in de latere berigten noch daedzaken, noch geruchten by zyn eerste verhael te voegen. Alleenlyk schryft hy den 30 october: dat hy en Lignerolles, de eenigsten onder al de gezanten, met den koning gesproken hadden. Philips betuigde nogmaels zyn smart over de dood der koningin, en verheugde zich dat de koning van Frankryk voornemens was strenge maetregels omtrent de ketters te nemen. Den 6 february 1569 meldt de kardinael De Guise: Op myne rouwbetuigingen antwoordde koning Philips dat hy geen beter troostmiddel gevonden had dan | |
[pagina 235]
| |
datgene van hetwelk uwe majesteiten hebben gebruik gemaekt: de gedachtenis van het eenvoudige en voortreffelyke leven zyner echtgenoote en van haer christelyk en gelukkig uiteinde. Al hare bedienden, vrouwen en jonkvrouwen wisten hoezeer hy haer steeds bemind en hoe hy haer behandeld had, en de buitengewoone smart, welke hy over haren dood gevoelde, gaf daervan tevens een openlyk getuigenis. - Hierna prees hy hare hoedanigheden en deugden op alle wyzen, en voegde er by dat, indien hy nog tot de keus van eene vrouw mogt overgaen, hy zou wenschen er zulk eene te vinden. Den 6 juny 1573 werden de lyken van Carlos en Elisabeth met groote plegtigheden in het Eskuriael bygezet. Al het volk volgde de laetste en noemde haer een heiligeGa naar voetnoot1. Wanneer ik al de hier voorgelegde bescheiden met de overige reeds gekende berigten en navorschingen vergelyk, zoo biedt zich genoegzame stof tot eene lange kritische verhandeling aen. Dewyl echter het oogmerk dezer brieven alleen daerin ligt onbekende bronnen aen te wyzen, en derzelver benuttiging aen anderen over te laten of haer elders te pas te brengen, zoo moge het volstaen hier de volgende punten als bewezen of bewysbaer voor te dragen: 1o Carlos had, van den begin af aen, eene naer het lichaem zwakke en naer den geest boosaerdige inborst. Dit laetste kwaed steeg door driftigheid tot waenzin, ofschoon er heldere en rustige oogenblikken tusschen beiden kwamen. 2o In zulke uiterste drift kan de haet, dien hy onloochenbaer tegen zynen vader voedde, gedachten en uitdrukkingen hebben doen ontstaen welke op des laet- | |
[pagina 236]
| |
sten dood zinspeelden. Nauwelyks echter weet men te zeggen in hoe verre hier eigenlyk voornemen, overweging en vatbaerheid tot berekening plaets grepen. 3o In allen gevalle was Carlos tot heerschen onbekwaem, en waren er redenen tot een streng opzicht over hem voorhanden. 4o Hy en de koningin zyn eenen natuerlyken dood gestorven, en nooit bestond er tusschen hen de geringste liefdesbetrekking.
F. RENS. |
|