Bijlage A. (bij blz. 11).
De Schotsche garde.
De kwestie van de verhouding tot den Engelschen koning was netelig. Dat de Staten die Schotten niet als Nederlandsche onderdanen zonder meer beschouwden, is al uit het in den tekst medegedeelde op te maken. Engelsche onderdanen dan? Daar wilden zij ook niet aan. De capitulaties, van 1742 en 1745 althans, spreken geen woord van de kwestie. Die van 1678 kende den Britschen koning het terugroepingsrecht toe, máár...... de Staten beweerden reeds in 1688 dat die z.g.n. capitulatie slechts een niet-bekrachtigd ontwerp was.Ga naar voetnoot1)
Stellig bestond er in de Brigade in de 18e eeuw een opvatting, dat Britsch onderdaan waren en bleven niet alleen ‘the natives of Britain serving in the Brigade, but their Descendants for any member of generations, though born in a foreign country, while they continued to serve in this Corps’Ga naar voetnoot2).
Zelfs een vreemde werd bij aanstelling in de Schotsche brigade ipso facto Engelsch onderdaan, zoo heette het.Ga naar voetnoot3) En ‘even the children, born in the Brigade were British subjects without naturalisation or any other legal act’, verzekert chaplain Dr. Porteous, in 1795.Ga naar voetnoot4)
Karel II reeds grondde in 1665 zijn gezag over de in Nederland geborenen der brigade op hun ‘being descended of Scottis parents upon the father's side.’Ga naar voetnoot5) Wij zagen echter, dat dezen zelf toen vaak anders dachten.
Onder de bewijsstukken is ook een Memorie der Schotsche officieren, gericht tot de Secretary of War, in 1763. Vreemd is, dat ze eerst in 1774 werd gepubliceerd; in the Scots Magazine; en dat een Engelsch geschiedschrijver, Ferguson, ze daaruit haalde, en niet uit archief of officieele publicatie. Is het stuk wel betrouwbaar? Indien al, dan is toch zijn argumentatie, als men 't al zoo noemen mag, voor hun ‘allegiance to His Majesty’ zeer zwak.Ga naar voetnoot6) Merkwaardig is hier ook de erkenning: ‘not having so much as the knowledge of any capitulation made for them.’
Van Goens' ‘Capitulation, which excluded from the Officer's Places all Foreigners but the sons or grandsons of any officer of the same’Ga naar voetnoot7) zou men zoeken in den tijd der reorganisatie door Mackay ± 1676Ga naar voetnoot8); men vindt ze daar niet, en nergens, ook niet in the Scots Magazine, die ze zoo goed had kunnen gebruiken. Wel zijn facto van 1676 af alle namen weer Schotsch.
In de verschillende meeningen en voorstellingen zullen vele factoren werken: ras- en standsgevoel, individueel en landsbelang, nationale wetgeving, internationaal gebruik, overvragende politiek.
Een ding blijkt wel: het Britsche burgerschap begon toen al taai te kleven. Aan een bijzonder privilegie der brigade geloof ik, alles welbeschouwd, niet: dat had men wel zuinig bewaard. Engelschman is, wiens vader of vaders-vader Engelschman was; zoo is het nu, zoo voelde men het ook toen. Maar evenzeer zal gegolden hebben: ‘the children of English women by aliens are aliens, unless born in the British dominions.’
R.M. van Goens' moeder kan Engelsche geweest zijn, hijzelf, haar zoon bij een Nederlander, in geen geval Engelschman. Tenzij hij officier in de Brigade werd, als de Scots Magazine van 1775 gelijk hadGa naar voetnoot9); wat ik durf betwijfelen, ook al schijnt Van Goens hetzelfde te bewerenGa naar voetnoot10). Zijn voorstellingen