Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2
(1838)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 334]
| |
Fragmenten van den ridderroman Ogier van Denemarken.
| |
[pagina t.o. 334]
| |
Bl: 334
| |
[pagina 335]
| |
Beware Karle ende den Denois Ogier!
Ic ben gesent al hier,
Denois, stout ridder ende vri,
............’
Ga naar margenoot+‘Dat ghi vor mi neemt bataelge.’
25[regelnummer]
‘SarragoisGa naar voetnoot1, ic sal, sonder faelgeGa naar voetnoot2,
Selve comen iegen den soudaen.’
Gadony seide, sonder waen:
‘Ghi maect groot bareGa naar voetnoot3, Baudoen!
Die soudaen gave om u niet .i. bottoenGa naar voetnoot4,
30[regelnummer]
Ende om sulke vive als ghi sijt,
Waerdi vor hem in een crijtGa naar voetnoot5.
Mi wondert dat Karl sinen gharsoenGa naar voetnoot6
Dus laet verspreken sine baroenGa naar voetnoot7.
Lietict niet dorGa naar voetnoot8 den Denois Ogier,
35[regelnummer]
Ic slougene onder sine lierGa naar voetnoot9.’
Als CharlootGa naar voetnoot10 dat vernam,
Was hi tornech ende gram:
Hi vranc die vust, ende soude den paien
Hebben geslegen, ne waer mettienGa naar voetnoot11
40[regelnummer]
Scoter tusschen die here Morant,
Ende Arnout van Beaulant,
Entie edele grave Reynier.
‘Ay, fel keitijfGa naar voetnoot12 (sprak Karel die coninc fier),
Nemmer moetu goed gescien!
45[regelnummer]
Hoe lettel slachti mienGa naar voetnoot13’
Ogier sprak totten payen:
‘..........
| |
[pagina 336]
| |
Ga naar margenoot+Die sijn .... hevet bestaen.
Hi sliep vaste, sonder waen.
Des morghens, metter dagheraet,
50[regelnummer]
Clommen Sarragoise ten mure waert,
Ende worden den Kerstine geware.
Cleine mochten wesen die scare,
Si lietent seggen ter stont
Des ... zone Danimont.
55[regelnummer]
Hi scoot ten wapinen mettien:
Hi was fel ende ontsien.
Met .C. man es hi upgeseten:
Sere heefti hem vermetenGa naar voetnoot1
Dat hi sal wreken sinen moetGa naar voetnoot2.
60[regelnummer]
Men ondedeGa naar voetnoot3 die porte metter spoet.
Danimont noepte tors met sporen:
Charloot heeftene vercoren.
Si onderstaken hem met groter ghereGa naar voetnoot4;
MallicGa naar voetnoot5 brac sijn spere:
65[regelnummer]
Dat volc vergaderde over hoop;
Dat caplijtsGa naar voetnoot7 wart harde groot.
Die coninc van Ingelant
.....cte sinen brantGa naar voetnoot8.
Hi clovede toten tanden dore
70[regelnummer]
..... magoens ..........
Ga naar margenoot+Men stac sijn ors onder hem doot.
Hi spranker af, met haesten groot,
Ende ginc vechten te voet.
Nu merct oft hem onsiene stoetGa naar voetnoot9:
75[regelnummer]
Een kerstin ontsloop uten here,
Ende voer tote Karle met ghere.
| |
[pagina 337]
| |
Die darme lagen den baroen
Boven up dardsoenGa naar voetnoot1.
Als hi vor sconinx tente quam
80[regelnummer]
Riep hi lude: ‘Coninc, edel man,
Vaert Charlote uwen zone te stadenGa naar voetnoot2:
Vor Rome es hi sere verladen.
Haest u, dor Gode die ons gebood!
Daer es menich kerstin doot.’
85[regelnummer]
Die coninc riep ten wapinen over al.
Daer wert groot gescal.
‘Owi, armeGa naar voetnoot3, sprac die coninc fier,
Vertroest mijn kint, Ogier.’
Ogier seide: ‘ic sout node laten.’
90[regelnummer]
Sine cousen bonden .ij. knapen:
Namels wapendem; ende die Fransoise
Entie van Geneven, entie Vianoise,
Entie Duudsce, entie AvelanseGa naar voetnoot4,
..........
Ga naar margenoot+‘En mach hi u nemen tleven,
95[regelnummer]
So moet hem u vader geven
Die crone van Vrankrike.’
Charloot antwerde haestelike:
‘Sarragois, ic wilt also.
Of God wille ic sals wesen vroGa naar voetnoot5.’
100[regelnummer]
Karel antwerde te desen:
‘Sone, dat ne mach niet wesen;
Sulken camp latic u niet bestaen.’
‘Ay here, wat wildi anevaen?
Wildi dus nedren minen prijs?
105[regelnummer]
Bi den here van paradijs,
Ic ware dan clene ontsien,
Dorstic niet comen iegen .i. paien.
Het nontriedeGa naar voetnoot6 mi nieman, coninc vri!
Ic salne doden, of hi mi.’
| |
[pagina 338]
| |
110[regelnummer]
‘Ja, spac Karel, esset emmer so?
Bi mire wetGa naar voetnoot1, ic maecti onvroGa naar voetnoot2.
Van Vrankrike moetic leven,
Du hads der overdaet bet gegevenGa naar voetnoot3.’
Charloot ne lietGa naar voetnoot4. ‘DorGa naar voetnoot5 Fransois,
115[regelnummer]
No dor Duutsch, no dor Genevois,
In salGa naar voetnoot6 den camp anvaen.’
Ga naar margenoot+Hi nam orlof ter ure,
Ende keerde weder binnen mure.
Vor tpalas beette Karaeu, die vrie,
120[regelnummer]
Met hem die van Persie.
DammirusGa naar voetnoot7 ontfincne wale
Ende Gloriande die smaleGa naar voetnoot8.
‘Here, seide KaraeuGa naar voetnoot9, ic come
Van den kerstinen, ende heb genomen
125[regelnummer]
Eenen camp iegen den Denois,
Die den helm wan up Butram den Sarragois:
Hi hevet ons vele scaden gedaen.
Ic hope wi sullensGa naar voetnoot10 bate ontfaen.
Nu hort hoe icne heb genomen:
130[regelnummer]
Mogic sijns te boven comen,
Ende icne dode in den crite,
Karel gevet ons quite
Ende vri Romenie,
Ende daer toe Lombardie;
135[regelnummer]
Ende mach mi Ogier, die degenGa naar voetnoot11,
MattenGa naar voetnoot12 ende nemen tleven,
Rome .... up geven:
| |
[pagina 339]
| |
Also verre salt Karels wezen
Alst noit hilt Constantijn.’
140[regelnummer]
Ga naar margenoot+Si ghinghen slaen metten swerden.
Menich Sarragois viel daer ter erden,
Dies worden die van binnen geware.
Si quamen uut met groten scaren,
..ij. coninge, die drougen crone,
145[regelnummer]
Ende al tfolc ute Rome,
Entie soudaen van Persijs
(Dies maect ons distorie wijs).
Al tfolc slouch over hoop.
Daer cochte menich dieren coop.
150[regelnummer]
.. lubni die coninc van Cubele
Stac Namelse van Morele
Ende gaeft sinen neve Pinthier.
Die goede here van Bavier
Ginc vechten te voet metten swerde:
155[regelnummer]
Die rouwe quetstem ende deerde,
Dat hi Morele had verloren:
Hi gemoete Ogiere, ende hads torenGa naar voetnoot1
Dat hi sinen oem sach te voet.
Hi beette selve metter spoet,
160[regelnummer]
Ende gaf Namelse sijn paert,
Diere up sat ter vaert.
Ga naar margenoot+Karel, die degen coene,
Dede keren sine baroene.
Charlote versprac hi sere,
165[regelnummer]
Ende seide: ‘GlottoenGa naar voetnoot2, God gevedionnere,
Dat ghi voert sonder minen raet!
U herte es fel ende quaet.’
Hort van den Sarragois meer:
Si hadden rouwe ende seer
| |
[pagina 340]
| |
170[regelnummer]
Dat si dus tonder waren gedaen.
Kabaheu, die Soudaen,
Hinc om hem enen mantel diere,
Wel gewrocht: in der maniere
Ne sach noit man, sonder dienGa naar voetnoot1.
175[regelnummer]
Up .i. muul sat hi mettien,
Ende voer buten Rome allene,
Sonder geselscap, groot of clene:
Die DoverneGa naar voetnoot2 leetGa naar voetnoot3 die degen coene,
Ende quam vor Karels pauwelioene.
180[regelnummer]
Karaeu sprac fier tale:
‘Coninc, hore mi, so doestu wale!
Ic wille camp vechten iegen Ogiere,
Up sulken maniere:
184[regelnummer]
Mach hi mi verwinnen,
.........’Ga naar margenoot+
Tot dus verre achtte men den nederlandschen Oghier van Denemarcken geheel verloren (zie Hoffmann's Horae Belgicae, I, 60, Mone's Uebersicht der Niederländischen Volkslitteratur alterer Zeit, bl. 38, en L.P.C. Van den Bergh's Nederlandsche Volksromans, bl. 181), want het gene D. Buddingh in den Konst-en letterbode, 1837, no 27, bl. 420, beweert uit denzelven te kunnen mededeelen, daervan is hy nog het bewys schuldig. Meer zeker is het, dat er eene duitsche vertaling van bestaet, die het boek aen Jan de Klerk toeschryft:
Dis lernet uns Johann wol der Clerik.
Mone heeft al de bronnen van het gedicht aengewezen in zyn evengemeld Uebersicht, naer hetwelk ik dus den lezer verwyze, indien hy meer naricht mocht verlangen.
J.F. WILLEMS. |
|