Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 3
(1839)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 224]
| |
Over de woorden:
| |
[pagina 225]
| |
cabulum, zeer dikmaels by onze ouden verwisseld wordt, zoo gaf my dit gelegenheid om eens nader te onderzoeken wat men eigenlyk toch door antwoord, tegenwoordigheid, enz. verstaen moet; en zie hier wat ik deswegens heb opgemerkt. Van der Schueren in zynen Teuthonista, en Kiliaen in zyn Etymologicum, spreken geen van beide van antwoorden of antwerden, in den zin van overleveren, noch geven geene etymologische verklaring van het woord; immers, hetgeen de laetste op worden bybrengt, is te dwaes om te herhalen. Plantyn, Sasbout, en hunne opvolgers, vertalen respondre. Ten Kate houdt antwoord voor wederwoord of tegen-woord; doch beschouwt tegenwoordig voor hetzelfde als tegenwordig, en als afgeleid van het oudduitsche antwarte of antwarde (praesentia)Ga naar voetnoot1. Weiland, in het eerste deel van zyn Nederduitsch taalkundig woordenboek, bladz. 237, kent slechts de beteekenis van antwoord in zyn tegenwoordig gebruik, en verklaert dat het ‘is zamengesteld van and, grieksch αντι, gothisch anda, angelsaksisch and, dat tegen, weder, beteekent, en van woord. Het is derhalve (zegt hy) zooveel als tegenwoord, wederwoord.’ Hy vergeet dat Adelung, dien hy anders gewoon is te volgen, reeds vroeger een veel betere verklaring gegeven hadGa naar voetnoot2. Bilderdyk wilde aenvankelyk maer volstrekt van geen tegen-woord hooren, en beweerde, in zyne aenteekening op het derde deel van Maerlant's Spiegel historiael, bladzyde 51, dat and op zichzelven nooit als tegen voorkomt; maer dat dit voorzetsel altyd in, op, naer, over, door, enz. in den zin van aenwezigheid of richting tot iets, | |
[pagina 226]
| |
aenduidt; zoo dat hy door een antwoord een toewoord verstond. Naderhand kwam hy van die stelling eenigermate terug, en bekende dat and zoowel tegen als tot te kennen geeftGa naar voetnoot1. Van antwoorden of antwerden, in den zin van overleveren, schynt hy niet geweten te hebben. In zoo verre kennen wy het gevoelen van onze oude en nieuwere taelmeestersGa naar voetnoot2. Laten wy nu eens zien wat elders door antwoord verstaen wordt. Gelyk in ons nederduitsch zoo vindt men dat woord in meestal de andere takken der duitsche tael in eene tweevoudige beteekenis: Het gothisch anda-vaurdi (responsum) wordt, met eene lichte vokaelverandering, anda-vairthi (praesentia). In het oudduitsch verstond men door antwurti, antwurt, antwurdi, antwart, antwert, antwerti, zoowel antwoord als tegenwoordigheid. - Antwurtian, antwurten beduidde niet alleen antwoorden, maer ook overleveren, überantworten, gegenwârtig machenGa naar voetnoot3. In de skandinavische talen heeft men andsvar (of enkel svar, de v als w uitgesproken) voor antwoord (responsum) en andsvara voor antwoorden; doch ook (volgens Ihre's Glossarium suiogothicum) antvarda voor tradere. Dit laetste heet nu in het deensch antvorde of overantvorde; en zoo lees ik in den deenschen bybel, Matth. XXVII, Vs 58: Da befoel Pilatus, at man skulde overantvorde ham legemet (Pilatus beval dat men hem het lichaem zoude overleveren); waer, daerentegen, in het zweedsch staet: Tå bd Pilatus, at han skulle warda honom gifwen. Het noordsche andswar nu staet gelyk met het anglo- | |
[pagina 227]
| |
saksisch andswar, en het engelsche answer, en is verwant met ons zweren (woordgeven), en met het Beyersch suirôn (plechtig overleverenGa naar voetnoot1). Doch de Anglosaksers hadden almede andweardian, andwarden, antwyrden, in de dubbele beteekenis van antwoorden en tegenwoordig zynGa naar voetnoot2. De Friezen gebruiken het subst. antwird, het verb. antwirdjen; maer hebben bovendien andert voor antwoord, voor tegenwoordigheid, en voor woordelyke verbintenis, welke driederlei onderscheidingen men in de oude friesche wetten, boek I, § 55, 56 en 58, aldus aentreft: Al deer di fria Fresa truch claghe toe how bodet wirth, ende hi to andert comt (wanneer de vrye Fries door aenklachte ten hove ontboden wordt, en hy ten antwoord komt); Ief hi dan naet komma wil, so aegh him di schelta dis tredda deys selff to bodyen, oen synre bura andert (zoo hy dan niet komen wil, behoort de schout hem den derden dag zelf te dagvaerden, in tegenwoordigheid der gebuerte); Ende (ief hi) nachtferst iaret, so aegh him di grewa nachtferst toe iaen, sonder Aesga doem, ende hi syn andert to iaen, dat hy dys moerns comme (zoo hy eenen nacht uitstel begeert zal de graef hem dien toestaen, zonder vonnis van den Azing, maer hy zal hem zyn woord geven (beloven) dat hy 's morgens komen zal.)Ga naar voetnoot3 Andertja, voor antwoorden, leeft nog voort in den mond der SagelterlandersGa naar voetnoot4. Volgens de schryvers van het Bremisch-Niedersächsisches Wörterbuch, I, bl. 21, zou antwoorden by de platduitschers geheel iets anders wezen dan antern of anteren. Het eerste zou respondere het tweede tradere te | |
[pagina 228]
| |
kennen geven. Scheller nogthans, een geboren Nedersas, verklaert antwêrden of antwôrden door antworten en ook door übergebenGa naar voetnoot1. (In het voorbygaen zy aengestipt, dat de geleerde heer J.H. Hoeufft dit anderen in Noordbraband gehoord heeft en door Bredanaers geschreven gezien, voor antwoorden)Ga naar voetnoot2 Wat eindelyk het hoogduitsch betreft, het is overbekend, dat men daerin nog altyd voor antwoorden antworten, en voor overleveren überantworten gebruikt. Ik verwyze dus, ten aenzien van die tael, naer het woordenboek van Adelung, in hetwelk men beide woorden zeer goed opgehelderd vindtGa naar voetnoot3. Het zal echter niet overtollig zyn daer benevens te doen opmerken, dat het vooraengeplaetste über- eertyds in die tael niet gebezigd werd. Zoo lezen wy, in het Nibelungenlied, Vs 4977: Nu lat die rede stan,
Unze morgen vru, so sult ir her gan,
Ich wil iu antwurten, des ir da habet mut.
En in den Iwein: Er antwurte sich in sine pflegeGa naar voetnoot4.
Intusschen verstond Suchenwirt door antwurt ook wel eens gedrag (gelykerwyze men in Holland zich afgeven zegt, voor: zich aenstellen, zich gedragen): Sein tugenthaft antwurte
Gen reichen und gen armenGa naar voetnoot5.
Doch genoeg met alle deze voorbeelden. Komen wy nu tot de etymologische gronden van het woord. | |
[pagina 229]
| |
Antwoord heeft, gelyk wy gezien hebben, twee leden, te weten, ant en woord. Wat het eerste lid betreft, gaet het vast, dat ant of and zooveel als contra of versus beduidt. In het gothisch is andstanden baerblykelyk tegenstaen, en andsaken tegenspreken. Voorbeelden geeft Grimm, in zyne Deutsche Grammatik, II, bl. 713-716 en 809. Wy mogen dan gerust het daervoor houden, dat dit ant of and gelykstaet met het Grieksch αντι, het Sanskritsch ati, het Oudpruisisch et, Litthausch ant, soms in het Hoogduitsch overgaende tot ent-, en in het Nederduitsch tot ont-, en tot aen-. Met de verklaring van woord gaet het minder gemakkelyk. Na echter rypelyk overwogen te hebben al wat door de opgenoemde taelgeleerden is bygebragt, zoo aerzel ik niet, op het voorbeeld van Bilderdyk, het af te leiden van waren (voorstellen, daerstellen, zyn; waervan ontwaren). De a verwisselt zich, gelyk men weet, in o, in e, in i (B.V. worden, warden, werden, wierden), en uit dien hoofde schreef men eertyds zoowel wart als wort. Dus in den Rinclus van Gielis van Molhem: Hoe mochten si gesijn in rasten
Die wel verstonden ende compasten
Dbedieden mijnre corter warde.
Voor: myner korte woorden. Honderd bewyzen meer zou ik er van kunnen by brengen. Wara of vara (at vara)Ga naar voetnoot1 beduidt in het Noordsch esse, admonere, adnuntiareGa naar voetnoot2. Op d sluitende wordt het warda (wy hebben boven gezien dat ant-varda tradere beteekent). Uit vara komt svara, spreken, ons sweren (door de byvoeging der sibilant s, welke tot den wortel niet behoort); uit | |
[pagina 230]
| |
warda spruiten werden, worden, wierden, enz. De verwantschap van dezen wortel met het Sanskritsch vrit (ire, versari, esse, vivere, loqui) is derhalve niet te miskennen. Om tot een besluit te komen. Uit het aengehaelde blykt dan, dat antwoorden en tegenwoordig zyn beide tegenstellen of tegen-zyn te kennen geven; schoon Huygens spottende in zyn puntdicht van Jacob den tegenspreker een aerdigheid vindt in de dubbelzinnigheid van tegen-woordigheid: By alle singen, seggen, lezen
Wil Jacob tegenwoordigh wesen;
Maer alom weet hy 't best bescheit,
Alom berispt hy dien of dezen;
Ick haet sijn tegen-woordigheit.
Intusschen moeten wy bekennen dat de duitschers beter by den oorsprong zyn gebleven, dan wy, in hun gegenwart. - Antworten, in den zin van overleveren zal dus by hen gelykstaen met gewähren, daerstellen, aenbrengen; hebbende ant-, in dit laetste geval, veeleer de beteekenis van versus dan van contra. Ten slotte zy nog gezegd, dat zoo wy ons antwoorden aen de romanische talen toetsen, men duidelyk zien kan dat het volkomen overeenstemt met het latynsche reponere, ook wel by de Romeinen voor antwoorden gebezigd; als B.V. in dit vers van Juvenalis: Semper ego auditor tantum, nunquamne reponamGa naar voetnoot1?
J.F. WILLEMS. |
|