Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 3
(1839)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina t.o. 443]
| |
[pagina 443]
| |
Vertalingen van het kerkgezang: Stabat Mater Dolorosa.De Moeder Gods is in de middeleeuwen voor schilders, beeldhouwers en dichters het meestgeliefkoosde voorwerp van kunstbeoefening geweest: Zy was voor hen, en voor onze zoo gemoedelyk-christene voorvaders in het algemeen, de geheimzinnige rooze der poezy (rosa mystica), het ideael der maegdelyke schoonheid, de koningin der hemelen, het hoogste toonbeeld van moederlyke liefde, de voorsprekerin van het menschelyk geslacht by haren Zoon, onzen eenigen Middelaer! Ik bezit een groot getal oude liedjes ter eere van Onze Lieve Vrouwe opgesteld. De meeste zyn vol verheffing en gevoel; doch geen van deze overtreft de verdienste van het latynsche gezang Stabat Mater dolorosa, hetwelk men gewoon is aen Jacobus de Benedictus (Jacopono da Todi) toe te schryvenGa naar voetnoot1. ‘Die vrome monnik, zegt Wieland,Ga naar voetnoot2 heeft tydens de diepste duisternis der middeleeuwen dit lied in de eenvoud zyner ziel, by den drang van zyn gevoel, met innig mededoogen, weemoed | |
[pagina 444]
| |
en boetvaerdigheid uitgestameld, geenszins om, door zyne platte rymen, aenspraek te maken op de lauream Apollinarem: neen; maer zyne strophen zyn louter uitboezemingen van eenen eenvoudigen kloosterling, die, in godsdienstige verrukking, het kruis van zynen goddelyken verlosser omarmt, en in de smarten der heiligste moeder begeert deel te nemen. By het hooren van dit stuk ziet men, als het ware, den dichter, op eenen goeden vrydag in zyne kleine donkere cel voor een crucifix geknield, zyn gebed storten, en by de strophe: Fac me plagis vulnerari,
Cruce hac inebriari
Ob amorem Filii,
hem werkelyk, in de dronkenschap der liefde, blakend van godsdienstig gevoel, zyne tuchtroede aengrypen, en zich bloedig geeselen, om met zynen gekruisten zaligmaker en dezens moeder te lyden.’ Om te toonen hoe ryk onze vlaemsche letterkunde aen allerlei slach van vertalingen in versen is, wil ik hier eenige vlaemsche berymingen van dat stuk mededeelen, gevolgd door een drietal hollandsche overzettingen. Met verwondering zag ik, dat dit fraye gedicht niet voorkomt in het boekje getiteld Himni, quorum usus est in ecclesiastico dei cultu, una cum aliquot praeclaris canticis, prosis et orationibus, positi in latino idiomate atque etiam Teutonico, utroque textu sibi mutuo respondente: in gratiam et extimulationem piarum mentium in Deum, diligenti opera et studio fratris Caroli Wynkii, Yprensis, Sacroe Theologioe Baccalaurei, ordinis Proedicatorum. Gandavi apud Gislenum Manilium, 1573, in-12oGa naar voetnoot1. | |
[pagina 445]
| |
Het ontbreekt ook aen geene vrye navolgingen (of zeg ik liever imitatien) van het Stabat Mater, en een der beste is de Clachte van Maria beneven het cruys in de Goddelycke lofsanghen van Justus de Harduyn,Ga naar voetnoot1 vooral wanneer men er eenige kleine verbeteringen aen toebrengt. Men oordeele! Gy, boven allen schoone,
Hoe mag 't geschien
Dat gy dus hangt ten toone
Voor alle liên?
Dat gy dus hangt genageld
Vlak in den wind,
Beregend en behageld,
Mijn liefste kind?
Gy die 't hebt al geschapen?
Wat vreemd bestier!
Hebt gy geen plek om slapen
Geen plek, dan hier?
Waer mag uw bed dan wesen
Soo fraey bebloemd,
Door uwe bruyd voor desen
Soo staeg geroemd?
Voor wie deed sy 't dan maken
Dat ledekant,
't Welk sestig man bewaken
Met 't scherp in hand?
| |
[pagina 446]
| |
O, 'k voel my 't hart ontzwenken
Op dit gesicht!
Wie sou zulks van U denken,
O eeuwig licht?
Wee my, bedrukte moeder!
Wee my, wat raed,
Als 't nu, o mijn behoeder,
Met U soo gaet?
Zyt gy dan dood, myn sone?
Is 't dan gedaen?
Zijt ge (aen mijn hulp gewone)
Dus vroeg ontgaen?
Ach Simeon, vol weerden,
Ach, ach, wat smert!
Nu gaen uw seven sweerden
My dweersch door 't hert!
O cruys, sijt neêrgebogen!
Op dat ik dus
Hem, die mijn borst gezogen,
Voor 't laetste kuss'!
Opdat ik in mijn armen,
O zalig hout!
Voor 't laetste mag verwarmen
Dit lichaem koud.
Kom, Jesus, wilt my leyden:
Ik volg U naer;
'K en wil van u niet scheyden,
Lief wederpaer!
Met U te mogen sterven
Waer mijn geluk;
Maer U te moeten derven
Mijn grootste druk!
Komen wy nu tot onze oude vertalingen van het Stabat Mater terug. Zie hier dezelve, volgens tydsorde: | |
[pagina 447]
| |
IGa naar voetnoot1.Maria stont met groten rauwe,
Seere bewent met goeder trauwe,Ga naar voetnootVs 2
Biden cruce daer Jesus an hinc,
Met drouver herten moest soene scouwen,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Haer lieve kind, dorsteken, doorhouwen,
Tzwert des rouwen haer herte dorghinc.
| |
[pagina 448]
| |
Hoe drouve ende hoe onblide
Was die moeder Gods ghebenedide,
Om haer kint, den waerden zone,
10[regelnummer]
Doe zoe hem zach die pine liden,
Al dorsteken up eene zide,
Ghecroont met eene felre crone.
Wie es die niet wenen en mach
Met Marien, ende dit gheclach
15[regelnummer]
Helpen draghen, ende dit torment,
Dat zoe scauwede zonder verdrach,Ga naar voetnootVs 16
Als up ten goeden vrindach
Daer Jhezus leet zijn zware [ellent].Ga naar voetnoot18
Soe sachene vor smenschen zondenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Haer lieve kint den fellen honden
Te leveren ter pine ant hout;Ga naar voetnoot21
Soe sachene daer zo zere wonden
Dor handen, dor voeten, ter herten gronde,
So dat zijn lechame wert al cout.
25[regelnummer]
Hier omme, moeder alre minnen,Ga naar voetnoot25
Doet ons verdrouven onze zinnen,
Dat wi bekennen dat grote wee,Ga naar voetnoot27
Dat onze herte ontsteke van binnen,
Met Gods minne, dat wi bekinnen
30[regelnummer]
Gods rike ende beghere nemmeer.Ga naar voetnoot30
Nu, helighe moeder, doet als ghi...
Dat Jhesus minne met ons zi;
Dat onze herte ontsteke van binnen
Met Gods minne, dat wi bekinnen,
| |
[pagina 449]
| |
35[regelnummer]
Ende dat Jhesus minne met ons zij,Ga naar voetnootVs 33, 34 en 35
Dat oerboerlijc es onzer zielen,
Ende doet ons wenen zo metti,Ga naar voetnoot37
Dat Jhesus wonden planten in mi,
Ende zi mi gansen ende heelen,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Die hi om onzen wille leet,
An zijn cruce, naect ontcleet,
Daer hi staerf na smenschen gelike.Ga naar voetnoot42
Dat hi ons gheve sulc beleetGa naar voetnoot43
Als onze ziele doet ghesceetGa naar voetnoot44
Van onzen lechame, zijn hemelrike.
Tusschen de 30e en 40e regels van dit stuk heeft de afschryver eenige versen overgeslagen, en andere ten tweedenmale ingevoegd. Al de coupletten zouden zesregelig moeten wezen. Het gebruik der letter z is zeer merkwaerdig in dit stuk. Nopens den ouderdom, en het handschrift waerin hetzelve voorkomt berigt my de eerwaerde heer J.V. uit Brugge, hetgene volgt:
‘Dat onze boekzalen nog vele taelkundige schatten, die nooit in het licht gegeven zyn, behelzen, wordt dagelyks bewezen door het ontdekken van nieuwe stukken. Onder de oude handschriften bevinden zich menigvuldige gebedenboeken, in het latyn geschreven, en met loof- of bloemwerk rykelyk versierd. Doch men treft er weinig in het vlaemsch aen. Een der fraeiste van dit laetste slach berust ter bibliotheek van het bisschoppelyk seminarie, te Brugge. Wy zullen daervan een beknopt inhoudsoverzigt geven. Het boekje, in klein octavo-formaet, op perkament, is, sa- | |
[pagina 450]
| |
mengesteld uit onderscheidene stukken, door eenen onbekenden dichter vervaerdigd. De manier van schryven en de zamenvlechting van het loofwerk, dat den kant van elke bladzyde versiert, schynen aen de laetste helft der XIVe eeuw toe te behooren. Het eerste stuk, waermede dit boekje aenvang neemt, zyn de Getyden van O.L.V., welke de dichter door deze regelen doet voorafgaen: Dit zijn die ghetide van Onser Vrouwen,
Ghemaect na den groten rauwe
Die zoeGa naar voetnoot1 hadde upten dach,
Dat soe haer lieve kint passien zach.
Ende dit ghetide maecte die paues
Jan, die de XXIIste was
Also gheheten, ende heift geset
XL jaer oflaets in dit selve gebet,
Die elken mensche zonderlinghe
Verdienen, die gone diet vulbringhe:
Maer, omme dat menich niet ne weet,
Die tlatijn niet en versteet,
Wat hi bidt ende wat hi doet,
Anders dan zine meninghe es goet,
Soe hebbict, bider Gods jonste,
In dietsche gemaect, zo ic best conste.
Deze vertaling kan niet ouder zyn dan het jaer 1334, in hetwelk paus Jan XXII overleedt. Dan volgen achttien strofen van acht verzen, uitbreidende het latynsch gezang Salve flos florum, met eene uitbreiding van den psalm Miserere, in 320 dichtregelen. Na zes bladzyden van berymde gebeden, komen vervolgens 10 strofen, ieder van twaelf regelen, handelende van ons Heren wonden. De heeren J.A. Clignett en | |
[pagina 451]
| |
J. Steenwinkel, in hunne uitgaef van den Spiegel Historael (D.I. Bl. XLIX.) schryven die strofen aen Van Maerlant toe; doch my dunkt ten onregte, dewyl men daerin de zelfde schryfwyze ontmoet als in de andere stukken van ons handschrift. Eene vertaling in rym van het Stabat Mater dolorosa sluit dit gebedenboekje. Ten einde de taelminnaers zouden kunnen oordeelen over de verdienste van den vertaler, deel ik u hier dit lofgezang mede: het bestaet uit zeven strofen, alle regelmatig, behalve de zesde, die drie verzen meer bevat dan de andere.’ | |
II.Beweent ende alle vul van rouwenGa naar voetnootVs 1
Stoet de moeder, doe doorhouwenGa naar voetnoot2
Haer kint anden cruce hinc,
Welke ziele ende herte,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Om sine over grote smerte,
Tsweert van rouwen dor ghinc.
Laes, hoe seerich was van sinne
Die saleghe coninghinne,
Moeder skints dat eenich es.
10[regelnummer]
Ay, hare ontginc dat herte al gheheel,
Doe soe sach dat zware ordeelGa naar voetnoot11
Haers edels soens, sijts ghewes.
Wie eist hine moeste weenen,Ga naar voetnoot13
Die Christus moeder so verdwenenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Saghe ende troests so bloet;Ga naar voetnoot15
Hoe mochte yement tseer ghelatenGa naar voetnoot16
Dat so dreef, seer buten maten,
Om haers liefs kints groten noot?
| |
[pagina 452]
| |
Om tmesdoen van sinen liedenGa naar voetnootVs 19
20[regelnummer]
Sach so Jhesum sonder miedenGa naar voetnoot20
Gheeselen, sijn vleesch oec gheteest.Ga naar voetnoot21
Soe sach oec, lacen, haer soete kint,Ga naar voetnoot22
Dat voor haer an den cruce hinc,
Sterven, als hi gaf den gheest.
25[regelnummer]
Ay moeder, der minnen fonteyne,
Doe mi beseffen dijnre weyneGa naar voetnoot26
Cracht, dat ic met u verhueghe;Ga naar voetnoot27
Doe in Christus minne ontsteken
Therte mijn, sonder af breken,
30[regelnummer]
Dat ic hem ghenouchen mueghe.
Heleghe moeder, wilt bestaen
Ende dtorment dore doen gaen
Van den ghecruusten mijn herte;
Wilt mi oec deelachtich maken
35[regelnummer]
An dat u sone wilde smaken
Over mi, die zware smerte.
Doe mi waerlic met u weenen
Den ghecruusten; stel mijn meenenGa naar voetnoot38
Drouvende, tote in mijn hende,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Biden cruce oec met u staen.
Ay, doet mi dat int herte gaen
Dat ics mijn begeeren vinde.Ga naar voetnoot42
Ay maghet alre maegden fijn,
Nu wilt mi goedertieren sijn,
45[regelnummer]
Ende met u doen verbliden;Ga naar voetnoot45
Doe mi ghedincken Christus doot:
Dat sine passie, sine noot
Mine herte al door sniden!
| |
[pagina 453]
| |
Doe dat mijn herte si ghewont
50[regelnummer]
Met sinen wonden, talre stont:
Laes, men noint zware sach!Ga naar voetnootVs 51
Wilt mi ontsteken ende gloeden
An sijn torment, ende verhoeden,
Alsi comt, de doemsdach.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Met Christus cruce, oec met siere doot
Bescremt mi van tsviants nootGa naar voetnoot56
Hier neder in eerderike.
Als hi sterft, mijn lichame,
Impetreert mier zielen ane
60[regelnummer]
De bliscap van hemelrike!
AMEN.
Uit een HS der XVe eeuw, op papier, in-folio, berustende in de Bourgondische bibliotheek te Brussel (Inventaire nis 837-845), folio 157, verso. De vertaling is regel op regel gevolgd, en, op een paer rymen na, veel getrouwer dan die van het Brugsche HS. | |
III.[Hier zou een derde oude vertaling uit de XVe eeuw moeten volgen, welke men aentreft in een gebedenboekje op perkament, te Ryssel, en bevattende twaelf strophen, elk van zes regels; doch de kopy, my daervan beloofd, heb ik tot dus verre niet ontvangen. Mone spreekt van deze vertaling, gelyk ook van de vorige, in zyn Uebersicht der niederl. Volksliteratur, bl. 153 en 154. Zy begint met deze regels: Die moeder die stont vol van rouwen
Weenende onder den cruce met rouwen.
| |
[pagina 454]
| |
en eindigt met den volgenden: Ten paradise der glorien. Amen.
De heer en Mr L. Ph. C. Van den Bergh, te Utrecht, heeft in Frankryk eene berymde vertaling van het Stabat Mater gevonden. Waerschynlyk is dit hetzelfde stuk.] | |
IV.Het stondt een moeder reene
Neffens dat cruyssen hout,
Seer druckelijck in weene,
In liefde niet verkout:
5[regelnummer]
Met pijne menichfout
Sach sy haer soon eerbaer
Hanghen, als puer reyn gout
In 't vier des lijdens swaer.
Wiens medelijdend' herteGa naar voetnootVs 9
10[regelnummer]
'T sweerdt druckelijck doorsneedt.
Ach, hoe was doen in smerte,
Bedruckt, benaut, besweet,
Godts moeder, als groot leedt
Haer soon ghebenedijdt
15[regelnummer]
Wierdt aenghedaen seer wreedt!
Voor haer noyt droever tijdt.
Wie isser doch in wesen
Die niet bedroeft sou zijn,
Dat hy saghe ten desen
20[regelnummer]
Christi moeder divijn
In sulk een sware pijn?
Wie sou beschreyen niet
Die saegh op elck termijnGa naar voetnoot23
Haer lijden en verdriet?
| |
[pagina 455]
| |
25[regelnummer]
Om de schuldt en misdaden
Van al sijn volck onvroet,
Sach sy met druck beladen
Van hoofde tot den voet
Jesum, doorwondt, bebloet:
30[regelnummer]
Sy sach in 's drucks foreestGa naar voetnootVs 30
Sterven haer sone soet,
Als hy gaf sijnen gheest.
O fonteyne der liefde,
Moeder getrouwe, jont
35[regelnummer]
Dat ick, als die gheriefde,Ga naar voetnoot35
Mach in des herten gront
Smaken de kracht terstont
Van sijn lijden ende gru;Ga naar voetnoot38
Dat ick alsoo doorwondt
40[regelnummer]
Mach weenen hier met u.
Doet doch mijn herte branden
Tot Godt nacht ende dach;
Bindt met der liefden banden
Int hert' al sijn verdrach,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Dat ick behaghen mach
Hem, soo doorwondt voor my.
Sijn pijnen met beklach
In my bedeelt doch ghy!Ga naar voetnoot47, 48
Beweecht mijn herte binnen,
50[regelnummer]
Soo langh ick leve kranck,
Om met u te versinnen.Ga naar voetnoot51
Des kruyssen lijden stranck.
't Is doch al mijn verlanck
Met een druckich vermaen
| |
[pagina 456]
| |
55[regelnummer]
Met u nemen den ganck,
Om neffens 't kruys te staen.
Maechdt der maeghden verheven,
Doet my hier Christi doot,
Sijn passie, bitter leven,
60[regelnummer]
Draghen in 't herte bloot;
't Zy in vreucht oft in noot,
Door een liefde onbevleckt
Ghedencken al d'aenstoot
Van Godt, mensche perfect.
65[regelnummer]
Maeckt my door u doch vierich,
Moeder en maechdt bekent;
Bevrijt my van 't dangierich
Vier, en d' eeuwich torment;
Door Christi kruysse wendt
70[regelnummer]
Van my 't sondich ghetreur;
Jont in mijn lesten endt
Des blijdschaps soeten gheur.
Getrokken uit Het paradys der gheestelyker vreuchden, verciert met uytghelesen gheestelyke liedekens, Antwerpen by J. Trognesius, 1617, in-12o, bl. 37. Het staet ook in Het prieel der gheestelicker melodye, inhoudende vele schoone leysenen, [vierde druk]. Antwerpen., by H. Verdussen, 1620, klein 8o. bl. 105, en in den druk van 1630, by den zelfden Verdussen, bl. 105; - In de Geestelijcke Harmonie van veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijke kerckelijcke lofsanghen, leysenen ende liedekens. Emmerick, 1637, in-8o, bl. 78, en in verscheidene andere liedekensboeken. | |
V.Jesus moeder stond vol smerte
Neffens 't cruys met weenend herte,
| |
[pagina 457]
| |
Als haer sone daer aen hing:
Wiëns siel bedroeft met suchten,
5[regelnummer]
Ooc berooft van 's blijschaps vruchten,
Een scherpsnijdend sweert doorging.
Hoe bedroeft van alle sijde
Was doen die gebenedijde,
Moeder van haer eenigh kind,
10[regelnummer]
Welcke beefd', als sy sagh strijden
Haeren soon, met soo veel lijden,
Dat ter dood hem dreef geswind.
Wie en soude niet zijn banghe,
Die gods moeder saegh soo langhe
15[regelnummer]
Staen in een soo groot getreur?
Wie sou sich van druc onthauwen,
Die Gods moeder wild' aenschauwen
Met haer sone, deur en deur?
Om des menschens boose trecken
20[regelnummer]
Sagh sy Jesum fel uytrecken,
Van sijn joden aldermeest.
Haer lief kindt aensagh sy sterven
G'heel verlaten van sijn erven,Ga naar voetnootVs 23
Als hy uytgaf sijnen gheest.
25[regelnummer]
Moeder der bermhertigheden,
Laet my al de swaerigheden
Met u voelen, die ghy lijdt.
Maect doch dat een offerande
Zy mijn hert, en stadigh brande
30[regelnummer]
In u soons liefd' allen tijdt.
Maect, o moeder, dat doorsnijden
Christi wonden, en sijn lijden
Pijnelic het herte mijn.
Al de weên voor my gheleden
35[regelnummer]
Van u lief kind in sijn leden,
Maect dat sy half mijne zijn.
| |
[pagina 458]
| |
Met u laet my traenen ghieten,
Des ghecruystens leedt ghenieten,
Soo langh als ic leven magh.
40[regelnummer]
Neffens 't cruyce gheerne blijven
Met u wil ic, en bedrijven
Alle droefheyt, elcken dagh.
Maegt der maegden, d' hoogste alleene,
Stuer zyt my niet, maect ic weene
45[regelnummer]
Met u, naer mijn beste cracht.
Den dood Jesu doet my draegen,
Al sijn smerten ooc beclaegen
Met mijn sinnen, dagh en nacht.
Doet my geesselen met sweepen:
50[regelnummer]
Laet my ooc het cruyce sleepen
Om de minne van u kind.
In des liefdens brand ontsteken
Maect, o Maegd, voor mijn gebreken
God my recht in 't oordeel vind.
55[regelnummer]
Doet het cruyce my bewaeren,
Christi dood van alle vaerenGa naar voetnootVs 56
Ooc beschermen, deur ghenaê.
Als het lijf sal moeten sterven
Maect de siele mach beerven
60[regelnummer]
't Hemelrijc, en daer toe gae.Ga naar voetnoot60
Getrokken uit De baene des Hemels ende der Deugden; vol schoone ghebedekens, liedekens, vermaeninghen ende meditatien: naer maete, dicht, ghetal, ende ophef ghestelt door Anselmus Boetius De Boodt, licentiaet in beyde de rechten ende medecine. Te Brugghe by N. Breyghel, 1628, in-8o bl. 276. Deze De Boodt was in zynen tyd een der beroemdste natuerkundigen, en lyfarts van keizer Rodolf den II, na wiens dood (1612) hy in zyn vaderland terug keerde. Des dichters levensberigt vindt men in F.V. Goethals Lectures, | |
[pagina 459]
| |
tome IV, p. 98. By het bearbeiden van zyne vertaling, in welke de inversien niet gespaerd zyn, had hy vermoedelyk de Hortulus animae, gedrukt te Nuremberg in 1503, of eene andere Hoogduitsche uitgave van kerkzangen voor zich, die hy aen het hof van genoemden keizer had leeren kennen; want de oude Hoogduitsche vertaling van het Stabat Mater begint met de zelfde rymen als de zyne: Die Mutter stund vol Leid und Schmerzen
Bei dem Kreuz mit schwerem Herzen,
Da ir liebes Kind ane hieng,
Deren seufzende traurige Sele
Ganz vol kummers und grosser Quele
Der Mitleidens Schwert durchgiengGa naar voetnoot1.
| |
VI.By 't kruys betraend de moeder stond,
Bedrukt tot in des herten grond,
Als haren soon daer was ghehanghen,
Wiens siel het sweerd van bitterheyd,
5[regelnummer]
Soo Simeon haer had voorseyd,
Doorsneden heeft, met rauw bevanghen.
Hoe was sy door den druck verflauwd,
Door droefheyd in haer hert benauwd
Dees' moeder, van Gods soon verkoren,
10[regelnummer]
Als sy de pynen overgroot
En een soo schandelijcke doodt
Van Jesus sagh, soo hooghgheboren.
Wat mensch sou wesen soo verherdt,
Als hy Gods moeder siet vol smert,
15[regelnummer]
Die niet sou hebben medelyden?
Wat mensch sou wesen soo versteend,
Als hy Gods moeder siet beweend,
Die sich sou konnen dan verblyden?
| |
[pagina 460]
| |
Voor syns volcks sonden grof en groot
20[regelnummer]
Sy Jesum sagh droef totter doodt,
En onderworpen duyzend plaegen;
Sy sagh hem sterven bloot en naeckt,
Als hy verlaeten, heel mismaeckt
Heeft synen gheest God opghedraeghen.
25[regelnummer]
O Moeder van de liefde soet!
Uw droefheyd my ghevoelen doet!
Wilt my ook van uw smert gherieven;
Doet branden siel', en hert, en sin,
Opdat ick Christum gants bemin,
30[regelnummer]
En boven al hem magh believen.
O heylghe Moeder, my dit jont,
Dat wesen magh myn hert doorwondt
Met des ghekruysten Jesus plaeghen!
De helft my van syn pynen gheeft,
35[regelnummer]
Die hy voor my gheleden heeft,
Dat ick met hem oock magh verdraeghen.
Gheeft my, dat ick den traenenvloed
Met u magh storten in oodmoed
Uyt derenis, soo langh ick leve:
40[regelnummer]
Om neffens 't kruys met u te staen,
En nimmermeer van daer te gaen,
Ghewillighlyck ick my begheve.
O Maeghd der Maeghden, weerd gheert,
't Ghesicht van my niet af en keert,
45[regelnummer]
Maer laet my uws soons wonden proeven,
Dat ick de dood van mynen heer
Hier en verghete nimmermeer,
Maer magh in 't hert syn lyden groeven.
Maeckt dat ick aen dit kruys ghegord
50[regelnummer]
Gants door de wonden droncken word',
Uyt liefd' van uwen soon verheven;
Op dat ick met syn vier verwermdt
Door u, maeghd, wesen magh beschermdt,
Wanneer hy sal syn oordeel gheven.
| |
[pagina 461]
| |
55[regelnummer]
Maeckt dat 't kruys my bewaer van 't quaed,
En Christus dood my kom' te staed',
Dat ick syn gracie noyt magh derven.
Zoo haest myn lichaem overlyd
Maeckt dat myn siel alsdan verblyd
60[regelnummer]
Des hemels glorie magh beerven.
Uit de Rymende uytlegginghe naer den letterlycken, verholen ende sedelycken sin van de psalmen ende van de lofsanghen, enz. overgeset en gedicht door den eerw. heer ende meester Peeter De Vleeschoudere, pastoor van Ter Alphene. Brussel, by Jan Mommaert, 1660, in-4o, bl. 239. | |
VII.Jesus nat bekrete moeder
Stont by 't kruis, daer ons behoeder,
Haer beminde zoon, aen hing;
En haer docht, terwijl ze steende,
5[regelnummer]
Hem betreurde, en drukkigh weende,
Dat een zwaert door 't harte ging.
Och! hoe drukkigh, hoe vol rouwe
Was die zegenrijkste vrouwe,
Moeder van Godts eenigh kint?
10[regelnummer]
Die, met een weemoedigh harte,
Bevende aenzagh al de smerte
Van haer vrucht, by God bemint.
Och! wie zou in 't hart niet snijden,Ga naar voetnootVs 13
Zoo hy, in dat deerlijk lijden,
15[regelnummer]
Kristus lieve Moeder zagh?
Och! wie zou zich niet bedroeven,
Zach hy 't hart beklemt van schroeven,
Om den Zoon, die 'r onder lach?
Zy zagh Jesus pijn en stramen
20[regelnummer]
Lijden van ons al te zamen,
| |
[pagina 462]
| |
En hem sterven met geschal;
Toen die waerde en uitverkozen
Treurigh, als een troostelozen
Zijnen geest aen Godt beval.
25[regelnummer]
Bron van moederlijke minne,
Stortme mé 't gevoelen inne
Van medoogen en geklagh:
Doe mijn koude hart verlangen
Om mijn Heilant aen te hangen,
30[regelnummer]
Dat ik hem behagen magh.
Heilge Moeder, allerkuischte,
Druk de wonden des gekruiste
Krachtelijk in mijn gemocdt:
Laet ik ook met u bezuren
35[regelnummer]
Uw gewonden Zoons quetzuren,
Die my vrijkocht met zijn bloet.
Dat ik yvrigh u geleie
En 't gekruiste lam beschreie,
Al de dagen die ik leef.
40[regelnummer]
'k Wensch uw kruis te helpen dragen,
En by 't kruis met u te klagen,
Schoon een ander u begeef.
Puik der maegdelijke looten,
Wil mijn bede niet verstooten:
45[regelnummer]
Laet my aen uw zijde staen,
Kristus doot mijn ziel genezen:
Laet ik die deelachtigh wezen:
Laet ze in 't hart geschildert staen.
Laet zijn hartquetzuer my raken,
50[regelnummer]
En zijn bloet my dronken maken
In de liefde van Gods Zoon.
Reine Maeght, gy doet me blaken:
Uw gebedt zal voor my waken,
En my vryen voor Godts troon.
| |
[pagina 463]
| |
55[regelnummer]
Laet het kruis mijn ziel bedekken,
Kristus doot mijn schilt verstrekken,
En my koestren met genâ.
Als dit lichaem komt te sterven,
Laet mijn ziel met blijdschap erven
60[regelnummer]
't Hemelsch Paradijs hier na.
Vertaling van Vondel (Gezangen IIe boek); doch Vondel niet volkomen waerdig. In de eerste coupletten kan men grove fouten aenwyzen: zy krielen van pleonasmen, B.V. terwijl ze steende, hem betreurde, en drukkigh weende! | |
VIII.O wat wee en wat droefheden!
Wat een zweird van bitterheden
Ging er door Marias hert,
Als zy haeren Zoon zag hangen
5[regelnummer]
Aen het kruys! Zy was bevangen
Met een zee van druk en smert.
Ach! hoe droevig moest niet wezen
Deze moeder uytgelezen,
Om Gods zoon, haer eenig kind?
10[regelnummer]
Hoe moest zy van schrik niet beven,
Ziende nu aen 't kruys verheven,
Die van haer zoo werd bemint?
't Hert zou harder zijn als steenen
't Welk aenzien zou, zonder weenen
15[regelnummer]
Onder 't kruys Maria staen,
Als zy nevens Jesus zyde
Zag, en t' saemen met hem lydde
Al wat hem wierd aengedaen.
Voor zijn volk en voor onz' zonden
20[regelnummer]
Zag zy Jesus vol van wonden
| |
[pagina 464]
| |
Van den hoofde tot den voet:
Tusschen Joden, die hem haetten,
Zag z' hem sterven, gantsch verlaeten,
En vergieten al zijn bloed.
25[regelnummer]
Moeder van de zuyvre liefde,
'k Wenschte dat het beliefde
Dat ik met u schrey in ween,
Dat ik Jesus liefde smaeke,
In zijn liefde brand' en blaeke,
30[regelnummer]
Hem beminne maer alleen.
Moeder vol van druk en smerten,
Ik verzoek u uytter herten,
Dat gy zoo veel voor my doet,
Dat ik altyd Christus wonden,
35[regelnummer]
Zoo doorsteken om mijn zonden,
Draegen mag in myn gemoed.
O bedroefste van de vrouwen,
Doet my u gezelschap houwen
Onder 't kruys, en over- al:
40[regelnummer]
Doet my hebben met u beyden,
Zoon en Moeder, medelyden,
Zoe lang als ik leven zal.
'k Wensche met u hier te lyden;
Daerom deelt my t' allen tyden
45[regelnummer]
Van uw pyn en droefheyd mé:
Mogt ik maer in Christus wonden
Zijn verborgen en verslonden;
'k Waer in raste; 'k waer in vreê.
Mogt ik Christus kruys maer draegen,
50[regelnummer]
Daer in nemen mijn behaegen,
Worden dronk' van smert en pijn.
Dan zou Jesus my ontfermen,
En gy, Maget, my beschermen,
Als ik zal in 't oordeel zijn.
| |
[pagina 465]
| |
55[regelnummer]
Dan zal Christus dood en lijden
My in diën dag verblijden,
En my geven nieuwe jeugd:
Dan zal 't lichaem naer zijn sterven
T' samen met de ziel beërven
60[regelnummer]
's Hemels eyndelooze vreugd.
Volgens de gewoone vlaemsche kerkboeken. De vertaler is my onbekend. Met eenige verbeteringen zou dit stuk veel winnen. Vs 5 Zy was bevangen met een zee van druk en smert, en in Vs 51 worden dronk' voor worden dronken, kunnen er waerlyk niet door. | |
IX.Treur, myn ziel, met s' Heilands Moeder:
Ween by 't kruis, daar uw behoeder,
Godes en Maria 's zoon,
Voor uw zonden hangt ten toon.
5[regelnummer]
Hoor de Maagd angstvallig zuchten.
Ach! de ziel schynt haar te ontvlugten
Om de pyn die Jesus lydt.
Zie, hoe 't zwaard haar ziel doorsnydt.
Wil haar jammerklagten hooren
10[regelnummer]
Om haar eenigengeboren.
Zie, hoe d'eedle Moedermaagd
Zoo veel leeds geduldig draagt.
Wie gevoelt zyn smart niet groeijen,
Ach! wie laat geen tranen vloeijen,
15[regelnummer]
Die des Heilands Moeder ziet,
Zoo vol doodelyk verdriet?
Wie kan zich van rouw bevryden,
Ziende 's moeders medelyden
Met haer godlyk eenig kind,
20[regelnummer]
Hoogst geschat, en teerst bemind.
| |
[pagina 466]
| |
Ach! wat angst en smertlykheden
Heeft Maria's hart geleden,
Toen haar waarde Zoon en God
Van zyn beulen werd bespot!
25[regelnummer]
Voor der stervelingen zonden
Zag zy Jesus vol van wonden,
Fel gegeesseld, stout gehoond,
En met doornen wreed gekroond.
Al haar zielangst mag niet baten;
30[regelnummer]
Thans schynt Jesus gansch verlaten;
Zie hier 't zwaarste zieltempeest;
Ach! myn Heiland geeft den geest!
Maagd en Moeder vol genade,
Liefdebronaêr, zonder gade!
35[regelnummer]
Prent uw smart in myn gemoed;
Zoo storte ik een tranenvloed.
Doe my 't zoet der deugden smaken
Doe me in hemelliefde blaken,
Zoo behage ik 't godlyk Lam,
40[regelnummer]
Dat myn zonden op zich nam.
Wil my deze gunst betoonen;
Doe me in Jesus wonden woonen!
Laat zyn kruisdood, zoo vol pyn,
't Voorwerp myner liefde zyn.
45[regelnummer]
Maak me uw deelgenoot in 't stryden!
Sterk myn ziel door Jesus lyden!
Doe my denken aan den hoon
En de wonden van uw' Zoon:
Doe myn medelyden groeijen
50[regelnummer]
Daar ik 't offerbloed zie vloeijen.
Dat uw doodelyke smart
Steeds geprent blyve in myn hart.
'k Wensch by 't kruis met u te weenen;
Jesus zal my troost verleenen,
| |
[pagina 467]
| |
55[regelnummer]
Als ik U in rouw verzell',
En myn hope op Jesus stell'.
Bloem der maagden en ons voorbeeld!
Ach, myn wensch zy niet veroordeeld:
Maak dat my de gunst gebeur',
60[regelnummer]
Dat ik myne schuld betreur'.
Doe my Jesus dood en wonden
Steeds aanbidden en doorgronden.
Jesus reinig' me in zyn bloed,
En bedauw myn dor gemoed.
65[regelnummer]
Ach, doorwondde my de liefde
Die myns Heilands boezem griefde!
Ach, kuschte ik myn kruis en smart
Met een rein en nedrig hart!
In die liefde dus ontsteken
70[regelnummer]
Zal uw hulp my niet ontbreken,
Heilige, allergrootste Maagd,
Als God my ten oordeel daagt.
't Heilig kruis zal my dan sparen,
Jesus zelf myn ziel bewaren,
75[regelnummer]
Zyn genade en hoogst gezag
My beschermen in dien dag.
Als myn ziel dan is verscheiden,
Wil haar hemelwaart geleiden,
Daar ze, in 't juichend zielental,
80[regelnummer]
's Heilands kruisdood loven zal.
Bladzyde 7 der Dichtlievende uitspanningen over zedelyke stoffen door A.G. Te Antwerpen voor Th. Crajenschot, 1778, klein-8o. Het boekje heeft een goedkeuring, gegeven te Antwerpen door den kanonik en boekkeurder A. De Vries, den 1en july 1778. Deze vrye navolging is zeker de beste van al de vlaemsche vertalingen; doch is het wel een vlaemsche? Men mag er sterk aen | |
[pagina 468]
| |
twyfelen. Crajenschot had een boekwinkel te Amsterdam en te Antwerpen. Misschien was de dichter een Brabander, die te Amsterdam woonde. | |
X.Naast het kruis, met schreijende oogen
Stont de Moeder diep bewogen,
Daar de Zoon doornageld hing,
En haar in 't verzuchtend harte,
Overstelpt van wee en smarte,
Een doorborend slagzwaard ging.
Hoe bedrukt, hoe neêrgeslagen,
Moest die zegenrijke klagen,
Om Gods eenig kind, haar Zoon:
Ach! hoe streed zij, ach! hoe kreet zij,
En wat boezempijnen leed zij;
't Roemrijkst kind aan 't kruis ten toon!
Wie kan tranen wederhouwen,
Christus Moeder aan te schouwen,
Door zoo grievend leed verscheurd?
Wie kan, zonder diep erbarmen,
Christus Moeder hooren kermen
Daar zij met haar Zoon dus treurt!
Voor de zonden van de zijnen
Zag zij Jesus reeds in pijnen,
Door de felle geesselstraf;
't Dierbaar kind zag zij hier lijden,
Gansch verlaten doodlijk strijden,
Eer de geest hem nog begaf.
Geef, ô Moeder! bron van liefde!
Dat ik 't leed, dat u doorgriefde,
Met u voel', en met u klaag',
't Liefdevuur mijn hart verwinne,
En ik Godmensch Christus minne,
Dat ik ook aan Hem behaag.
| |
[pagina 469]
| |
Reine Moeder, wil mij geven
Wonden, diep in 't hart gedreven,
Als dees kruisling was ten doel;
Ik de wonden, die hem wondden,
Dus gebonden, om mijn zonden,
Met hem deel' en ook gevoel'.
Mogt ik klagen, al mijn dagen
Waarlijk al die smerten dragen,
Tot mij 't sterfuur overviel!
Mij bij 't kruis met u verëenen!
Met u sterven, met u weenen!
't Is de wensch van mijne ziel.
Maagd, der maagden roem en zegen!
Wees, ai! wees mijn zucht niet tegen;
Gun mij dat ik met u klaag':
Doe mij strijden, doe mij lijden
Christus striemen langs de zijden,
Dat ik steeds daar van gewaag'.
Doe mij door die slagen wonden,
Dronken van dit kruis bevonden,
Dat de liefde uws Zoons vermag;
'k Ben ontvlamd, in liefde ontsteken;
Zelfs moet gij mij vrij doen spreken
In den jongsten oordeelsdag.
Doe mij door het kruis bewaren;
Christus kruisdood moet mij sparen,
Steeds door uw genaê verheugd.
Als mijn ligchaam zal versterven,
Doe mijn ziel dan vreugd beërven!
Paradijsche glorievreugd!
Door P. Van Braam, en opgenomen in de Mnemosyne van Mr H.W. Tydeman en V.G. Van Kampen, III, bl. 275. Deze vertaling is verre weg de getrouwste aen den tekst, ook door het metrum en de rymslagen. | |
[pagina 470]
| |
XI.Met de tranen op de wangen
In het knellendst boezemprangen
By het kruis, dat Jesus droeg,
Stond de Moeder neêrgebogen,
Met in rouw verstarrende oogen,
Die zy nokkend op Hem sloeg.
O! hoe was u 't hart benepen;
Van wat zielsangst aangegrepen;
Hoe doorpriemd met stoot op stoot;
Gy, gezegendste aller vrouwen!
Dus Gods eenige aan te schouwen!
Dus, den wellust van uw schoot!
Wie weêrhoudt zich hier van weenen
Die dees moederborst hoort stenen,
Daar dit wee haar open rijt!
Wie zou 't denkbeeld niet verschrikken,
Jezus Moeder aan te blikken,
Daar zy met en in Hem lijdt!
Jezus, ach! voor onze zonden
Aan den folterpaal gebonden,
En met striemen overdekt!
Jezus, aan het vloekhout hangend,
Naar een droppel vochts verlangend,
Met zijn lekend bloed bevlekt!
Jezus, ach, voor ons verwaten!
Tot de dood van God verlaten!
Schuldloos! om ons aller schuld!
Jezus, leven van haar leven,
Ziet zy in benaauwdheên sneven,
Door geen stervling ooit geduld!
Mocht, ô Moeder, mocht mijn harte
Innig deelen in uw smarte;
| |
[pagina 471]
| |
Met u snikken om dien Zoon!
Mocht het in Zijn liefde blaken!
Mocht ik tot Zijn kruis genaken,
Met een innig rouwbetoon!
Gy, gekruiste! Zie Gy neder!
Gy, voor wie U mint, zoo teder!
Prent uw wonden in mijn ziel.
Moge 't bloed, waarvan zy vloeien,
Dierbre Heiland, my besproeien,
Die aanbiddend voor U kniel!
Laat my 't denkbeeld van Uw lijden,
In dit aardsche worstelstrijden
Steeds verzellen, waar ik ga!
Laat ik op Uw wonden staren,
En haar indruk wel bewaren,
Als het pand der heilgenâ!
Buige ik moedig voor de slagen,
Wat my de Almacht geef te dragen!
Ach, uw liefde maekt ze zoet.
Gy, die voor ons hebt volstreden,
Zijt me op 't voetpad voorgetreden;
't Is geteekend met uw bloed!
Haast verschijnt Gy in de wolken
Voor het oog der wareldvolken,
Op den rechterstoel der aard!
Gy, Gy kent wie U verbeiden!
Gy, gy, zult hem onderscheiden,
Die Uw liefde heeft bewaard!
Vrye navolging van Bilderdyk, en zoo als Bilderdyk-alleen wist na te volgen! Het stuk is geplaetst in de opgemelde Mnemosyne III, bl. 380, en in 's Mans Nieuwe Dichtschakeering I, bl. 99. Wat jammer, dat hy den latynschen dichter niet getrouw gebleven is! Deze richt zyn geheel gezang tot de Heilige Maegd; maer dit was voor den protestant te erg: het | |
[pagina 472]
| |
fac me vere tecum flere scheen hem al te Roomsch! Hy vertaelde zooveel dat heidensch was; waerom zou hy toch ook het roomsche niet hebben mogen overbrengen? Dit herinnert my aen zekere stadsordonnantie van Amsterdam, gebiedende dat men den saters- of ossenkop, welke aen den boog eener brug gezien werd, zoude uitbreken, dewyl de schippers zich moesten buigen telkens dat zy onder die brug doorvoeren, en de menschen dan wel zouden denken dat zy eenen heiligen vereerden.
J.F. WILLEMS. |
|